3. Omvang, aard, en kenmerken
Op basis van de meest actuele gegevens uit bestaand onderzoek wordt in deze paragraaf een schatting gegeven van de omvang van huiselijk geweld en kindermishandeling. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen slachtoffers van huiselijk geweld en van kindermishandeling. Voor de prevalentie van kindermishandeling zijn uitkomsten uit het onderzoeksprogramma van het WODC uit 2019 naar de prevalentie van huiselijk geweld en kindermishandeling gebruikt. Meer specifiek is gebruik gemaakt van het overkoepelde syntheserapport van het WODC en twee deelstudies: een zelfrapportagestudie kindermishandeling onder scholieren van de Radboud Universiteit en een informantenstudie kindermishandeling onder professionals die werken met kinderen van Universiteit Leiden / TNO Child Health. Op basis van deze onderzoeken worden ook enkele (persoons)kenmerken van slachtoffers beschreven.
Op basis van de Prevalentiemonitor Huiselijk Geweld en Seksueel Grensoverschrijdend Gedrag 2022 (PHGSG 2022) wordt in dit hoofdstuk inzicht gegeven in de prevalentie van huiselijk geweld en de mate waarin slachtoffers van huiselijk geweld (en seksueel grensoverschrijdend gedrag) het geweld/gedrag bespreken met anderen. Daarnaast wordt de aard van het geweld beschreven op basis van gegevens van Veilig Thuis. De Veilig Thuis organisaties zijn het adviespunt en meldpunt voor huiselijk geweld en kindermishandeling4). Ten slotte wordt in dit hoofdstuk nader gekeken naar plegers van huiselijk geweld op basis van een recidiveonderzoek van het WODC, waarbij recidive is gedefinieerd in termen van strafzaken5).
Geschat aantal slachtoffers van huiselijk geweld
In de periode maart-april 2022 gaf 9 procent van de personen van 16 jaar en ouder aan in de afgelopen 12 maanden slachtoffer te zijn geweest van een of meerdere vormen van huiselijk geweld6). Dit zijn omgerekend 1,3 miljoen personen. De jaarprevalentie van huiselijk geweld in 2022 verschilt niet significant van die van 2020 (8 procent)7). Huiselijk geweld omvat één of meer vormen van fysiek geweld in huiselijke kring, dwingende controle in huiselijke kring, stalking door een ex-partner en seksueel grensoverschrijdend gedrag in huiselijke kring. Zes procent van de personen van 16 jaar en ouder gaf aan in de afgelopen 12 maanden tenminste een van de vormen van huiselijk geweld structureel, dat wil zeggen (bijna) dagelijks, wekelijks of maandelijks te hebben meegemaakt8). Alle vormen van dwingende controle en stalking door ex-partner zijn als structureel meegeteld. Het betreft een minimumschatting omdat onbekend is hoeveel personen slachtoffer werden van meerdere vormen van geweld, die afzonderlijk niet structureel voorkwamen maar bij elkaar wel optellen tot ‘structureel geweld’.
Slachtofferschap van huiselijk geweld neemt sterk af met toenemende leeftijd. Zo werd 25 procent van de 16- tot 18-jarigen slachtoffer tegen 3 procent van de 65-plussers. Vrouwen werden iets vaker slachtoffer dan mannen (10 tegen 8 procent). Verder waren alleenstaande ouders relatief vaak slachtoffer van huiselijk geweld en kwam slachtofferschap vaker voor bij personen in huishoudens met een lager welvaartsniveau.
