2. Fosfaat- en stikstofexcretie
Fosfaat- en stikstofexcretie met rundveestapel op peildata I&R
Na afloop van elk kwartaal (april, juli, oktober, december) wordt op basis van beschikbaar gekomen nieuwe en actuele gegevens een berekening opgesteld van de totale fosfaat- en stikstofexcretie van de Nederlandse veestapel. De methodiek sluit aan bij de geharmoniseerde rekenmethodiek die door het CBS wordt toegepast (WUM, 2010; CBS, 2020). De berekeningenvormen een momentopname waarbij de omvang van de rundveestapel is gebaseerd op het aantal dieren in het I&R-register na afloop van ieder kwartaal. De omvang van de rundveestapel in de derde kwartaalrapportage van 2020 is gebaseerd op het aantal dieren in het I&R-register met de stand op 1 oktober 2020. Voor de overige diercategorieën zijn de aantallen in de rapportages afhankelijk van de beschikbaarheid van cijfers uit de Landbouwtelling.In de kwartaalrapportages wordt steeds gebruik gemaakt van de meest recente gegevens over de omvang van de veestapel, de melkproductie per koe en van gegevens over de beschikbaarheid ende samenstelling van krachtvoer en ruwvoer.
In deze kwartaalrapportage is de berekening gegeven van de fosfaat- en stikstofexcretie van de Nederlandse veestapel naar de situatie op 1 oktober 2020. Hierin zijn de volgende gegevens verwerkt:
Veestapel:
- Rundvee: I&R-gegevens per 1 oktober 2020 (RVO);- Varkens, schapen, geiten, paarden, pony’s, pluimvee, konijnen en pelsdieren: voorlopige cijfers van de Landbouwtelling op de peildatum 1 april 2020, exclusief bijtellingen voor leegstand van stallen op de peildatum1).
Bij de omvang van de veestapels is het aantal dieren op de peildatum van belang; bijtellingen voor leegstand zouden leiden tot overschatting van het gemiddeld aantal aanwezige dieren.
Halverwege 2020 is globaal een derde van de nertsenbedrijven geruimd in verband met
coronabesmettingen. Het aantal nertsen is evenredig verminderd.
Voerverbruik en voersamenstelling:
- Krachtvoer voor rundvee: Het P-gehalte en het N-gehalte van het mengvoer voor melkveelagen in het derde kwartaal van 2020 respectievelijk 3,6 procent en 1,0 procent hoger dan in het derde kwartaal van 2019 (Nevedi). De cijfers zijn verwerkt in een voortschrijdend jaargemiddelde.Voor vleesvee zijn de N- en P-gehalten van het mengvoer van 2019 gebruikt (RVO);
Ruwvoersamenstelling: de samenstelling van graskuil en snijmaïskuil in het oogstseizoen 2019 is gebaseerd op definitieve cijfers van Eurofins Agro. Voor de nog onbekende jaargemiddelde samenstelling van kuilgras, snijmaïs en vers gras in het oogstjaar 2020 is het gemiddelde van de laatste vijf jaren aangehouden waarbij de jaren met de hoogste en de laagste waarde buiten beschouwing blijven (Eurofins Agro 2015-2019);
- Het verbruik van graskuil en hooi is gebaseerd op het gemiddelde verbruik in de laatste vijf jaren waarvan definitieve cijfers bekend zijn (2015-2019; CBS en KLW) waarbij de jaren met de hoogste en de laagste waarde buiten beschouwing blijven;
- Het verbruik van snijmaïs is geschat door de opbrengst per hectare in de laatste vijf jaar(2015-2019) te middelen waarbij de jaren met de hoogste en de laagste waarde buiten beschouwing blijven. Deze gemiddelde opbrengst per hectare is vermenigvuldigd met het maïsareaal in 2019 als indicatie voor de beschikbaarheid van snijmaïs in 2020. Het maïsareaal in 2019 is met 9% afgenomen ten opzichte van 2018 en met 16% ten opzicht van 2015. De maïsopbrengsten per hectare zijn gebaseerd op cijfers uit het Bedrijveninformatienet (BIN) van Wageningen Economic Research en de CBS-oogstraming.
Overige uitgangspunten:
- Het P-gehalte van melk is gebaseerd op de samenstelling in 2019 (0,987 gram P/kg) van wekelijkse mengmonsters (referentiemelk; Qlip). De mineralengehalten van dieren en dierlijke producten zijn niet gewijzigd ten opzichte van de vorige rapportage;
- De melkproductie per koe is berekend als voortschrijdend jaargemiddelde tot en met september 2020 (RVO) en bedraagt nu ruim 8 940 kg melk per koe, een toename van krap 1% ten opzichte van de gemiddelde melkproductie per koe in 2019;
- Voor de berekening van de mineralenuitscheiding van varkens, pluimvee, paarden, pony’s,konijnen en pelsdieren zijn de definitieve excretiefactoren van 2019 toegepast.
