De volkstelling: spiegel van de samenleving
Privacy
Volkstellingen in Nederland zijn gehouden vanaf 1795, op onregelmatige tijden en meestal voor specifieke administratieve doelen, bijvoorbeeld het vaststellen van de belastingen. Vanaf 1829 vonden de tellingen elke tien jaar plaats. De volkstellingen werden aanvankelijk georganiseerd door het ministerie van Binnenlandse Zaken. Vanaf 1899 was het de verantwoordelijkheid van het CBS. De veertiende volkstelling van 1971 was de laatste in traditionele zin. Er was veel verzet tegen vanuit de maatschappij, onder andere om privacyredenen.
Honderdduizenden formulieren
Na afloop van een telling moesten vele honderdduizenden formulieren worden geteld. Tot 1920 zijn de formulieren nog allemaal met de hand verwerkt, daarna gebeurde dat met de zogeheten classicompteur. Dat was een tafelmodel telmachine met 60 toetsen, met onder elke toets een telwerk. Na elke druk op een toets werd het telwerk met 1 verhoogd. In 1930 is het CBS overgegaan op het gebruik van ponskaarten en verwerking met Hollerith-machines. Zowel het tellen van de formulieren als de controles op fouten en onwaarschijnlijkheden gingen toen veel sneller. Er konden bovendien meer en extra tabellen worden samengesteld. Vanaf 1960 zijn de volkstellingsgegevens verwerkt en gecontroleerd met de computer.
Eerste telling in 1899
Voor de eerste telling in 1899 had het CBS twaalf vragen geformuleerd. Ze pasten op één velletje, een blauw vel voor mannen, een roze vel voor vrouwen. De officiële teldatum was 31 december 1899. Om alle formulieren te verwerken, kreeg het bureau er tijdelijk honderd man personeel bij. Koortsachtig werd er gewerkt, in dag- en nachtploegen. Na nog geen tien maanden rekenen konden de tabellen met de gegevens van de elf provincies aan de minister van Binnenlandse Zaken worden aangeboden. Na nog eens nauwelijks een jaar verscheen een samenvattend deel met de uitkomsten voor het hele land. Later volgden nog de uitkomsten van de beroepstelling en de woningstatistiek, alles bij elkaar een kleine 10 duizend pagina’s tabellen met toelichtende teksten. Vanaf dat moment weten we dat Nederland 5 104 137 inwoners had op 31 december 1899, van wie 3 151 536 ongetrouwd, 1 678 851 getrouwd (inclusief 3 129 inwoners die gescheiden waren van tafel en bed), 267 798 inwoners verweduwd en 5 871 gescheiden.
Virtuele volkstelling
Voor de volkstellingen van 1981 en 1991 zijn de gewenste gegevens opgehaald uit bevolkingsregisters en aangevuld met resultaten van steeproefonderzoek. Volledig consistent en vergelijkbaar met de oudste tellingen is de moderne telling dus niet. In 2004 (resultaten bekend van de Volkstelling 2001) en 2014 (resultaten bekend van de Volkstelling 2011) zijn opnieuw volkstellingstabellen gepubliceerd. Het volkstellen was inmiddels bureauwerk geworden, dankzij het registergebruik: er ging geen teller meer de straat op, er hoefde geen burger meer te worden lastig gevallen. De virtuele volkstelling van 2001 is gemaakt met registerdata en steekproefgegevens. De bulk van de data komt uit de Gemeentelijke basisadministratie van 1 januari 2001. Daaraan toegevoegd zijn gegevens uit het Sociaal Statistisch Bestand, de Enquête beroepsbevolking, het Woningregister, het Woningbehoefte-onderzoek en de Enquête werkgelegenheid en lonen. In 2011 kon de volkstelling al bijna volledig worden samengesteld uit officiële registers.
De volkstellingen van 2001 en 2011 waren een gigantische operatie: aan opdrachtgever Eurostat moesten meer dan 10 duizend tabellen worden geleverd met 10 miljoen cellen.
Gigantische operatie
De tellingen van 2001 en 2011 waren evengoed een gigantische operatie: er moesten aan opdrachtgever Eurostat, het statistiekbureau van de Europese Unie in Luxemburg, meer dan 10 duizend tabellen worden geleverd met 10 miljoen cellen. Slechts weinig statistische bureaus waren zover als het CBS. Alleen in Denemarken en Finland werd de telling op dezelfde manier gedaan, met een registercensus. Uniek voor Nederland was het bijschatten van in registers ontbrekende gegevens met survey-onderzoek. Duitsland telde de bevolking nog traditioneel met een micro-census, een steekproef van 10 procent van de bevolking. Frankrijk gebruikte een zogeheten rolling census: elk jaar werd een klein stukje van het land geteld, tot na vijf jaar het hele land in kaart gebracht was. In die vijf jaar zijn natuurlijk veel mensen verhuisd. Om die reden ontbreken veel Fransen in de census en zitten in de totaaltelling veel dubbeltellingen. Het kon ook nog traditioneler: op het platteland van Albanië gingen de tellers op de rug van een ezel met formulieren langs de boerderijen om hun informatie op te halen.
Digitalisering
Bij het eeuwfeest van het CBS in 1999 is besloten om alle volkstellingen 1795–1971 te digitaliseren. Dat is gedaan in samenwerking met de Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen (KNAW) en het Nederlands Instituut voor Wetenschappelijke Informatiediensten (NIWI), met bijdrages van het CBS en de Nederlandse organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO). De 193 banden met ruim 42 duizend bladzijden tabellen en toelichtingen zijn allemaal verwerkt. In november 2004 ging de website www.volkstellingen.nl de lucht in. Onderzoekers konden vanaf dat moment de volkstellingstabellen achter hun bureau raadplegen.
Noot: dit artikel is eerder verschenen in de CBS-publicatie ‘Het licht van de statistiek’ in het kader van 120 jaar CBS.