Categories1 | Categories2 | 2022 (% personen van 16 jaar en ouder) |
---|---|---|
Totaal | 8,8 | |
Geslacht | vrouwen | 10,0 |
Geslacht | mannen | 7,6 |
Leeftijd | 16 tot 18 jaar | 24,6 |
Leeftijd | 18 tot 24 jaar | 16,1 |
Leeftijd | 24 tot 45 jaar | 10,6 |
Leeftijd | 45 tot 65 jaar | 7,6 |
Leeftijd | 65 jaar of ouder | 3,1 |
Positie in het huishouden | thuiswonend kind | 17,5 |
Positie in het huishouden | alleenstaande | 9,1 |
Positie in het huishouden | partner, geen kinderen | 5,5 |
Positie in het huishouden | partner, met kinderen | 7,2 |
Positie in het huishouden | alleenstaande ouder | 15,8 |
Welvaart | eerste (laagste) kwintiel | 12,1 |
Welvaart | tweede kwintiel | 9,9 |
Welvaart | derde kwintiel | 8,0 |
Welvaart | vierde kwintiel | 8,2 |
Welvaart | vijfde (hoogste) kwintiel | 7,5 |
Bron: CBS/WODC |
Het merendeel van de slachtoffers van huiselijk of seksueel grensoverschrijdend gedrag besprak het geweld met één of meerdere personen (figuur 3.2). Dit percentage is, net zoals in 2020, het hoogst bij slachtoffers van stalking door de ex-partner (91 procent). Ze bespraken het geweld het vaakst met een vriend of vriendin. Slachtoffers van online seksuele intimidatie hebben er het minst vaak met iemand over gesproken (63 procent); als zij erover spraken deden ook zij dit het vaakst met een vriend of vriendin. De drie vormen van seksueel grensoverschrijdend gedrag in figuur 3.2 omvatten alle vormen van seksueel grensoverschrijdend gedrag. Dit kan zowel binnen als buiten de huiselijke kring plaatsvinden. Een deel van het seksueel grensoverschrijdend gedrag dat in de Prevalentiemonitor Huiselijk Geweld en Seksueel Grensoverschrijdend Gedrag is onderzocht valt daardoor buiten de scope van deze impactmonitor, namelijk het seksueel grensoverschrijdend gedrag dat buiten de huiselijke kring plaatsvindt.
Categories1 | Met iemand gepraat totaal (% van slachtoffers in afgelopen 12 maanden) | Met partner (% van slachtoffers in afgelopen 12 maanden) | Met ander gezins- of familielid (% van slachtoffers in afgelopen 12 maanden) | Met vriend / vriendin (% van slachtoffers in afgelopen 12 maanden) | Met hulpverlener (bijv. huisarts, psycholoog, maatschappelijk werker) (% van slachtoffers in afgelopen 12 maanden) | Met iemand van Veilig Thuis (% van slachtoffers in afgelopen 12 maanden) | Met iemand van Centrum Seksueel Geweld (% van slachtoffers in afgelopen 12 maanden) | Met de politie (% van slachtoffers in afgelopen 12 maanden) | Met iemand anders (% van slachtoffers in afgelopen 12 maanden) | geen antwoord (% van slachtoffers in afgelopen 12 maanden) |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Fysiek geweld in huiselijke kring | 73,3 | 36,2 | 31,2 | 31,7 | 21,1 | 4,2 | 0,0 | 7,1 | 8,3 | 3,5 |
Dwingende controle in huiselijke kring | 77,8 | 34,4 | 32,1 | 42,3 | 32,0 | 2,9 | 0,0 | 4,7 | 9,1 | 3,3 |
Stalking door ex-partner | 91,0 | 32,0 | 41,2 | 62,5 | 31,7 | 5,2 | 0,0 | 9,0 | 13,4 | 0,9 |
Offline seksuele intimidatie | 65,6 | 28,4 | 15,4 | 41,4 | 7,3 | 0,0 | 0,2 | 0,9 | 8,7 | 1,2 |
Online seksuele intimidatie | 62,8 | 21,7 | 12,3 | 40,7 | 5,2 | 0,2 | 0,3 | 1,6 | 6,6 | 1,8 |
Fysiek seksueel geweld | 70,9 | 25,1 | 12,0 | 48,6 | 9,6 | 0,1 | 0,6 | 0,9 | 7,3 | 1,0 |
Bron: CBS/WODC |
In de periode maart-april 2022 geeft 15 procent van 16-plussers aan weleens een vermoeden te hebben gehad of weleens getuige te zijn geweest van huiselijk geweld bij iemand in de omgeving. Vrouwen zeggen dit vaker dan mannen: 18 tegen 13 procent.
