Welke sectoren stoten broeikasgassen uit?

In 2023 werd van de totale hoeveelheid broeikasgassen 32 procent door de industrie uitgestoten, 21 procent door de sector mobiliteit (binnenlands verkeer en vervoer), 17 procent door de landbouw, 16 procent door de sector elektriciteit, 12 procent door de gebouwde omgeving (vanwege het stoken van aardgas voor ruimteverwarming) en 3 procent door landgebruik (zoals de CO2-uitstoot door veenoxidatie minus de netto CO2-vastlegging door bossen).

Dit zijn de zes sectoren die onderscheiden worden in het Klimaatakkoord en die meetellen in het Nederlandse streefdoel zoals vastgelegd in de op 21 juli 2023 aangepaste Klimaatwet. Dit streefdoel voor de totale broeikasgasuitstoot beoogt in 2030 een reductie van minstens 55 procent ten opzichte van 1990.

Uitstoot broeikasgassen naar sector
 Industrie (megaton CO2-equivalent)Elektriciteit (megaton CO2-equivalent)Mobiliteit (megaton CO2-equivalent)Gebouwde omgeving (megaton CO2-equivalent)Landbouw (megaton CO2-equivalent)Landgebruik (megaton CO2-equivalent)
199086,839,633,429,733,05,4
199188,240,133,834,034,45,5
199289,440,635,331,334,25,4
199385,741,936,133,234,35,5
199486,645,735,731,032,85,5
199581,947,836,333,132,85,3
199684,448,337,638,533,45,1
199784,048,537,432,631,14,9
199884,050,238,131,230,35,4
199976,147,239,129,629,55,1
200074,448,438,929,628,55,5
200170,551,939,031,427,96,0
200269,653,039,430,226,16,2
200368,453,739,831,325,95,5
200468,554,940,331,025,95,7
200566,752,140,629,326,15,6
200665,247,941,429,425,75,5
200764,550,640,426,326,45,8
200860,550,040,529,327,66,2
200956,649,938,829,427,65,9
201059,452,039,634,029,25,5
201158,247,839,626,627,75,7
201256,944,837,828,827,45,5
201356,444,936,330,027,75,0
201455,248,633,922,926,56,0
201555,153,134,024,427,56,3
201655,852,034,125,127,76,0
201756,648,334,624,627,95,2
201855,644,634,824,227,65,1
201954,641,534,223,127,54,7
202053,332,529,921,627,04,4
202153,632,429,724,327,04,4
202249,230,529,519,624,55,1
202346,623,530,617,324,93,8
Bron: CBS, RIVM/Emissieregistratie

Totaal

In 2023 werd 81 megaton CO2-equivalent minder aan broeikasgassen uitgestoten dan in 1990. Vooral de industriële uitstoot is in de afgelopen 33 jaar sterk naar beneden gegaan (40 megaton CO2-eq). Bij de andere vijf klimaatsectoren is de broeikasgasuitstoot als volgt afgenomen: elektriciteit (16 megaton CO2-eq), gebouwde omgeving (12 megaton CO2-eq), landbouw (8 megaton CO2-eq),  mobiliteit (3 megaton CO2-eq) en landgebruik (2 megaton CO2-eq).

De uitstoot in 2023 is 12 megaton CO2-equivalent minder dan in het jaar ervoor. Dit komt door minder verbruik van aardgas en steenkool en door meer elektriciteitsproductie uit zonne- en windenergie. Per klimaatsector is de broeikasgasuitstoot het afgelopen jaar als volgt afgenomen: elektriciteit (7 megaton CO2-eq), industrie (3 megaton CO2-eq), gebouwde omgeving (2 megaton CO2-eq) en landgebruik (1 megaton CO2-eq). Bij mobiliteit is het 1 megaton CO2-eq toegenomen door meer verbruik van benzine.

Naast koolstofdioxide (CO2) worden ook andere broeikasgassen meegeteld. Dit zijn lachgas (N2O, distikstofoxide), methaan (CH4) en fluorhoudende gassen (F-gassen). Eén megaton CO2-equivalent staat gelijk aan de broeikasgaswerking van de uitstoot van één megaton koolstofdioxide (= 1 miljard kilogram CO2). De uitstoot van 1 megaton lachgas staat gelijk aan 265 megaton CO2-equivalent en de uitstoot van 1 megaton methaan aan 28 megaton CO2-equivalent. Het effect van F-gassen is flink groter. Bijvoorbeeld, 1 megaton zwavelhexafluoride (SF6) staat gelijk aan 23,5 duizend megaton CO2-equivalent.