In Tabel 2.1 is de omvang van de veestapel weergegeven.
20191) | 4e kw 20192) | 1e kw 20203) | 2e kw 20204) | 3e kw 20205) | 4e kw 2020 | |
---|---|---|---|---|---|---|
Rundvee melkvee Vrouwelijk jongvee tot 1 jaar | 410 | 443 | 444 | 449 | 453 | |
Rundvee melkvee Mannelijk jongvee tot 1 jaar | 43 | 48 | 40 | 47 | 47 | |
Rundvee melkvee Vrouwelijk jongvee van 1 jaar en ouder | 462 | 468 | 464 | 461 | 475 | |
Rundvee melkvee Melkkoeien | 1 578 | 1 593 | 1 589 | 1 581 | 1 571 | |
Rundvee melkvee Fokstieren van 1 jaar en ouder | 14 | 14 | 14 | 14 | 14 | |
Rundvee vleesvee Witvleeskalveren | 632 | 611 | 640 | 589 | 620 | |
Rundvee vleesvee Rosévleeskalveren | 374 | 379 | 373 | 334 | 334 | |
Rundvee vleesvee Vrouwelijk jongvee tot 1 jaar | 31 | 31 | 31 | 35 | 34 | |
Rundvee vleesvee Vleesstieren tot 1 jaar | 47 | 45 | 43 | 45 | 48 | |
Rundvee vleesvee Vrouwelijk jongvee van 1 jaar en ouder | 52 | 47 | 45 | 52 | 53 | |
Rundvee vleesvee Vleesstieren van 1 jaar en ouder | 44 | 46 | 47 | 52 | 53 | |
Rundvee vleesvee Weide- en zoogkoeien | 63 | 73 | 71 | 82 | 79 | |
Schapen - ooien | 556 | 556 | 556 | 526 | 524 | |
Melkgeiten ouder dan 1 jaar | 420 | 420 | 420 | 441 | 441 | |
Paarden | 62 | 62 | 62 | 64 | 63 | |
Pony's | 25 | 25 | 25 | 26 | 26 | |
Vleesvarkens | 5 563 | 5 528 | 5 563 | 5 432 | 5 356 | |
Opfokvarkens | 208 | 206 | 208 | 215 | 214 | |
Zeugen | 889 | 874 | 889 | 884 | 870 | |
Dekberen | 5 | 5 | 5 | 6 | 6 | |
Vleeskuikens | 42 617 | 42 606 | 42 617 | 44 205 | 44 260 | |
Opfokouderdieren vleeskuikens | 2 544 | 2 544 | 2 544 | 2 618 | 2 647 | |
Ouderdieren vleeskuikens | 4 620 | 4 544 | 4 620 | 4 408 | 4 552 | |
Opfokleghennen incl. ouderdieren in opfok | 10 186 | 10 164 | 10 186 | 11 028 | 11 072 | |
Leghennen incl. ouderdieren, tot ca. 20 maanden | 30 615 | 30 545 | 30 615 | 29 270 | 29 274 | |
Leghennen ouder dan ca. 20 maanden | 3 382 | 3 402 | 3 382 | 2 915 | 2 928 | |
Eenden | 920 | 920 | 920 | 712 | 712 | |
Kalkoenen | 532 | 516 | 532 | 537 | 559 | |
Konijnen-voedsters | 48 | 48 | 48 | 38 | 38 | |
Nertsen-moederdieren | 807 | 808 | 807 | 593 | 597 | |
1) Definitieve cijfers op de peildatum 1 april 2019 van de Landbouwtelling, exclusief bijtellingen voor leegstand. Het aantal
dieren in tabel 2.1 kan afwijken van het aantal in de StatLinetabellen van de Landbouwtelling van het CBS. In de StatLinetabellen vindt namelijk met ingang van 2018 voor bedrijven met tijdelijke leegstand op de peildatum een bijtelling
plaats van het aantal dieren dat normaliter aanwezig is. De bijtelling is van belang voor de bepaling van het bedrijfstype en
de economische omvang van de bedrijven. 2) Het aantal runderen heeft betrekking op het aantal in het I&R systeem voor rundvee per 1-1-2020. Het aantal varkens, schapen, geiten, paarden, pony’s, pluimvee, konijnen en pelsdieren zijn de voorlopige aantallen van de Landbouwtelling van 2019. 3) Het aantal runderen heeft betrekking op het aantal dieren in het I&R systeem voor rundvee per 1-4-2020. Het aantal varkens, schapen, geiten, paarden, pony’s, pluimvee, konijnen en pelsdieren zijn de definitieve aantallen van de Landbouwtelling van 2019. 4) Het aantal runderen heeft betrekking op het aantal dieren in het I&R systeem voor rundvee per 1-7-2020. Het aantal varkens, schapen, geiten, paarden, pony’s, pluimvee, konijnen en pelsdieren zijn de eerste voorlopige aantallen van de Landbouwtelling van 2020. Het aantal nertsen is gecorrigeerd voor ruimingen vanwege coronabesmettingen. 5) Het aantal runderen heeft betrekking op het aantal dieren in het I&R systeem voor rundvee per 1-10-2020. Het aantal varkens, schapen, geiten, paarden, pony’s, pluimvee, konijnen en pelsdieren zijn de voorlopige aantallen van de Landbouwtelling van 2020. Deze cijfers kunnen afwijken van de eerste voorlopige cijfers in de tweede kwartaalrapportage. Het aantal nertsen is gecorrigeerd voor ruimingen vanwege coronabesmettingen. |
Tabel 2.1 laat zien dat het aantal runderen in de melkveehouderij in het derde kwartaal van 2020 hoger ligt dan het gemiddelde aantal in 2019 (eerste kolom).