Ruim 8 op de 10 zeggen met iemand te hebben gepraat over hun vermoeden of dat ze getuige zijn geweest. Het grootste deel geeft aan hierover met het slachtoffer zelf te hebben gepraat of met iemand die het slachtoffer kent. Met de (vermoedelijke) pleger of iemand die de (vermoedelijke) pleger kent is minder vaak gepraat.
categories1 | Percentage personen vermoeden getuige (% van personen van 16 jaar of ouder met vermoeden/getuige) |
---|---|
Totaal | 82,3 |
Met iemand in mijn omgeving die slachtoffer en dader niet kent | 15,9 |
Met het slachtoffer van huiselijk geweld | 38,9 |
Met iemand die het slachtoffer kent | 29,6 |
Met de pleger van het huiselijk geweld | 13,0 |
Met iemand die de pleger kent | 13,0 |
Met een hulpverlener | 19,3 |
Met iemand anders | 8,0 |
Geen antwoord | 4,2 |
Bron: CBS/WODC 1) Meerdere antwoorden mogelijk |
Geschat aantal slachtoffers kindermishandeling
Ruim 1 op de 10 scholieren in de eerste vier jaar van het voortgezet onderwijs is in het voorgaande jaar slachtoffer geworden van kindermishandeling. Dit blijkt uit schattingen op basis van de zelfrapportagestudie van de Radboud Universiteit onder middelbare scholieren in 2016. Dit komt neer op ongeveer 105 duizend scholieren. Psychologische agressie (d.w.z. dreigen met slaan) en fysiek geweld tegen de scholier kwamen het vaakst voor. Van de meisjes rapporteert 15 procent slachtoffer te zijn geworden in het jaar voorafgaand aan het onderzoek; van de jongens is dit 10 procent. Seksueel misbruik dat is gepleegd door een ander minderjarig gezinslid of een meer- of minderjarige die niet tot het gezin behoort, is in deze studie meegeteld als kindermishandeling. Fysiek en psychisch geweld is alleen meegeteld wanneer dit door de ouders is gepleegd. Verder valt het getuige zijn van fysiek geweld tussen de ouders hier wel onder de definitie van kindermishandeling, maar het getuige zijn van geweld tussen overige gezinsleden valt niet onder de definitie. Daarnaast is verwaarlozing niet meegenomen in de definitie van slachtoffer van kindermishandeling in het voorgaande jaar9).
Op basis van een andere bron, de informantenstudie onder professionals van Universiteit Leiden/TNO Child Health, hebben naar schatting tussen de 89 duizend en 127 duizend kinderen van 0 tot en met 17 jaar in 2017 te maken gehad met kindermishandeling. Dit komt neer op ongeveer 3 procent van alle minderjarigen. Voor deze totaalschatting van de prevalentie is ook gebruik gemaakt van gegevens van Veilig Thuis. De meeste kinderen waarover wordt gerapporteerd door de informanten, zijn slachtoffer van emotionele en/of fysieke verwaarlozing. Volgens de informantenrapportages zijn meisjes en jongens even vaak slachtoffer van kindermishandeling, maar meisjes zijn wel vaker slachtoffer van seksueel misbruik en emotionele mishandeling. Voor adolescente meisjes (12 tot en met 17 jaar) wordt bovendien vaker mishandeling gerapporteerd dan voor adolescente jongens.
Totaal (%) | Jongens (%) | Meisjes (%) | |
---|---|---|---|
Zelfrapportage scholieren (VO, klas 1-4) | 12 | 10 | 15 |
Informantenstudie (kinderen 0-17 jaar)¹ | 3 | ||
Bron: Radboud Universiteit Nijmegen (scholierenonderzoek) en Universiteit Leiden/TNO (informantenstudie) | |||
1) Geen significant verschil gevonden tussen jongens en meisjes |
Voor 29 procent van alle slachtoffers is door de informanten meer dan één vorm van kindermishandeling gerapporteerd. Uit de informantenstudie blijkt voorts dat de kans op kindermishandeling beduidend groter is (ongeveer 3 tot 5 keer zo hoog) in gezinnen met een laag opleidingsniveau dan in gezinnen met een hoog opleidingsniveau. Ook is de kans op kindermishandeling groter in gezinnen waarin geen van de ouders betaald werk verricht dan in gezinnen met ten minste één werkende ouder. Ten slotte is de kans ook groter in gezinnen met een niet-Nederlandse migratieachtergrond (eerste generatie) dan in gezinnen met een Nederlandse migratieachtergrond (inclusief kinderen van niet-Nederlandse migratieachtergrond vanaf de derde generatie).