Door nieuwe IPCC-voorschriften gelden deze omrekenfactoren vanaf midden september 2022. Tot dit omschakelmoment werden 298, 25 en 22,8 duizend als omrekenfactor gebruikt voor respectievelijk lachgas, methaan en zwavelhexafluoride.

Uitstoot broeikasgassen door sector Industrie
 Chemische industrie (CO2) (megaton CO2-equivalent)Aardolie-industrie (CO2) (megaton CO2-equivalent)Basismetaalindustrie (CO2) (megaton CO2-equivalent)Overige industrie (CO2) (megaton CO2-equivalent)Afvalstortplaatsen (methaan) (megaton CO2-equivalent)Lachgas, F-gassen en overig methaan (megaton CO2-equivalent)
199021,511,07,514,315,317,2
199123,311,17,614,715,316,2
199224,810,47,214,815,017,1
199319,111,57,614,814,618,2
199418,611,38,614,514,119,4
199516,611,67,814,013,418,6
199616,911,87,814,612,920,4
199716,612,07,714,812,520,4
199816,512,47,215,012,021,0
199916,011,86,615,211,015,5
200015,712,46,415,210,314,5
200115,212,76,514,89,711,5
200215,611,76,714,89,211,6
200316,112,27,114,58,69,9
200416,012,27,214,78,210,1
200515,712,47,214,96,59,9
200616,311,67,114,46,09,9
200716,811,67,314,35,69,0
200816,511,87,314,05,25,7
200915,610,86,113,64,95,7
201017,610,66,914,04,55,8
201116,910,87,013,84,25,5
201217,010,56,413,64,05,4
201316,910,36,613,53,75,4
201416,510,76,213,43,45,1
201515,611,16,613,33,25,2
201617,210,76,613,43,04,9
201718,010,17,213,62,84,9
201818,110,26,913,32,64,4
201917,411,06,712,52,54,5
202018,910,06,112,02,34,1
202118,410,56,312,22,24,0
202216,110,46,011,32,03,4
202315,810,24,710,71,93,2
Bron: CBS, RIVM/Emissieregistratie

Industrie

Bij de industrie is vooral de uitstoot van methaan, lachgas en fluorhoudende gassen flink afgenomen. In 2023 was de uitstoot van deze niet-CO2-broeikasgassen 27 megaton CO2-equivalent lager dan in 1990. Dit zijn de belangrijkste reducties: minder methaanuitstoot vanuit afvalstortplaatsen (13 megaton CO2-eq) en bij de winning van olie en gas (2 megaton CO2-eq), minder uitstoot van F-gassen (6 megaton CO2-eq), vooral door het uitbannen ervan eind jaren negentig, en minder lachgasuitstoot (6 megaton CO2-eq), onder andere door maatregelen bij de salpeterzuurproductie in 2008.

In 2023 was de industriële uitstoot van CO2 13 megaton lager dan in 1990. Dit is opgebouwd uit een toename van 2 megaton bij waterbedrijven en afvalbeheer en een afname van 15 megaton bij meerdere industriële bedrijfstakken. De grootste afname was bij de chemische industrie (6 megaton), bij de basismetaalindustrie (3 megaton; waarvan 1 megaton door groot onderhoud bij de hoogovens) en bij de bouwmaterialenindustrie (2 megaton). Bij de uitstoot van de basismetaalindustrie telt niet alleen de uitstoot van de hoogovens in Velsen mee, maar ook die van de bijhorende cokesfabrieken.