In Tabel 2.2 is de samenstelling van de belangrijkste voedermiddelen voor graasdieren weergegeven.
1e kwartaal | 1e kwartaal | 2e kwartaal | 2e kwartaal | 3e kwartaal | 3e kwartaal | 4e kwartaal | 4e kwartaal | |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
N | P | N | P | N | P | N | P | |
Mengvoer melkvee | 28,3 | 4,08 | 28,5 | 4,13 | 28,5 | 4,17 | ||
Graskuil oogstjaar 2019 | 29,1 | 3,61 | 29,1 | 3,61 | 29,1 | 3,61 | ||
Graskuil oogstjaar 20201) | 28,6 | 3,87 | 28,6 | 3,87 | 28,6 | 3,87 | ||
Snijmaïs oogstjaar 2019 | 12,5 | 1,86 | 12,5 | 1,86 | 12,5 | 1,86 | ||
Snijmaïs oogstjaar 20201) | 11,5 | 1,89 | 11,5 | 1,89 | 11,5 | 1,89 | ||
Vers gras 20201) | 30,4 | 4,00 | 30,4 | 4,00 | 30,4 | 4,00 | ||
1) De jaargemiddelde samenstelling in 2020 is nog niet bekend. Het voorlopige cijfer is gebaseerd op het gemiddelde van delaatste vijf jaar zonder het jaar met de laagste en het jaar met de hoogste waarde. |
In Tabel 2.3 is de melkproductie per koe per jaar weergegeven. Het cijfer is een voortschrijdend gemiddelde over de voorgaande 12 maanden.
Kwartaalrapportage | Kwartaalrapportage | Kwartaalrapportage | Kwartaalrapportage | Kwartaalrapportage | Kwartaalrapportage | |
---|---|---|---|---|---|---|
4e kw 2019 | 2019 | 1e kw 2020 | 2e kw 2020 | 3e kw 2020 | 4e kw 2020 | |
Melkproductie | 8 870 | 8 870 | 8 930 | 8 950 | 8 940 | |
In Tabel 2.4 is het resultaat weergegeven van de fosfaat- en stikstofexcretie (momentopname) in de kwartaalrapportage.
Fosfaat | Stikstof | Fosfaat | Fosfaat | Fosfaat | Fosfaat | Stikstof | Stikstof | Stikstof | Stikstof | |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
4e kw 2019 | 4e kw 2019 | 1e kw 2020 | 2e kw 2020 | 3e kw 2020 | 4e kw 2020 | 1e kw 2020 | 2e kw 2020 | 3e kw 2020 | 4e kw 2020 | |
Totaal | 157 | 496 | 159 | 156 | 156 | 497 | 494 | 493 | ||
Rundvee | 87,9 | 322,9 | 89,1 | 87,4 | 87,7 | 323,3 | 323,0 | 323,4 | ||
Rundvee melkvee | 76,1 | 285,7 | 77,5 | 77,1 | 77,2 | 286,7 | 287,1 | 287,0 | ||
Rundvee vleeskalveren | 7,9 | 22,9 | 7,7 | 5,9 | 6,1 | 23,0 | 20,4 | 21,0 | ||
Rundvee overig vleesvee | 3,9 | 14,3 | 3,9 | 4,4 | 4,4 | 13,7 | 15,5 | 15,5 | ||
Varkens | 36,6 | 94,2 | 36,9 | 36,2 | 35,7 | 95,1 | 92,1 | 90,8 | ||
Pluimvee | 24,7 | 54,5 | 24,8 | 24,5 | 24,6 | 54,7 | 55,2 | 55,4 | ||
Pluimvee kippen | 24,0 | 53,0 | 24,0 | 23,8 | 23,9 | 53,1 | 53,8 | 54,0 | ||
Pluimvee kalkoenen | 0,4 | 0,9 | 0,4 | 0,4 | 0,4 | 0,9 | 0,9 | 0,9 | ||
Pluimvee eenden | 0,4 | 0,6 | 0,4 | 0,3 | 0,3 | 0,6 | 0,5 | 0,5 | ||
Paarden, pony’s, schapen en geiten | 6,8 | 21,8 | 7,0 | 7,2 | 7,2 | 21,4 | 21,9 | 21,9 | ||
Konijnen en pelsdieren | 1,0 | 2,2 | 1,0 | 0,8 | 0,8 | 2,2 | 1,6 | 1,6 | ||
1) De omvang van de rundveestapel in de kwartaalrapportages is gebaseerd op de aantallen in het I&R-systeem voor rundvee aan het einde van elk kwartaal. N.B. de momentopnames na afloop van elk kwartaal zijn door veranderingen in de rundveestapel niet representatief voor de fosfaat- en stikstofexcretie over heel 2020. Daarnaast zijn de waarden van een aantal variabelen geschat, zoals het verbruiken de samenstelling van bepaalde voeders in 2020, omdat deze gegevens nog niet beschikbaar zijn. |
