3. Waterkracht
Wereldwijd is waterkracht de belangrijkste bron van hernieuwbare elektriciteit. Nederland heeft echter weinig waterkracht vanwege de geringe hoogteverschillen in de lopen van de rivieren. De totale productie wordt gedomineerd door drie centrales in de grote rivieren die goed zijn voor meer dan 90 procent van het vermogen. Sinds 1990 zijn er geen grote waterkrachtcentrales bijgekomen. Van het totale eindverbruik van hernieuwbare energie komt in 2022 0,1 procent voor rekening van waterkracht.
Niet-genormaliseerd (mln kWh) | Genormaliseerd (mln kWh) | |
---|---|---|
1990 | 85 | 85 |
1991 | 104 | 95 |
1992 | 120 | 103 |
1993 | 92 | 100 |
1994 | 100 | 100 |
1995 | 88 | 98 |
1996 | 80 | 96 |
1997 | 92 | 95 |
1998 | 112 | 97 |
1999 | 90 | 96 |
2000 | 142 | 100 |
2001 | 117 | 102 |
2002 | 110 | 103 |
2003 | 72 | 100 |
2004 | 95 | 100 |
2005 | 88 | 100 |
2006 | 106 | 100 |
2007 | 107 | 99 |
2008 | 102 | 100 |
2009 | 98 | 100 |
2010 | 105 | 101 |
2011 | 57 | 100 |
2012 | 104 | 100 |
2013 | 114 | 101 |
2014 | 112 | 102 |
2015 | 93 | 99 |
2016 | 100 | 98 |
2017 | 61 | 94 |
2018 | 72 | 94 |
2019 | 74 | 93 |
2020 | 46 | 90 |
2021** | 88 | 89 |
2022** | 50 | 87 |
**Nader voorlopige cijfers |
Ontwikkelingen
De niet-genormaliseerde elektriciteitsproductie uit waterkracht was in 2022 een stuk lager dan in 2021. De jaarlijkse variatie in productie wordt bepaald door de variatie in de watertoevoer in de grote rivieren. Om die variaties niet direct in de ontwikkeling door te laten werken, wordt er in de RED en ook in het Protocol Monitoring Hernieuwbare Energie, RVO en CBS gerekend met genormaliseerde cijfers. De genormaliseerde elektriciteitsproductie uit waterkracht is nagenoeg constant.
Aantal systemen ≥0,1 MW | Opgesteld elektrisch vermogen (MW) | Bruto eindverbruik (TJ) | Vermeden verbruik van fossiele primaire energie (TJ) | Vermeden emissie CO2 (kton) | |
---|---|---|---|---|---|
1990 | 5 | 37 | 306 | 818 | 59 |
2000 | 6 | 37 | 362 | 911 | 65 |
2010 | 7 | 37 | 364 | 861 | 58 |
2015 | 7 | 37 | 355 | 858 | 67 |
2020 | 7 | 37 | 324 | 676 | 38 |
2021** | 7 | 37 | 319 | 711 | 45 |
2022** | 8 | 38 | 312 | 695 | 44 |
Bron: CBS **Nader voorlopige cijfers |
Methode
Zie voor een omschrijving van de methode inclusief rekenvoorbeelden 4.5 Energie uit Water uit Protocol Monitoring Hernieuwbare Energie, RVO en CBS
Voor de periode 1990–1997 komen de gegevens uit CBS-enquêtes. Voor de periode 1998 tot en met juni 2001 is gebruik gemaakt van gegevens van EnergieNed, en vanaf juli 2001 van gegevens van Verticer (voorheen CertiQ).
Zowel voor het opgesteld vermogen als voor de elektriciteitsproductie is een ondergrens gehanteerd van 0,1 MW geïnstalleerd vermogen per installatie. Beneden deze grens zijn enkele kleinere installaties aanwezig met een totaal geschat vermogen van ongeveer 0,3 MW. Dat is minder dan 1 procent van het totaal. De onnauwkeurigheid in de berekening van de hernieuwbare energie uit waterkracht wordt geschat op ongeveer 2 procent.