Achtergronden van CBS-onderzoek naar energieprijzen

/ Auteur: Wilco Eindhoven
Elektriciteitsbedrijf
© Hollandse Hoogte / Ton Toemen
De energieprijzen stijgen en de prijsstijging die in Nederland gemeten wordt is één van de hoogste in Europa. In een eerder artikel vertelde CBS-onderzoeker Arlen Hoebergen over hoe de energieprijsstijgingen in belangrijke mate van invloed zijn op de algehele toename van de inflatie. Daarnaast gaf hij aan dat het CBS onderzoek is gestart naar een methode waarmee de huidige ontwikkelingen van energieprijzen verfijnder in kaart kunnen worden gebracht. Nu vertelt hij, samen met CBS-hoofdeconoom Peter Hein van Mulligen, over de voortgang van dit onderzoek.

Hoe worden de energieprijzen in Nederland en de andere Europese landen waargenomen?

Peter Hein van Mulligen: ‘In ons land en in een aantal andere Europese landen worden de prijzen waargenomen van nieuwe contracten die afgesloten kunnen worden. Elke prijsstijging zien we daardoor meteen terug in de consumentenprijsindex (CPI). In andere landen rekent men met bestaande contracten, of komen meerjarige contracten met een vaste prijs niet of veel minder vaak voor. Daarnaast is de energiemarkt overal in Europa anders. In Nederland heeft gas een groot aandeel in het totale energieverbruik, ook voor het opwekken van elektriciteit. En juist daar vindt de grootste prijsstijging plaats. In sommige landen in Europa is olie het belangrijkst en andere landen hebben weer meer kernenergie of energie uit wind- of waterkracht.’

Waarom alleen de prijzen van nieuwe contracten?

Arlen Hoebergen: ‘Hiervoor zijn meerdere redenen. Zo past het helemaal in de manier waarop we de CPI maken: we kijken naar de prijzen zoals die op dit moment worden aangeboden. Dat geldt voor appels en peren, maar ook voor vaatwastabletten, kleding, een bankstel of een auto. Kortom, de prijs van nu.

De methode met alleen nieuwe contracten wordt door meerdere landen in Europa toegepast. In landen waar vaste contracten aangeboden worden – en dat is lang niet overal – gebruikt de helft van de landen een methode waarin ook rekening gehouden wordt met bestaande contracten. De andere helft doet hetzelfde als wat wij nu doen.

Maar het heeft ook te maken met de manier waarop we gegevens verzamelen. Het CBS doet zijn uiterste best om de administratieve lasten voor de bedrijven zo klein mogelijk te houden. Daarom halen we de prijzen van de nieuwe contracten uit een opgave die energiemaatschappijen al doen aan de Autoriteit Consument & Markt (ACM).

De waarneming van alleen nieuwe contracten zorgt in de huidige situatie voor een overschatting van de gemiddelde prijsstijging voor alle huishoudens in Nederland. Want lang niet iedereen heeft op hetzelfde moment een nieuw contract, met een nieuwe prijs. We lopen met de CPI dus eigenlijk wat voor op de prijsontwikkeling van alle huishoudens samen. Daarom willen we graag beter weten voor welke prijs huishoudens in Nederland elektriciteit en gas kopen.’

Peter Hein van Mulligen en Arlen Hoebergen
© CBS

Peter Hein van Mulligen (links) en Arlen Hoebergen over het CBS-onderzoek naar een methode waarmee de huidige ontwikkelingen van energieprijzen verfijnder in kaart kunnen worden gebracht.

Kunnen we nu al overstappen op een andere manier van berekenen?

Arlen Hoebergen: ‘Zo ver is het nu nog niet. Om dit goed te bepalen moeten we drie stappen doorlopen: de benodigde data verzamelen, een goede methode bepalen en overstappen van de oude naar de nieuwe methode. Dat laatste punt – overstappen – klinkt simpel, maar is waarschijnlijk de moeilijkste stap. De CPI wordt namelijk ook gebruikt voor allerlei indexeringen (zoals lonen, belastingen en woninghuren) en de index moet dus, over een lange termijn, het juiste prijsniveau weergeven. Met de huidige waarneming van alleen nieuwe contracten, lopen we voor op de gemiddelde prijsontwikkeling van energie voor huishoudens. Maar de prijs van energie voor mensen met een bestaand contract met een vaste prijs loopt achter op die actuele prijsontwikkeling. Zij betalen nu minder, maar als hun contract afloopt waarschijnlijk meer. Als we ‘zomaar’ op een willekeurig moment overstappen naar een methode waarbij we de prijs van bestaande contracten meenemen, dan meten we dezelfde prijsstijging twee keer en komt de CPI op een te hoog niveau uit.’

Dan moeten er ook nog afspraken op Europees niveau worden gemaakt

Peter Hein van Mulligen: ‘Inderdaad. Het kiezen van een goede methode om de prijsontwikkeling van energie te meten is ook een uitdaging op Europees niveau. Zo’n nieuwe methode moet worden afgestemd met het Europese statistiekbureau Eurostat en met andere Europese landen. Dat is van belang, omdat we de cijfers onderling goed willen kunnen vergelijken. Op dit moment is dat moeilijk, omdat er verschillende methoden gebruikt worden. We zijn dus nu met Eurostat en alle Europese lidstaten aan het overleggen over de meest gewenste methode. Daar gaan we zo snel mogelijk afspraken over maken en daarna moeten we die methode nog invoeren.’

Maar eerst het verzamelen van nieuwe data

Arlen Hoebergen: ‘Zeker. We vragen nogal wat van de energiemaatschappijen om ons gedetailleerde data te verstrekken over lopende contracten en ook data van de afgelopen periode. Maar gelukkig zien ook de energiemaatschappijen de urgentie van onze vraag en krijgen we veel medewerking. Op dit moment krijgen we informatie van verschillende energiemaatschappijen, die samen aan ongeveer 75 procent van alle huishoudens in Nederland energie leveren.

Met die data zijn we nu hard aan de slag en dit najaar hopen we de nodige analyses af te ronden. Dan willen we met meer informatie komen over de invloed van het meetellen van meerjarige contracten op de gemiddelde prijsontwikkeling voor huishoudens. We weten nog niet precies hoe groot die impact is, maar het is niet uit te sluiten dat dit een significant verschil kan uitmaken. Mede op basis daarvan en de afstemming met Eurostat, bepalen we wanneer we een nieuwe methode kunnen invoeren.’