Samenloop slachtofferschap van huiselijk geweld en kindermishandeling binnen gezinnen
Binnen gezinnen kan geweld plaatsvinden tussen de verschillende gezinsleden. Dit noemen we samenloop van kindermishandeling met ander huiselijk geweld binnen gezinnen. Dit kan zijn tussen ouders en kinderen, tussen ouders onderling en tussen de kinderen onderling. Hieronder wordt in het bijzonder mishandeling door één of beide ouders tegen ten minste één kind én geweld tussen ouders onderling (inclusief ex-partner en nieuwe partner) binnen een bepaalde periode beschreven.
Bij 2,5 procent van álle scholieren in de zelfrapportagestudie was sprake van een samenloop van fysiek geweld tussen de ouders en kindermishandeling gericht op de scholier zelf. Onder de groep scholieren die slachtoffer was van kindermishandeling, was bij 17 procent tevens sprake van fysiek geweld tussen de ouders. Ook bij deze percentages geldt dat verwaarlozing niet is meegeteld bij de definitie van kindermishandeling, omdat gekeken is naar kindermishandeling in het voorgaande jaar.
Aard van het geweld en/of de mishandeling
Kindermishandeling en huiselijk geweld komen voor in allerlei verschillende vormen. Op basis van de vermoedelijke aard van het geweld zoals dat is vastgelegd bij de adviezen en meldingen bij Veilig Thuis, kan hiervan een beeld worden gevormd. Veilig Thuis is het adviespunt en meldpunt voor huiselijk geweld en kindermishandeling. Slachtoffers, omstanders en professionals kunnen contact opnemen met Veilig Thuis als zij een vermoeden hebben van kindermishandeling en/of huiselijk geweld10). Veilig Thuis kan advies en ondersteuning geven over wat degene, die contact opneemt met Veilig Thuis, zelf kan doen. Is dit niet mogelijk of is de situatie te complex of ernstig? Dan kan degene die contact opneemt met Veilig Thuis een melding doen en komt Veilig Thuis in actie.
Op hoofdlijnen worden de volgende soorten geweld en mishandeling onderscheiden: kindermishandeling, ouderenmishandeling, geweld tegen ouders, (ex-) partnergeweld of overig huiselijk geweld (bijvoorbeeld tussen broers/zussen). Het gaat hierbij om de vermoedens van de adviesvrager of melder over de aard van het geweld. Dit kan afwijken van de daadwerkelijke aard van het geweld. Ook kan later, tijdens de verdere inzet van Veilig Thuis, blijken dat er nog méér aan de hand is dan alleen de door de adviesvrager of melder genoemde aard van het geweld. Eén advies of melding kan gaan over meerdere soorten van geweld.
De meeste adviezen en meldingen gaan over situaties waarbij de adviesvrager/melder een vermoeden heeft van kindermishandeling, respectievelijk 33,9 duizend adviezen en 29,7 duizend meldingen in het 1e halfjaar 2022 (figuren 3.5 en 3.6). Ook zijn er 20,2 duizend adviezen en 13,2 duizend meldingen ontvangen in het eerste halfjaar van 2022 over andere problematiek dan huiselijk geweld of kindermishandeling. Bij de meldingen betreft dit onder andere politiemeldingen met overige zorgen over een minderjarige en de meldingen die de politie doet naar aanleiding van het ProKid signaleringsinstrument of vanwege een strafbaar feit. Ten opzichte van het eerste halfjaar van 2021 daalt zowel het totale aantal adviezen (met 2 procent) als het totale aantal meldingen (met 1 procent). Bij adviezen is de grootste relatieve afname te zien bij geweld tegen ouders (11 procent afname) en ouderenmishandeling (10 procent afname). Bij meldingen daalt het aantal meldingen over overig huiselijk geweld met 7 procent ten opzichte van het eerste halfjaar van 2021, meldingen over kindermishandeling dalen met 6 procent en meldingen over ouderenmishandeling met 5 procent.
