4. Ontwikkelingen 2015-2019
In dit hoofdstuk wordt de ontwikkeling van de kengetallen resultaat gewone bedrijfsvoering (EBT), weerstandsvermogen, solvabiliteit, current ratio en omloopsnelheid kapitaal over de jaren 2015 tot en met 2019 beschreven.
4.1 Populatie
De onderzoekspopulatie bestaat uit alle (concerns van) zorginstellingen waarvan de benodigde financiële gegevens zijn aangeleverd via DigiMV. In termen van de totale bedrijfsopbrengsten bedraagt de dekking van de zorginstellingen in deze analyse nagenoeg 100 procent.
2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | |
---|---|---|---|---|---|
Zorgsector totaal | 892 | 844 | 918 | 1 009 | 960 |
Totaal Cure (excl. GGZ-Zvw) | 93 | 88 | 85 | 85 | 82 |
Universitair medische centra | 8 | 8 | 8 | 8 | 8 |
Algemene ziekenhuizen | 64 | 61 | 59 | 59 | 57 |
Categorale ziekenhuizen | 21 | 19 | 18 | 18 | 17 |
Totaal Care (incl. GGZ-Zvw) | 799 | 756 | 833 | 924 | 878 |
Geestelijke gezondheidszorg | 160 | 102 | 107 | 108 | 98 |
Gehandicaptenzorg | 175 | 172 | 219 | 252 | 256 |
Verpleging en verzorging | 355 | 311 | 338 | 343 | 339 |
Thuiszorg | 109 | 171 | 169 | 221 | 185 |
Bron: CBS. |
2015 (%) | 2016 (%) | 2017 (%) | 2018 (%) | 2019 (%) | |
---|---|---|---|---|---|
Zorgsector totaal | 100,0 | 98,3 | 99,0 | 98,6 | 98,2 |
Totaal Cure (excl. GGZ-Zvw) | 100,0 | 99,8 | 100,0 | 100,0 | 100,0 |
Universitair medische centra | 100,0 | 100,0 | 100,0 | 100,0 | 100,0 |
Algemene ziekenhuizen | 100,0 | 100,0 | 100,0 | 100,0 | 100,0 |
Categorale ziekenhuizen | 100,0 | 95,8 | 99,8 | 100,0 | 100,0 |
Totaal Care (incl. GGZ-Zvw) | 100,0 | 97,0 | 98,1 | 97,5 | 96,8 |
Geestelijke gezondheidszorg | 100,0 | 98,9 | 99,4 | 99,4 | 97,5 |
Gehandicaptenzorg | 99,9 | 97,8 | 98,6 | 98,6 | 98,4 |
Verpleging, verzorging en thuiszorg | 100,0 | 95,9 | 97,4 | 96,2 | 95,6 |
Bron: CBS. |
4.2 Resultaat gewone bedrijfsvoering (EBT)
Het kengetal resultaat gewone bedrijfsvoering (EBT) geeft aan hoe groot het resultaat voor belasting is ten opzichte van de bedrijfsopbrengsten. Zorginstellingen hebben traditioneel een relatief lage winstmarge.
Tabel 7.2.1 van de tabellenbijlage laat zien dat het gemiddelde resultaat van 2,4 procent in 2015, daalde naar 2,1 procent in 2016, om in 2017 en 2018 weer te stijgen naar respectievelijk 3,7 procent en 4,2 procent en in 2019 weer te dalen naar 3,1 procent. De waarschijnlijke oorzaak van de dip in 2016 is de stijging van de personeelskosten door structurele cao-loonsverhogingen en een nieuwe cao-regeling over de onregelmatigheidstoeslag. Deze regeling is met terugwerkende kracht ingevoerd vanaf 2012, waardoor in 2016 een extra kostenpost is ontstaan. Het resultaat van de careinstellingen kent daarom ook eenzelfde ontwikkeling met 2,5 procent in 2015, een daling naar 2,2 procent in 2016, stijgingen in 2017 en 2018 naar respectievelijk 3,9 procent en 4,5 procent en een daling in 2019 naar 3,2 procent. De sector GGZ laat vanaf 2016 echter een dalende trend zien. Bij de cure-instellingen blijft het gemiddelde resultaat in de jaren 2015 t/m 2019 redelijk gelijk rond de 1,8 procent.
