Voedselbanken: schakel tussen armoede en verspilling

Volksgaarkeukens
Het verstrekken van voedsel door de voedselbanken is pure liefdadigheid: het eten is gratis. Dat was vroeger wel anders. Aan de vele al bestaande initiatieven van de Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen om armen te helpen, te vormen en te beschaven – er waren bibliotheken, spaarbanken, buurthuizen, zwembaden, badhuizen – werd op dinsdag 13 september 1870 een volksgaarkeuken toegevoegd. De eerste was gevestigd in de Spuistraat in Amsterdam. De mensen konden er van ’s ochtends 07.00 uur tot ’s avonds 20.00 uur terecht voor erwtensoep, rijstebrij, stamppotten, bonen en karnemelkpap, te koop voor 10 cent per portie. Het succes was er: in het eerste jaar werden 126 duizend porties verkocht.Ideële grondslag
Spoedig volgden meer keukens, zoals op het Waterlooplein, voor Joodse bewoners: er werd rekening gehouden met de Joodse spijswetten. Langzamerhand werden meer verenigingen opgericht die hetzelfde deden, veelal op ideële (kerkelijke) grondslag, zoals de RK Sint Vincentiusvereeniging (1874) die een spijskokerij startte op de Amsterdamse Bloemgracht. Werkgevers richtten wel volksgaarkeukens op voor hun personeel. Bekend is de volksgaarkeuken in de Laurierstraat in Amsterdam (1887), waar de arbeiders van de suikerfabriek van Spakler en Tetterode tegen kostprijs een warme maaltijd konden krijgen.Vooroordelen en schaamte
Toch was de gemeenschappelijke keuken geen blijvertje. Gevoelens van verantwoordelijkheid en schaamte zorgden ervoor dat maar weinig mensen gebruik maakten van het initiatief. Volgens de activiste Wilhelmina Drucker hechtte de werkmansvrouw teveel aan ‘het vastgeroeste vooroordeel’ om het als haar hoofdtaak te zien het eten zelf klaar te maken; zij wenste niet dat haar gezinstaken uit handen werden genomen. De centrale keuken herinnerde bovendien teveel aan de vernederende bedeling van vroeger. Slechts in perioden van hoge prijzen en voedselschaarste, zoals tijdens de Eerste Wereldoorlog (1914–1918), toen ondervoeding dreigde, werden met succes centrale keukens ingericht. Toen de hoge prijzen voorbij waren, werden die keukens meteen weer ontmanteld.

Voedselbanken
De eerste moderne voedselbank in Nederland werd in 2002 opgericht, in Rotterdam. Vier jaar later waren er al acht en was er een centrale organisatie, de Federatie van Voedselbanken in Nederland, tegenwoordig: Voedselbanken Nederland. Inmiddels zijn er zo’n 180 voedselbanken, gemiddeld één per twee gemeenten, en vele honderden uitgiftepunten. Het voedsel dat de voedselbank uitdeelt, wordt verstrekt door de distributiecentra van de grotere detailhandel. Het gaat om spullen die er al een poosje liggen en waarvan de verwachting is dat die niet meer worden afgeleverd bij de supermarkten. Voedsel komt ook uit grote tuinprojecten en uit voedseltuinen. Doneren aan de voedselbanken is één van de meest belangrijke manieren om voedselverspilling te voorkomen. Zo vindt voedsel dat verspild dreigt te worden zijn weg naar mensen die het ’t meest nodig hebben.Nuttig werk
Johan Lammers is voormalig medewerker van het CBS in Heerlen en bij het bureau jarenlang verantwoordelijk voor procesontwikkeling en -verbetering. Hij wilde na zijn pensionering nuttig zijn voor de maatschappij en iets doen met de kennis en de ervaring die hij had opgedaan als procesverbeteraar bij het statistiekbureau. Hij kwam na een zoektocht op internet al vrij snel uit bij Voedselbanken Nederland. Daar heeft hij inmiddels ruim een jaar gewerkt, een dag per week.Supermarktmodule
Waar liep Lammers tegen aan? ‘Dat het logistieke proces om eten bij de mensen te krijgen van stad tot stad sterk verschilt. In Rotterdam, met 1500 kwetsbare huishoudens, is dat een veel ingewikkelder proces dan in kleine gemeenten. Er zijn daar meer uitgiftepunten nodig. Een aantal voedselbanken is daarom overgegaan naar een supermarktformule. Dan worden er geen kratten meer gevuld, maar komen mensen naar de voedselbank om bijvoorbeeld groenten te halen. Dat is natuurlijk een hele aantrekkelijke formule, maar daarvoor moet het logistieke proces wel anders worden ingericht.’Klantregistratie
Wat heeft Lammers kunnen doen met zijn expertise? ‘Ik heb meegedaan aan een onderzoek om de klantregistratie opnieuw te ontwerpen. We willen natuurlijk precies weten wie onze klanten zijn, waar ze wonen, hoeveel voedsel nodig is, etc. We leggen de lat laag. Iedereen die contact opneemt met de voedselbank is welkom. Iedereen wordt in de gelegenheid gesteld om enige tijd – twee of drie maanden – klant te zijn. Wie langer gebruik wil maken van de voedselbank, moet inzicht geven in zijn financiële situatie.’Onder de radar
Het is bekend dat allerlei regelingen die er zijn niet worden gebruikt omdat mensen de regelingen niet kennen of niet begrijpen, of in de gemeente de weg niet weten. Het overkomt vooral mensen zonder een sociaal netwerk.Lammers: ‘In ons Onder-de-radarproject onderzoeken we hoe we die mensen kunnen bereiken. We willen weten waarom ze zich niet melden en wat we kunnen doen om ze over de streep te trekken. Schaamte speelt een rol. We moeten nadenken wat we kunnen doen om die schaamte weg te nemen. Maar veel mensen weten ook niet dat er in de wijk een voedselbank is. En als ze dat wel weten, is de voedselbank wellicht slecht of helemaal niet bereikbaar.’