Uitstoot broeikasgassen door sector Elektriciteit
 Totaal (megaton CO2-equivalent)Steenkool (megaton CO2-equivalent)Aardgas (megaton CO2-equivalent)Overig (megaton CO2-equivalent)
199039,622,013,34,3
199140,119,815,84,5
199240,619,616,54,5
199341,919,017,75,2
199445,721,817,26,7
199547,823,117,87,0
199648,321,819,76,8
199748,520,520,57,5
199850,221,521,17,6
199947,217,921,57,8
200048,419,921,37,2
200151,921,323,07,6
200253,021,523,67,9
200353,721,923,58,3
200454,921,225,58,3
200552,119,723,98,5
200647,919,422,75,7
200750,620,423,66,6
200850,019,623,86,6
200949,919,625,64,7
201052,018,427,26,4
201147,817,423,66,8
201244,820,018,26,7
201344,920,917,76,3
201448,624,217,07,4
201553,131,614,86,8
201652,028,517,06,5
201748,323,918,26,2
201844,620,417,76,5
201941,513,521,86,2
202032,56,221,05,3
202132,411,215,26,1
202230,511,313,45,9
202323,56,612,64,3
Bron: CBS, RIVM/Emissieregistratie
 

Sector elektriciteit

In 2023 is de uitstoot van kolencentrales gedaald naar 7 megaton CO2. In de twee jaren ervoor was het nog 11 megaton CO2, door de relatief hoge aardgasprijzen, terwijl het in 2020 al naar 6 megaton CO2 gedaald was door sluiting van kolencentrales. De piek in 2015 (32 megaton CO2) komt door de geleidelijke ingebruikname van nieuwe kolencentrales en de stapsgewijze sluiting van oude kolencentrales.

De uitstoot horend bij de aardgasinzet in de elektriciteitsproductie had een dip in 2015 (15 megaton CO2). Dit hangt samen met de grotere productie van kolenstroom. In de vijf jaar daarna werd de inzet van steenkool verminderd ten gunste van aardgas. De CO2-uitstoot van aardgascentrales steeg daardoor naar 21 megaton in 2020. In de drie jaar daarna daalde het naar 13 megaton in 2023 door een relatief hoge aardgasprijs (meer kolenstroom in 2021 en 2022) en door een steeds grotere inzet van hernieuwbare bronnen bij de elektriciteitsproductie.

De overige CO2-uitstoot door elektriciteitsproductie komt door de inzet van restgassen, zoals uit de hoogovens. Deze CO2-uitstoot is toegenomen van 4 megaton in 1990 naar 6 megaton in 2022. Dit daalde in 2023 naar 4 megaton door groot onderhoud bij de hoogovens.

Uitstoot broeikasgassen door sector Mobiliteit
 Personenauto's - benzine (megaton CO2-equivalent)Personenauto's - diesel (megaton CO2-equivalent)Vrachtvoertuigen (megaton CO2-equivalent)Mobiele werktuigen (megaton CO2-equivalent)Overig verkeer en vervoer (megaton CO2-equivalent)
199010,23,010,04,35,9
199110,23,010,44,35,9
199210,73,111,54,25,8
199311,33,012,04,25,7
199411,63,011,14,35,6
199512,03,011,14,45,9
199612,53,111,74,45,8
199712,43,311,84,35,6
199812,53,612,34,35,5
199912,54,112,54,65,4
200012,24,312,94,45,1
200112,54,512,84,35,0
200212,74,813,14,14,8
200312,75,013,64,14,4
200412,65,314,04,14,3
200512,55,414,34,24,3
200612,65,614,94,14,2
200712,35,614,54,04,0
200812,15,614,94,04,0
200911,95,413,73,93,9
201011,95,414,33,74,2
201112,15,214,53,94,0
201211,65,113,73,73,7
201311,35,012,63,63,7
201411,24,910,73,73,4
201511,15,010,83,63,4
201611,55,110,63,73,2
201711,84,911,33,53,1
201812,04,711,53,63,0
201912,24,311,43,42,9
202010,13,210,63,52,5
202110,42,910,73,32,4
202210,72,810,33,32,4
202312,02,410,43,32,5
Bron: CBS, RIVM/Emissieregistratie

Sector mobiliteit

De uitstoot van broeikasgassen door het binnenlandse verkeer en vervoer (vooral CO2), dus exclusief de internationale lucht- en zeevaart, wordt voor de helft veroorzaakt door personenauto’s. Een derde wordt veroorzaakt door vrachtvoertuigen (vooral diesel) en een tiende komt door mobiele werktuigen, die vooral ingezet worden in de bouwnijverheid en de landbouw (ook vooral diesel).

