Samenvatting
De rentepercentages waarvoor zorgconcerns langlopende leningen afsluiten verschillen sterk. De spreiding van de mediane rentepercentages is sinds de introductie van de rentenormering in 1996 afgenomen, maar neemt vanaf 2006 weer toe, om vervolgens in 2019 weer af te nemen. Vanaf 2006 wordt de afstand tussen de afgesloten rentepercentages en de kapitaalmarktrente steeds iets groter. Hierbij liggen de afgesloten rentepercentages boven de kapitaalmarktrente. De niet opgehoogde rentelasten van langlopende leningen op basis van de werkelijke rente uit de jaarrekeningen 2019 over de jaren 1995 tot en met 2019 zijn gelijk aan 269,7 miljoen euro voor Wlz-zorginstellingen. Dat is hoger dan de berekende rentelasten op basis van de kapitaalmarktrente, ter hoogte van 198,3 miljoen euro.
Tussen afgesloten rentepercentages en sector is geen duidelijk verband zichtbaar. Er is wel een mogelijke relatie met de grootteklasse van de totale bedrijfsopbrengsten. Zo is zichtbaar dat vanaf 2012 de kleine zorgconcerns leningen met hogere rentes hebben afgesloten dan de overige zorgconcerns. In de uitkomsten van dit onderzoek lijkt de looptijd in jaren van de lening tevens van invloed op het gerealiseerde rentepercentage. Bij bijna alle Wlz-zorginstellingen stijgt het rentepercentage mee met de lengte van de oorspronkelijke looptijd van de leningen. De uitzondering is de sector GHZ waar het gemiddelde rentepercentage van de leningen met een looptijd minder dan 5 jaar juist het hoogst is. Ten slotte lijkt er voor de sector GGZ sprake te zijn van een verband tussen het weerstandsvermogen en het afgesloten rentepercentage.
De populatie in dit onderzoek bestaat uit zorgconcerns die als hoofdactiviteit Geestelijke Gezondheidszorg met overnachting (GGZ), Gehandicaptenzorg (GHZ) en Verpleeghuis- en Verzorgingshuiszorg (V&V) hebben en die geheel of gedeeltelijk gefinancierd worden vanuit de Wlz; de Wlz-zorginstellingen. De Wlz-zorginstellingen uit de steekproef hebben gezamenlijk 31,7 miljard euro aan totale bedrijfsopbrengsten en vertegenwoordigen daarmee 91,9 procent van de totale bedrijfsopbrengsten van alle zorginstellingen met eerder genoemde hoofdactiviteit.