Categories1 | Kindermishandeling (aantal gestarte adviezen) | Geweld tegen ouders (aantal gestarte adviezen) | (Ex-)Partnergeweld (aantal gestarte adviezen) | Ouderenmishandeling (ouder dan 65 jaar) (aantal gestarte adviezen) | Huiselijk geweld overig (aantal gestarte adviezen) | Andere problematiek... (aantal gestarte adviezen) | Onbekend (aantal gestarte adviezen) |
---|---|---|---|---|---|---|---|
1e halfjaar 2019 | 24700 | 1100 | 9625 | 1645 | 5280 | 15310 | 3955 |
2e halfjaar 2019 | 27370 | 1295 | 11160 | 2140 | 5025 | 16530 | 750 |
1e halfjaar 2020 | 30380 | 1490 | 12970 | 1860 | 5355 | 17120 | 330 |
2e halfjaar 2020 | 32780 | 1560 | 14670 | 2060 | 5360 | 19005 | 300 |
1e halfjaar 2021 | 35750 | 1610 | 15160 | 2045 | 5835 | 19855 | 340 |
2e halfjaar 2021 | 34050 | 1485 | 15350 | 2035 | 5725 | 20645 | 290 |
1e halfjaar 2022* | 33935 | 1435 | 15030 | 1850 | 5750 | 20155 | 370 |
1) Er kunnen meerdere aarden van geweld/mishandeling van toepassing zijn op één advies |
Categories1 | Kindermishandeling (aantal ontvangen meldingen) | Geweld tegen ouders (aantal ontvangen meldingen) | (Ex-)Partnergeweld (aantal ontvangen meldingen) | Ouderenmishandeling (ouder dan 65 jaar) (aantal ontvangen meldingen) | Huiselijk geweld overig (aantal ontvangen meldingen) | Andere problematiek... (aantal ontvangen meldingen) | Onbekend (aantal ontvangen meldingen) |
---|---|---|---|---|---|---|---|
1e halfjaar 2019 | 25150 | 2535 | 18590 | 1100 | 8505 | 17530 | 6645 |
2e halfjaar 2019 | 30440 | 2955 | 22690 | 1390 | 8575 | 17155 | 2405 |
1e halfjaar 2020 | 30720 | 3300 | 23555 | 1295 | 8340 | 15205 | 1635 |
2e halfjaar 2020 | 32080 | 3320 | 23570 | 1300 | 7720 | 14215 | 1310 |
1e halfjaar 2021 | 31730 | 3200 | 23280 | 1210 | 7330 | 13495 | 1025 |
2e halfjaar 2021 | 29760 | 2920 | 23100 | 1185 | 7035 | 13180 | 1080 |
1e halfjaar 2022* | 29670 | 3215 | 22875 | 1150 | 6820 | 13230 | 2465 |
1) Er kunnen meerdere aarden van geweld/mishandeling van toepassing zijn op één melding |
In sommige gevallen leidt (ex-)partnergeweld tot het overlijden van het slachtoffer. In 2021 zijn er 5 mannen en 23 vrouwen om het leven gekomen door moord of doodslag waarbij de (vermoedelijke) dader de (ex-) partner was. In 2019 en 2020 ging het om vergelijkbare aantallen. In 2018 was het aantal vrouwelijke slachtoffers van moord- en doodslag door de (ex-) partner fors hoger, het ging in dat jaar om 33 vrouwen. In de periode 2017 tot en met 2021 had de politie bij 96 procent van de vrouwen die slachtoffer waren van moord en doodslag een dader in beeld. Bij bijna 6 op de 10 vrouwen die in deze periode werden vermoord, was de vermoedelijke dader de (ex-) partner. Bij mannen was bij 83 procent van de slachtoffers een dader in beeld, bij 5 procent was de vermoedelijke dader de (ex-) partner.