De uitstoot door personenauto’s was in coronajaar 2020 met 20 procent gedaald ten opzichte van een jaar eerder als gevolg van de oproep van het Kabinet om tijdens de coronacrisis zoveel mogelijk thuis te blijven en, indien mogelijk, om thuis te werken. De twee jaar daarna nam deze uitstoot tweemaal met 1 procent toe om het jaar erna met 7 procent toe te nemen (door meer verbruik van benzine). De uitstoot door personenauto’s was in 2023 nog steeds flink lager (13 procent) dan in het pre-coronajaar 2019, hoewel de CO2-uitstoot van benzine-personenauto’s weer op het pre-corona niveau is (12 megaton in zowel 2019 als 2023).

Het totale wagenpark nam vanaf 1990 in omvang toe. Niet alleen in aantal, ook met steeds grotere voertuigen. Dit wordt weerspiegeld door de stijgende trend vanaf 1990 in de CO2-uitstoot vanwege de groei van de mobiliteit. De ombuiging van de stijgende trend, vanaf 2006, komt doordat de voertuigen steeds zuiniger worden, meer biobrandstoffen gebruiken en steeds vaker elektrisch rijden.

Bij de personenauto’s zijn de diesels tussen 1996 en 2006 flink populairder geworden. Daarna is de populariteit van dieselauto’s afgenomen. De dalende CO2-uitstoot bij ‘overig verkeer en vervoer’ komt doordat er geleidelijk aan steeds minder personenauto’s rondrijden op LPG.

 
Uitstoot broeikasgassen door sector Landbouw
 Aardgasverbruik (megaton CO2-equivalent)Fermentatie (megaton CO2-equivalent)Mestgebruik (megaton CO2-equivalent)Stal en mestopslag (megaton CO2-equivalent)Overig (megaton CO2-equivalent)
19907,610,35,26,53,4
19918,710,65,36,53,4
19928,510,55,76,53,1
19938,910,35,56,53,0
19948,410,05,46,22,8
19958,410,05,76,02,7
19969,49,65,76,02,7
19978,09,45,65,52,7
19987,89,25,15,52,6
19997,59,14,95,42,5
20007,78,84,45,22,4
20017,59,04,25,02,3
20027,08,53,74,72,3
20037,08,53,64,52,2
20047,38,63,54,42,2
20057,68,53,44,42,1
20067,28,53,54,42,2
20078,08,63,34,42,1
20089,18,83,24,42,0
20099,18,83,04,52,1
201010,88,93,04,42,1
20119,68,82,84,42,1
20129,58,82,74,22,2
20139,39,12,94,22,2
20147,99,22,94,22,2
20158,39,53,14,32,4
20168,29,92,94,32,4
20178,49,73,04,32,5
20188,79,23,04,22,5
20198,89,12,94,22,5
20208,59,22,94,12,4
20218,89,12,83,92,4
20226,29,22,73,92,4
20236,89,22,83,82,4
Bron: CBS, RIVM/Emissieregistratie
 

Landbouw

In 2023 was de uitstoot door aardgasverbruik in de glastuinbouw (vooral CO2-uitstoot) 9 procent hoger dan het jaar ervoor. Ondanks deze stijging is het 23 procent lager dan in 2021, toen de gasprijzen nog relatief laag waren. Het aandeel van aardgasverbruik in de totale broeikasuitstoot door de landbouw is gedaald van 33 procent in 2021 naar 26 procent in 2022 en daarna iets gestegen naar 27 procent in 2023.

Het warm stoken van de kassen gebeurt deels via warmtekrachtkoppeling (WKK) waarmee ook elektriciteit geproduceerd wordt. Landelijk gezien draagt de inzet van WKK bij aan de CO2-reductie vanwege de gecombineerde opwekking van elektriciteit en warmte. Dat is efficiënter dan een gescheiden opwekking in een elektriciteitscentrale en een warmteketel.

De andere 73 procent van de broeikasgasuitstoot door de landbouw komt voor het grootste deel door de veeteelt en het mestgebruik. De uitstoot door vee en mest is vooral in de jaren negentig omlaag gegaan. Bij fermentatie gaat het om de uitstoot van methaan, dat ontstaat in het spijsverteringskanaal van met name runderen. Ook in gebieden waar varkens gehouden worden, ontstaat (met name) methaan in de stal en bij de mestopslag. Bij het gebruik van mest, zowel dierlijke mest als kunstmest, gaat het vooral om de uitstoot van lachgas. Naast genoemde bronnen, is er nog een grote verzameling aan kleinere bronnen, met name van lachgas.

