Onderzoek risico vervoersarmoede in stroomversnelling

/ Auteur: Miriam van der Sangen
Een oude vrouw in een scootmobiel op straat
© Hollandse Hoogte / Robin Utrecht
Wat gebeurt er als je niet kunt komen waar je wilt zijn, omdat je bijvoorbeeld geen auto hebt of er in jouw omgeving geen openbaar vervoer is? Dan belemmert dat je deelname aan maatschappelijke en economische activiteiten. De laatste jaren hebben beleidsmakers en wetenschappers meer aandacht voor dit probleem. Het CBS en het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) hebben onderzoek gedaan naar een indicator om het ‘risico op vervoersarmoede’ te meten.

Nederland heeft goede wegen, een fijnmazig netwerk van openbaar vervoer en veel Nederlanders fietsen. Toch zijn er mensen voor wie vervoer onvoldoende toegankelijk is. Astrid Kampert en Judith Nijenhuis, beiden statistisch onderzoeker bij het CBS, geven voorbeelden: ‘Denk aan mensen met een beperking of mensen die ver van voorzieningen af wonen. Of aan een werknemer zonder auto die ’s nachts op een afgelegen bedrijventerrein moet zijn.’

 De nieuwe indicator is gebaseerd op 9 variabelen

Beleid voor het openbaar vervoer

Samen met hun collega’s ontwikkelden Nijenhuis en Kampert vorig jaar een eerste versie van een indicator, die meet hoe groot het risico is dat inwoners van een bepaald gebied niet kunnen komen waar zij willen: de indicator risico op vervoersarmoede. Na deze eerste aanzet kwamen er veel reacties van onderzoekers en beleidsmakers. Nijenhuis: ‘De Tweede Kamer riep de regering op om het thema mee te nemen bij het bepalen van het beleid voor het openbaar vervoer. Ook het PBL wilde graag meer onderzoek doen naar dit onderwerp.’ Kampert: ‘We hebben daarop besloten om de indicator samen verder te ontwikkelen. Het CBS en het PBL vullen elkaar aan. Wij hebben toegang tot alle registerdata en bij het PBL is veel ervaring met mobiliteitsvraagstukken.’

Negen variabelen

De nieuwe indicator is gebaseerd op negen variabelen: motorvoertuigbezit, afstand tot ov-halte, afstand tot voorzieningen, afstand tot familie, huishoudinkomen, sociaaleconomische categorie, migratieachtergrond, gezondheid en huishoudenssamenstelling inclusief leeftijd. Deze variabelen bepalen samen of een huishouden een hoog of laag risico heeft op vervoersarmoede. Nijenhuis: ‘Door bronnen te combineren kunnen wij voor elke buurt in Nederland zichtbaar maken of er daar veel huishoudens zijn die risico lopen op vervoersarmoede.’ Omdat gebruik wordt gemaakt van landelijke registerdata, kan deze indicator nu ook landelijk worden ingezet. ‘Een belangrijke verbetering is dat de nieuwe indicator nu de variabelen op huishoudensniveau combineert waardoor er gekeken kan worden naar de opstapeling van probleemfactoren. Dit biedt gemeenten op buurtniveau concrete aanwijzingen voor gerichte ondersteuning.’

Heerlen en Utrecht

De nieuwe indicator werd in het onderzoek van het CBS en het PBL  toegepast op twee verschillende gemeenten in Nederland: Utrecht en Heerlen. Utrecht is een sterk groeiende gemeente, terwijl Heerlen te maken heeft met bevolkingskrimp. In beide steden is het aandeel huishoudens met een zeer hoog risico op vervoersarmoede laag. In Utrecht gaat het om 0,2 procent van de huishoudens en in Heerlen om 0,5 procent. Kenmerkend voor veel van deze huishoudens in beide gemeenten is dat ze relatief gezien een laag inkomen hebben en niet actief zijn op de arbeidsmarkt. Daarnaast spelen er andere factoren een rol. Zo wonen huishoudens in Heerlen gemiddeld verder van een ov-halte dan in Utrecht en is in Utrecht het autobezit relatief laag.