Motief tweede baan anders bij zelfstandige en werknemer
Erratum: 28-9-2017 18:00
De tekst in de laatste alinea onder de tussenkop ‘Werkenden in de cultuur, sport en recreatiesector hebben het vaakst een combibaan’ en de bijbehorende figuur ‘Werkenden met twee banen naar bedrijfssector, 2016’ zijn op 28 september aangepast. De percentages waren niet correct berekend.
Het percentage werkenden in de cultuur-, sport- en recreatiesector met een tweede baan is gewijzigd van bijna 13 naar ruim 14. Het percentage personen met twee banen die werken in de verhuur- en overige zakelijke dienstensector is gewijzigd van bijna 10 naar 10. Voor de bedrijfstak bouw werd het percentage gewijzigd van ruim 2 naar 3 en voor de financiële dienstverlening van ruim 3 naar bijna 4.
In de figuur is de volgorde van de bedrijfstakken gewijzigd. In de oorspronkelijke figuur stond op de zesde plaats de bedrijfstak openbaar bestuur, gevolgd door vervoer en opslag; delfstoffenwinning; overige dienstverlening; handel; informatie en communicatie; zakelijke dienstverlening; verhuur en handel in onroerend goed; waterbedrijven en afvalbeheer; en landbouw, bosbouw en visserij.
De eerste vijf en de laatste vier plaatsen zijn ongewijzigd.
Bijna 600 duizend mensen hadden in 2016 een tweede baan naast hun hoofdbaan. Dat is 7 procent van de werkzame beroepsbevolking. Wie in beide banen werknemer is, heeft vaker een tweede baan om rond te kunnen komen. Wie zowel werknemer als zelfstandige is, combineert banen vooral omwille van persoonlijke ontwikkeling of afwisseling. Dat blijkt uit onderzoek van het CBS op grond van nieuwe cijfers.
Werkenden met tweede baan
Werkenden met tweede baan
Werknemer-werknemer
Werknemer-zelfstandige
2006
476
297
179
2007
534
333
201
2008
559
346
213
2009
559
349
210
2010
546
337
209
2011
534
322
212
2012
546
329
217
2013
593
357
236
2014
588
345
243
2015
611
356
255
2016
598
347
251
Werkenden met tweede baan
Werkenden met tweede baan
Werknemer-werknemer
Werknemer-zelfstandige
2006
476
297
179
2007
534
333
201
2008
559
346
213
2009
559
349
210
2010
546
337
209
2011
534
322
212
2012
546
329
217
2013
593
357
236
2014
588
345
243
2015
611
356
255
2016
598
347
251
Het aantal mensen met twee banen bleef daarmee vrij constant in vergelijking met eerdere jaren. Verder terugkijkend zijn de verschillen groter. Zo hadden in 2006 nog minder dan 500 duizend personen twee banen, van wie bijna 60 procent in beide gevallen als werknemer. De groep werknemers-zelfstandigen was met ruim 40 procent wat kleiner. Toch is deze laatste groep in tien jaar naar verhouding harder gegroeid. Bij de groep werknemers-zelfstandigen gaat het hoofdzakelijk om personen die loondienst combineren met werken als zzp’er (91 procent).
Financieel rondkomen belangrijkste motief bij combibaan in loondienst
Het belangrijkste motief voor het combineren van banen verschilt voor de personen die dubbel in loondienst werken en degenen die zowel werknemer als zelfstandige zijn. Die eerste groep gaf het vaakst aan meer uren te maken om financieel rond te kunnen komen. Bij de werknemers-zelfstandigen was de voornaamste overweging dat ze zich op meerdere gebieden konden ontwikkelen en meer afwisseling hadden in werkzaamheden en contracten. De noodzaak om financieel rond te komen werd aanzienlijk minder vaak genoemd.
Belangrijkste reden om twee banen te hebben, 2016
Werknemer-werknemer
Werknemer-zelfstandige
De afwisseling in werkzaamheden of contracten
15,2
23,9
Meer uren kunnen maken om financieel rond te kunnen komen
24,9
12,5
Geld verdienen voor iets extra's
20,7
13
Mezelf kunnen ontwikkelen op meerdere gebieden
18,7
23,6
Op de lange termijn aan het werk kunnen blijven
3,6
5,7
Om de zekerheid van inkomen (uit loondienst) te behouden
5,6
10,7
Anders
11,4
10,7
Belangrijkste reden om twee banen te hebben, 2016
Werknemer-werknemer
Werknemer-zelfstandige
De afwisseling in werkzaamheden of contracten
15,2
23,9
Meer uren kunnen maken om financieel rond te kunnen komen
24,9
12,5
Geld verdienen voor iets extra's
20,7
13
Mezelf kunnen ontwikkelen op meerdere gebieden
18,7
23,6
Op de lange termijn aan het werk kunnen blijven
3,6
5,7
Om de zekerheid van inkomen (uit loondienst) te behouden
5,6
10,7
Anders
11,4
10,7
Fors meer gewerkte uren bij combinatie werknemer-zelfstandige
Personen die twee werknemersbanen combineerden werkten in 2016 gemiddeld 29 uur per week. Dat is iets minder dan werknemers met één baan, die gemiddeld 30 uur per week werkten. Degenen die een baan in loondienst combineerden met een baan als zelfstandige werkten met gemiddeld 38 uur per week fors meer uren dan werknemers, maar ongeveer evenveel als zelfstandigen met een enkele baan.