Landgebruik

De uitstoot van klimaatsector landgebruik schommelt de laatste dertig jaar tussen de 4 en 6 megaton CO2-equivalent. De netto CO2-vastlegging door bossen wordt hierin meegeteld als een negatieve emissie. Deze netto vastlegging schommelt tussen de 1 en 3 megaton CO2-equivalent. Hier tegenover staan positieve emissies, schommelend tussen 6 en 9 megaton CO2-equivalent. Het gaat dan onder andere om de CO2-uitstoot door veenoxidatie in bodems en de uitstoot van landgebruiksveranderingen die een netto kleinere opslag in vegetatie impliceren (zoals nieuwe bebouwing die ten koste gaat van groene gebieden).

Uitstoot broeikasgassen door sector Gebouwde omgeving
 Huishoudens (megaton CO2-equivalent)Diensten (megaton CO2-equivalent)
199021,68,2
199124,79,3
199222,78,6
199323,99,3
199422,38,7
199524,28,9
199628,210,3
199723,79,0
199822,58,7
199921,38,2
200021,38,2
200122,68,8
200221,88,4
200322,39,0
200421,39,7
200520,58,8
200620,78,7
200718,57,8
200820,98,5
200920,88,6
201024,19,8
201118,87,8
201220,18,7
201321,38,7
201416,06,9
201517,07,4
201617,77,4
201717,27,4
201817,17,2
201916,56,7
202015,75,9
202117,96,4
202214,25,4
202312,15,2
Bron: CBS, RIVM/Emissieregistratie
 

Gebouwde omgeving

Bij de gebouwde omgeving gaat het om de CO2-uitstoot door het warm stoken met aardgas van woningen en bedrijfsgebouwen van de dienstensector, zoals kantoren. Het aandeel van de huishoudens in de totale uitstoot door de gebouwde omgeving schommelde vanaf 2005 tussen de 70 en 71 procent, waarna het in 2020-2022 steeg naar gemiddeld 73 procent. Dit hangt samen met het meer thuis werken, en minder op kantoor, als gevolg van de coronamaatregelen. In 2023 is het aandeel van huishoudens gedaald naar 70 procent. De uitstootpiek in 2021 hangt samen met de koudere wintermaanden in 2021 in vergelijking met die in naastgelegen jaren 2020 en 2022 en 2023.

Het aardgasverbruik hangt af van hoe koud of warm een winter is. Een maat hiervoor is het aantal graaddagen in een jaar. De CO2-uitstoot van de gebouwde omgeving, op basis van geregistreerde aardgasverbruik, volgde jarenlang het patroon van het aantal graaddagen, berekend op basis van de gemeten buitentemperatuur. De laatste twintig jaar daalde de uitstoot sterker dan op basis van het aantal graaddagen mag worden verwacht. Dit komt mede door het beter isoleren van woningen en door zuiniger te stoken. Terwijl de winters van de laatste negen jaar niet veel verschilden met die van 1990, was de uitstoot door aardgasstook in deze jaren gemiddeld een kwart lager. In 2023 is het zelfs 42 procent lager door de hogere aardgasprijs in de afgelopen paar jaar.

Uitstoot broeikasgassen Gebouwde omgeving en aantal graaddagen
 Huishoudens (1990 = 100)Diensten (1990 = 100)Aantal graaddagen (1990 = 100)
1990100100100
1991114,6113,5118,2
1992105,4105,0105,7
1993110,8113,3114,9
1994103,6105,6105,9
1995112,3108,0109,0
1996130,7125,6130,9
1997109,8109,6109,4
1998104,4106,2105,4
199999,0100,5100,0
200099,0100,499,3
2001104,9106,9107,6
2002101,2102,0101,6
2003103,5109,9108,8
200499,0118,4107,6
200595,2106,8103,3
200695,9106,599,8
200785,795,394,3
200896,8103,4104,0
200996,3105,2104,8
2010112,0119,9124,1
201187,395,297,9
201293,2106,4107,5
201398,8106,5115,0
201474,184,589,1
201578,990,6100,3
201682,190,8104,0
201779,890,398,9
201879,387,597,3
201976,681,298,5
202073,072,292,3
202182,978,6105,4
202265,966,593,3
202356,362,990,5
Bron: CBS, RIVM/Emissieregistratie