Grafieken worden kunst
De Duitser Gerhard (Gerd) Arntz (1900–1988) was al op jonge leeftijd sterk politiek geëngageerd. Vanwege zijn linkse sympathieën werd hij door een oom weggestuurd uit het familiebedrijf, waar hij na het vervullen van zijn dienstplicht was gaan werken. Met een toelage van zijn vader vestigde hij zich in Düsseldorf. Hij volgde er een tekenopleiding aan de Kunstacademie en sloot zich aan bij de Gruppe progressiver Künstler Köln. Hij specialiseerde zich in hout-, later in linoleumsneden. In enkele strakke lijnen wist hij de leefwereld van arbeiders te verbeelden in een stijl die al in 1925 werd geroemd vanwege het ‘ongewone gebrek aan sentimentaliteit.’ Het waren krachtige beelden zonder perspectief, in zwart en wit, zonder tussentinten.
Universele beeldtaal
Arntz viel ermee op bij Otto Neurath (1882–1945) die in 1926 de houtsneden voor het eerst zag. Neurath was een geëngageerde econoom en socioloog, sinds 1925 het hoofd van het Gesellschaft- und Wirtschaftmuseum in Wenen. In het museum kregen bezoekers informatie over economie en maatschappij in de vorm van zogeheten beeldstatistieken. Neurath had de principes om kwantitatieve informatie op een beeldende manier te presenteren en voor een lekenpubliek leesbaar te maken zelf ontwikkeld vanuit de gedachte: plaatjes zeggen meer dan woorden. De bevolkingsgroei in een land werd niet in een tabel met getalletjes gepresenteerd, maar in de vorm van gestileerde beelden met een specifieke waarde, bijvoorbeeld een baby voor elke tien geboorten per duizend inwoners. Na de dramatische verandering van het politieke klimaat verliet Neurath in februari 1934 Wenen. Hij vestigde zich permanent in Nederland, in Den Haag. Hij bracht de inventaris en de collectie van het museum onder in een nieuw museum, de Internationale Stichting voor Beeldpaedagogie. In Den Haag werkte hij zijn universele beeldtaal uit tot een systeem van pictogrammen, de ISOTYPE (International System Of TYpographic Picture Education).
Protesttentoonstelling
Neurath had Arntz al in 1929 gevraagd hem te helpen met het ontwikkelen van zijn beeldstatistiek. Hij bood hem een baan als graficus in zijn Gesellschaft- und Wirtschaftmuseum. Arntz werkte er Neuraths ideeën over beeldstatistiek verder uit. Hij zou er in de loop der jaren enkele duizenden maken. In 1930 verscheen de eerste grote publicatie, de Atlas Gesellschaft und Wirschaft, een losbladige collectie van 100 kaarten met beeldstatistieken. Arntz was Neurath in 1934 nagereisd en vestigde zich als vrij kunstenaar in ons land. Twee jaar later zou hij voor rumoer zorgen met zijn houtsnede ‘Het Derde Rijk’, een persiflage op het Hitler-regime. Twee jaar later was de prent onderdeel van De Olympiade Onder Dictatuur (D.O.O.D.) in Amsterdam. Het was een protesttentoonstelling tegen de Kunstolympiade van 1936 te Berlijn, die was georganiseerd om de Olympische Spelen op te sieren. Op aandringen van de Duitse consul is het stuk, met vele andere, weggehaald van de tentoonstelling.
Geordende aanschouwelijkheid
In de loop van 1940 kwam Arntz in dienst bij de vanuit het CBS opgerichte Nederlandse Stichting voor de Statistiek (NSS). De NSS deed commercieel marktonderzoek. De publicaties werden geïllustreerd met de beeldstatistieken van Arntz. Volgens Adri Bakker, sinds januari 1945 directeur van de stichting, had Arntz bij zijn poging het land te ontvluchten de boot naar Engeland gemist. Idenburg, directeur-generaal van het CBS, heeft zich toen over hem ontfermd door de NSS op te richten. Idenburg had 500 gulden in de stichting gestoken, en Arntz kreeg de leiding van het ontwerpbureau. Samen redden ze de collectie van het beeldmuseum nadat Neurath bij het uitbreken van de oorlog halsoverkop naar Engeland was gevlucht. Zo kreeg Idenburg de grote, goed gecatalogiseerde voorraad isotypen in handen. De spullen werden opgeslagen in de kelders van het hoofdgebouw aan de Oostduinlaan. Idenburg was gecharmeerd van de beeldstatistiek. Hij was zich ervan bewust dat cijfers en getallen afstand schiepen, mensen schuw maakten. Dat hoefde niet als die cijferreeksen waren vervat in beeldgrafieken. Hij roemde ze in een artikel in ‘Stemmen des tijds’ (1941) als een methode die ‘het denken, bevrijd van de moeilijke taak der hanteering van abstracte begrippen, op een verantwoorde manier tot een geordende aanschouwelijkheid’ had gemaakt. Het was volgens hem precies de manier waarmee de massa was te winnen voor de statistiek.
Statistisch zakboek
Vanaf 1940 maakte Arntz de beeldstatistieken ook voor het CBS. Ze vervingen de tot dan toe gebruikte grafieken. De eerste stonden in het ‘Statistisch zakboek’ van 1940, de laatste in de editie van 1966. Wie een ‘Statistisch zakboek’ met de beeldgrafieken van Arntz heeft, bezit kunst. Statistische zakboeken van 1954, 1955, 1956 en 1958 zijn bijvoorbeeld opgenomen in de collectie van het Museum of the Image (MOTI) in Breda. Op Marktplaats.nl staan advertenties waarin wordt gevraagd te bieden op de zakboeken, waarbij kopers worden verleid met de Arntz-grafiek. Arntz deed zijn werk bij het CBS met enige onderbreking: in de loop van 1943 werd hij gedwongen te dienen bij de Wehrmacht. Hij raakte gewond bij gevechten om Parijs en was tot 1946 krijgsgevangen. Naast de beeldstatistieken illustreerde Arntz ook klassieke werken, zoals de ‘Metamorphosen’ van Ovidius en ‘Candide’ van Voltaire.
Gedigitaliseerd oeuvreNoot: dit artikel is eerder verschenen in de CBS-publicatie ‘Het licht van de statistiek’ in het kader van 120 jaar CBS.
Gelouterd is Arntz op latere leeftijd. De Socialistische Uitgeverij Nijmegen publiceerde in 1973 een boekje met zijn oudste politieke prenten, drie jaar later kreeg hij een overzichtstentoonstelling in het Haags Gemeentemuseum. In 1985 ontving hij voor zijn oeuvre de H.N. Werkmansprijs. Zijn correspondentie wordt bewaard bij het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis in Amsterdam. In 2008 is met hulp van het CBS zijn oeuvre gedigitaliseerd. Met een feestje in het Haags Gemeentemuseum, dat de collectie beheert, ging op 22 april 2008 de site www.gerdarntz.org de lucht in.