2015 (%) | 2016 (%) | 2017 (%) | 2018 (%) | 2019 (%) | |
---|---|---|---|---|---|
Algemene ziekenhuizen | 1,6 | 1,6 | 1,7 | 1,6 | 1,6 |
Geestelijke gezondheidszorg | 3,1 | 3,6 | 3,5 | 3,3 | 2,6 |
Gehandicapten zorg | 5,2 | 4,3 | 4,5 | 5,5 | 4,2 |
Verpleging en verzorging | 1,3 | -0,3 | 2,4 | 3,0 | 2,4 |
Thuiszorg | 1,1 | 3,7 | 6,4 | 6,1 | 3,7 |
Het gemiddelde resultaat van de cure-instellingen is in 2019 licht gestegen ten opzichte van 2018. Daarentegen is het gemiddelde resultaat van de care-instellingen gedaald ten opzichte van 2018. De instellingen voor gehandicaptenzorg vormen in 2019 de sector met het hoogste gemiddelde resultaat. In 2015 en 2016 was het gemiddelde resultaat van de instellingen voor gehandicaptenzorg ook al het hoogste binnen de zorgsectoren. In 2017 en 2018 was het gemiddelde resultaat van de thuiszorginstellingen het hoogst.
4.3 Weerstandsvermogen
In dit rapport onderscheiden we twee benaderingen voor solvabiliteit. In de zorg wordt de solvabiliteit veelal berekend door het eigen vermogen te delen door de totale bedrijfsopbrengsten. Deze maat, aangeduid met weerstandsvermogen, geeft aan of in geval van faillissement er voldoende eigen vermogen is om de leningen te kunnen aflossen. Het Waarborgfonds voor de zorg (WfZ) acht voor de zorginstellingen een weerstandsvermogen van minimaal 15 procent wenselijk. Minimaal 20 procent van de instellingen voldoet echter niet aan de vermogenseisen van het WfZ (zie ook tabellen 7.2.3 en 7.2.4 van de tabellenbijlage).
2015 (%) | 2016 (%) | 2017 (%) | 2018 (%) | 2019 (%) | |
---|---|---|---|---|---|
Algemene ziekenhuizen | 20,6 | 22,0 | 23,5 | 24,7 | 25,7 |
Geestelijke gezondheidszorg | 23,2 | 24,5 | 26,2 | 27,6 | 28,8 |
Gehandicapten zorg | 33,5 | 29,4 | 34,5 | 33,1 | 32,5 |
Verpleging en verzorging | 32,4 | 32,3 | 33,4 | 34,8 | 33,4 |
Thuiszorg | 15,3 | 13,4 | 16,6 | 15,6 | 14,3 |
Het gemiddelde weerstandsvermogen van de zorginstellingen is van 2018 op 2019 licht afgenomen van 28,6 procent naar 28,5 procent. Deze daling is voornamelijk terug te vinden bij de care-instellingen. Hier daalt het gemiddelde weerstandsvermogen van de sector GHZ van 33,1 naar 32,5 procent, de sector V&V van 34,8 naar 33,4 procent en de sector thuiszorg van 15,6 naar 14,3 procent. Het gemiddelde weerstandsvermogen van de sector GGZ stijgt daarentegen van 27,6 naar 28,8 procent. Bij de cure-instellingen groeide het gemiddelde weerstandsvermogen van 22,4 procent in 2015 naar 27,1 procent in 2019. Binnen de cure-sector scoren de algemene ziekenhuizen in 2019 gemiddeld 25,7 procent, de categorale ziekenhuizen 29,6 procent en de UMC’s 31,8 procent.
4.4 Solvabiliteit
De tweede manier om solvabiliteit te berekenen is door het eigen vermogen te delen door het balanstotaal. Dit geeft aan in welke mate een onderneming op een bepaald moment in staat is om aan haar totale verplichtingen te voldoen. Dit is de definitie die het meest gangbaar is in de bedrijfseconomie en daarom aangeduid wordt met solvabiliteit.
2015 (%) | 2016 (%) | 2017 (%) | 2018 (%) | 2019 (%) | |
---|---|---|---|---|---|
Algemene ziekenhuizen | 22,4 | 25,0 | 27,3 | 29,5 | 31,4 |
Geestelijke gezondheidszorg | 34,1 | 38,1 | 39,0 | 43,9 | 46,3 |
Gehandicapten zorg | 42,1 | 40,7 | 44,6 | 45,1 | 46,1 |
Verpleging en verzorging | 35,4 | 34,9 | 37,3 | 41,0 | 41,5 |
Thuiszorg | 26,7 | 28,1 | 32,2 | 32,4 | 32,8 |
We zien in 2019 ten opzichte van 2018 een groei van de solvabiliteit in alle sectoren, waarbij de cure-sector lager scoort dan de care-sector. Binnen de care-sector liggen de gemiddelde waarden in 2019 tussen de 32,8 en 46,3 procent, waar de cure-sector gemiddeld bijna 10 procentpunten lager scoort (zie ook tabellen 7.2.5 en 7.2.6 van de tabellenbijlage).