Gemiddelde arbeidsduur per week, 2016
Gemiddelde arbeidsduur per week
Werknemer-werknemer
29
Werknemer-zelfstandige
38
Werknemer met één baan
30
Zelfstandige met één baan
38
Gemiddelde arbeidsduur per week, 2016
Gemiddelde arbeidsduur per week
Werknemer-werknemer
29
Werknemer-zelfstandige
38
Werknemer met één baan
30
Zelfstandige met één baan
38
Vrouwen, jongeren en hoger opgeleiden hebben vaker tweede baan
Vrouwen hadden in 2016 met ruim 8 procent vaker een tweede baan dan mannen, bij wie dat iets meer dan 6 procent was. Ook hadden zij vaker een combibaan als werknemer-werknemer, terwijl het aandeel dat zowel werknemer als zelfstandige was niet verschilde tussen mannen en vrouwen.
Wat betreft leeftijd kan worden geconstateerd dat naar verhouding meer jongeren een tweede baan hadden dan mensen uit de oudere leeftijdsgroepen. Bij de 15- tot 25-jarigen was dit in 2016 ruim 11 procent, bij de 55- tot 65-jarigen bijna 6 procent. Daarbij werkten jongeren met een tweede baan minder vaak als zelfstandige dan degenen uit de oudere leeftijdsgroepen.
Hoogopgeleiden hadden tevens vaker een combibaan dan laag en middelbaar opgeleiden. Hierbij was vooral de groep die een baan in loondienst combineerde met zelfstandig ondernemerschap wat hoger.
Werkenden met tweede baan, 2016
Werknemer-zelfstandige
Werknemer-werknemer
Geslacht
Man
3
3,1
Vrouw
3
5,3
Leeftijd
15 tot 25 jaar
2,3
9
25 tot 35 jaar
3,5
4,3
35 tot 45 jaar
3,2
2,7
45 tot 55 jaar
3
3,3
55 tot 65 jaar
2,8
2,7
65 tot 75 jaar
2,1
2,7
Leeftijd
Laag
1,5
4,1
Middelbaar
2,6
4,4
Hoog
4,4
3,9
Werkenden met tweede baan, 2016
Werknemer-zelfstandige
Werknemer-werknemer
Geslacht
Man
3
3,1
Vrouw
3
5,3
Leeftijd
15 tot 25 jaar
2,3
9
25 tot 35 jaar
3,5
4,3
35 tot 45 jaar
3,2
2,7
45 tot 55 jaar
3
3,3
55 tot 65 jaar
2,8
2,7
65 tot 75 jaar
2,1
2,7
Leeftijd
Laag
1,5
4,1
Middelbaar
2,6
4,4
Hoog
4,4
3,9
Werkenden in de cultuur, sport en recreatiesector hebben het vaakst een combibaan
Personen die werken in de cultuur-, sport- en recreatiesector hadden in 2016 naar verhouding het vaakst een tweede baan (ruim 14 procent). Daarna komen personen die werken in de onderwijssector (ruim 10 procent) en de verhuur- en overige zakelijke dienstensector (10 procent). In de bouw (3 procent) en de financiële dienstverlening (bijna 4 procent) werkten de minste mensen met twee banen.
Werkenden met twee banen naar bedrijfssector, 2016
Percentage werkenden met tweede baan
Cultuur, sport en recreatie
14,3
Onderwijs
10,4
Verhuur en overige zakelijke diensten
10,1
Gezondheids- en welzijnszorg
9,1
Horeca
8,7
Overige dienstverlening
7,5
Landbouw, bosbouw en visserij
7,5
Delfstoffenwinning
6,9
Openbaar bestuur
6,6
Vervoer en opslag
6,4
Informatie en communicatie
5,9
Handel
5,7
Zakelijke dienstverlening
5,4
Verhuur en handel in onroerend goed
4,8
Waterbedrijven en afvalbeheer
4
Industrie
3,9
Energievoorziening
3,7
Financiële dienstverlening
3,6
Bouwnijverheid
2,9
Werkenden met twee banen naar bedrijfssector, 2016
Percentage werkenden met tweede baan
Cultuur, sport en recreatie
14,3
Onderwijs
10,4
Verhuur en overige zakelijke diensten
10,1
Gezondheids- en welzijnszorg
9,1
Horeca
8,7
Overige dienstverlening
7,5
Landbouw, bosbouw en visserij
7,5
Delfstoffenwinning
6,9
Openbaar bestuur
6,6
Vervoer en opslag
6,4
Informatie en communicatie
5,9
Handel
5,7
Zakelijke dienstverlening
5,4
Verhuur en handel in onroerend goed
4,8
Waterbedrijven en afvalbeheer
4
Industrie
3,9
Energievoorziening
3,7
Financiële dienstverlening
3,6
Bouwnijverheid
2,9
De gegevens in dit bericht over de belangrijkste reden om twee banen te hebben zijn ontleend aan de Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden (NEA) van CBS en TNO. De overige gegevens zijn afkomstig uit de Enquête Beroepsbevolking van het CBS.