Mannen (aantal) | Vrouwen (aantal) | |
---|---|---|
2016 | 2 | 21 |
2017 | 5 | 18 |
2018 | 2 | 33 |
2019 | 4 | 23 |
2020 | 4 | 24 |
2021* | 5 | 23 |
Kenmerken plegers huiselijk geweld
De informatie in deze paragraaf over plegers van huiselijk geweld is gebaseerd op het meest recente recidiveonderzoek van het WODC (T.W.Piersma e.a. (2021) en de WODC recidivemonitor). De onderzoeksgroep bestaat uit daders van huiselijk geweld die in de periode 2008 tot en met 2017 door het Openbaar Ministerie (OM) zijn vervolgd en waarbij het plegen van huiselijk geweld bewezen werd verklaard. Hierbij is de definitie van huiselijk geweld leidend zoals die in deze periode werd gehanteerd door het OM. De definitie is echter aan verandering onderhevig. Lange tijd werd huiselijk geweld gedefinieerd als ‘geweld dat door iemand uit de huiselijke kring van het slachtoffer is gepleegd’, waarbij de huiselijke kring bestond uit partners, ex-partners, gezinsleden, familieleden en huisvrienden, en het ging om fysiek geweld, seksueel geweld, stalking en bedreiging. Met ingang van 2015/2016 wordt echter een ruimere definitie van huiselijk geweld gehanteerd: ‘geweld dat wordt gepleegd door iemand uit de directe persoonlijke omgeving van het slachtoffer, waarbij het slachtoffer in een relatie van afhankelijkheid en/of onvrijheid staat ten opzichte van de pleger’. Hierbij is de kring van daders uitgebreid en kunnen bijvoorbeeld ook medewerkers van zorginstellingen en trainers/coaches van (sport) verenigingen huiselijk geweld plegen. Ook het geweld is breder gedefinieerd, waarbij nu expliciet ‘benadeling van de gezondheid’, ‘emotionele/psychische verwaarlozing’ en ‘financiële uitbuiting’ worden genoemd. Mogelijk leidt een bredere definitie tot de identificatie van een grotere groep daders van huiselijk geweld en een hogere recidiveprevalentie onder deze daders. Recidive is geoperationaliseerd als ‘een delict dat leidt tot een nieuwe strafzaak’.
De onderzoeksgroep van het recidive onderzoek van het WODC vormt slechts een klein deel van de totale populatie van daders van huiselijk geweld in Nederland. In het onderzoek gaat het om incidenten die bij de politie bekend zijn en daarna door het OM zijn vervolgd, waarbij de vervolging tot een veroordeling heeft geleid. Vermoedelijk vormt de onderzoeksgroep het zwaardere segment van alle daders van huiselijk geweld.
Van de in 2017 veroordeelde daders van huiselijk geweld was 90 procent man. Dit aandeel is hoger dan het aandeel mannen onder alle in 2017 strafrechtelijk veroordeelden (82 procent). Van de daders van huiselijk geweld was 64,8 procent 30 jaar of ouder, tegenover 55,8 procent van alle daders. Slechts 3,1 procent was minderjarig, tegenover 6,8 procent van de gehele daderpopulatie. De percentages zijn nauwelijks veranderd ten opzichte van het eerdere onderzoek naar de in 2015 veroordeelde daders van huiselijk geweld.
Bij 72,6 procent van de veroordelingen in 2017 ging het om eenvoudige mishandeling en bij 12,8 procent om bedreiging. In 2015 was dit nog respectievelijk 76,8 procent en 14,3 procent. De overige, veel minder vaak voorkomende vormen van geweld, betroffen onder andere zware mishandeling, belaging en moord/doodslag.
In het grootste gedeelte van de strafzaken in 2017 over huiselijk geweld ging het om partnermishandeling (49,8 procent), gevolgd door overig huiselijk geweld (36,6 procent), oudermishandeling (7,6 procent) en kindermishandeling (6 procent).
5) Het begrip recidive is in de gehele keten van betrokken organisaties uiteraard veel breder (bijvoorbeeld gezinnen waarover opnieuw een melding bij Veilig Thuis wordt gedaan na een periode zonder geweld). Om te komen tot een zinvolle definitie van deze bredere vorm van recidive is nadere afstemming nodig tussen de betrokken partijen in deze keten.
6) Op basis van Prevalentiemonitor Huiselijk Geweld en Seksueel Grensoverschrijdend Gedrag 2022 van CBS/WODC. Verbale agressie is hierbij niet meegeteld. Het percentage huiselijk geweld inclusief verbale agressie bedraagt 32 procent.
7) Omdat de verschillen tussen 2020 en 2022 niet significant zijn, worden de overige uitkomsten uit de PHGSG 2022 in deze rapportage niet vergeleken met die uit de PHGSG 2020.
8) Het percentage structureel huiselijk geweld inclusief structurele verbale agressie bedraagt 8 procent.
9) Bij de vragen over verwaarlozing kon de scholier geen tijdsperiode aangeven, de scholier moest aangeven of er ooit sprake van is geweest. Daarom is verwaarlozing niet meegenomen in de definitie van slachtofferschap in het afgelopen jaar.
10) Voor professionals geldt een meldcode, zie https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/huiselijk-geweld/meldcode.