4.5 Current ratio
Het kengetal current ratio is een maat voor de liquiditeit van een onderneming. De current ratio wordt berekend door de vlottende activa te delen door de kortlopende schulden. Dit geeft aan in welke mate een onderneming op een bepaald moment in staat is om aan haar directe verplichtingen te voldoen. Een waarde boven de 100 betekent dat een onderneming de kortlopende verplichtingen kan betalen.
2015 (%) | 2016 (%) | 2017 (%) | 2018 (%) | 2019 (%) | |
---|---|---|---|---|---|
Algemene ziekenhuizen | 119,2 | 122,8 | 128,2 | 134,3 | 128,6 |
Geestelijke gezondheidszorg | 225,4 | 220,6 | 227,8 | 250,0 | 248,6 |
Gehandicapten zorg | 245,3 | 222,9 | 258,3 | 262,8 | 241,8 |
Verpleging en verzorging | 186,7 | 173,8 | 192,0 | 205,2 | 188,9 |
Thuiszorg | 234,7 | 206,0 | 238,2 | 218,8 | 208,4 |
Alle sectoren hebben een gemiddelde current ratio van ruim boven de 100 procent, bij de care-sector is de gemiddelde current ratio zelfs hoger dan 200 procent. De gemiddelde ratio is gedaald van 229,4 procent in 2018 naar 215,1 procent in 2019. De GGZ-instellingen hebben in 2019 gemiddeld de hoogste current ratio, namelijk 248,6 procent. De algemene ziekenhuizen hebben gemiddeld de laagste ratio, namelijk 128,6 procent in 2019 (zie ook tabellen 7.2.7 en 7.2.8 van de tabellenbijlage).
4.6 Omloopsnelheid kapitaal
Het kengetal omloopsnelheid kapitaal is een maat voor de kapitaalsintensiteit. De omloopsnelheid kapitaal wordt berekend door de bedrijfsopbrengsten te delen door de totale activa. Dit geeft de verhouding tussen de omzet en het geïnvesteerd vermogen in een jaar weer. Hoe hoger de omloopsnelheid kapitaal hoe lager de kapitaalsintensiteit.
2015 (%) | 2016 (%) | 2017 (%) | 2018 (%) | 2019 (%) | |
---|---|---|---|---|---|
Algemene ziekenhuizen | 113,8 | 117,9 | 119,9 | 123,3 | 124,2 |
Geestelijke gezondheidszorg | 197,3 | 186,9 | 188,4 | 211,4 | 217,1 |
Gehandicapten zorg | 181,8 | 191,3 | 204,2 | 223,3 | 227,5 |
Verpleging en verzorging | 159,2 | 144,7 | 159,7 | 164,6 | 183,2 |
Thuiszorg | 340,9 | 345,4 | 358,9 | 374,6 | 381,3 |
De gemiddelde omloopsnelheid kapitaal is tussen 2015 en 2019 toegenomen van 187,6 procent naar 231,4 procent. De gemiddelde omloopsnelheid kapitaal groeit van 2015 naar 2019 zowel in de cure als in de care-sector. De verschillende sectoren hebben echter een sterk verschillende omloopsnelheid kapitaal. De cure-sector heeft een lagere omloopsnelheid dan de care-sector (121,4 procent versus 241,6 procent), omdat de cure-sector relatief veel vastgoed en apparatuur gebruikt en daardoor een hoge kapitaalsintensiteit heeft. De UMC’s hebben daarom ook gemiddeld de laagste omloopsnelheid kapitaal, namelijk 110,7 procent in 2019. De thuiszorginstellingen hebben in 2019 gemiddeld de hoogste omloopsnelheid kapitaal, namelijk 381,3 procent. Dit komt doordat thuiszorginstellingen een lager aandeel vastgoed hebben dan andere instellingen (zie ook tabellen 7.2.9 en 7.2.10 van de tabellenbijlage).