De stikstofexcretie van de melkveesector ligt in het derde kwartaal van 2020 iets boven het sectorplafond van 281,8 miljoen kg stikstof. Tabel 2.5 laat zien dat de stikstofexcretie van de melkveesector in 2019 gemiddeld net onder het sectorplafond uitkwam. Bij het verschil in excretie tussen de momentopname van het derde kwartaal in 2020 en de cijfers van 2019 spelen een aantal oorzaken een rol. Het aantal melkkoeien op 1 oktober 2020 ligt iets lager dan het gemiddelde aantal in 2019 maar het aantal stuks vrouwelijk jongvee ligt hoger. Daarnaast is de melkproductie per koe en daarmee de voederbehoefte toegenomen. Ten slotte is in de kwartaalrapportage ook rekening gehouden met een lagere beschikbaarheid van snijmaïs door de voortgaande daling van het maïsareaal. De beschikbaarheid van snijmaïs in 2020 kan meevallen als het definitieve cijfer van de opbrengst per hectare in 2019 uit het Bedrijveninformatienet bekend is.
De omvang van de rundveestapel achter de cijfers in Tabel 2.4 is gebaseerd op actuele aantallen na afloop van elk kwartaal volgens het I&R-systeem voor rundvee. Het aantal dieren in de kwartaalrapportages kan dus hoger of lager uitvallen dan het aantal dieren waarmee na afloop van het kalenderjaar de definitieve excretiecijfers worden berekend. De resultaten van de fosfaat en stikstofexcretie in de kwartaalrapportages zullen daarom altijd in meer of mindere mate afwijken van de definitieve cijfers die een half jaar na afloop van het kalenderjaar worden vastgesteld.
Na afloop van elk kalenderjaar berekent het CBS achtereenvolgens voorlopige en definitieve cijfers over de fosfaat- en stikstofexcretie van de veestapel. De definitieve cijfers gaan daarbij uit van de excretiefactoren per dier die zijn vastgesteld door de Werkgroep Uniformering berekening Mest- en mineralencijfers (WUM) en het gemiddeld aantal aanwezige dieren in het afgelopen jaar.
In Tabel 2.5 zijn de definitieve cijfers weergegeven van de fosfaat- en stikstofexcretie in 2019.
Fosfaat (miljoen kg) | Stikstof (miljoen kg) | |
---|---|---|
Totaal | 155,5 | 489,7 |
Rundvee | 85,7 | 315,7 |
Rundvee melkvee | 75,5 | 279,7 |
Rundvee vleeskalveren | 6,5 | 22,3 |
Rundvee overig vleesvee | 3,7 | 13,7 |
Varkens | 36,8 | 93,7 |
Pluimvee | 25,1 | 56,0 |
Pluimvee kippen | 24,4 | 54,5 |
Pluimvee kalkoenen | 0,4 | 0,9 |
Pluimvee eenden | 0,4 | 0,6 |
Paarden, pony’s, schapen en geiten | 6,9 | 22,1 |
Konijnen en pelsdieren | 1,0 | 2,2 |
Het definitieve cijfer voor 2019 van de fosfaatexcretie van de gehele veestapel ligt met 155,5 miljoen kg 10 procent onder het plafond van 172,9 miljoen kg. De stikstofexcretie komt bijna 3 procent lager uit dan het plafond van 504,4 miljoen kg. De stikstofexcretie van de melkveesector daalde in 2019 tot onder het sectorplafond van 281,8 miljoen kg.