Emissieregistratie levert eenduidige cijfers op
Hechte samenwerking
De emissieregistratie bestaat sinds 1974 en levert cijfers over de uitgifte van zo’n 350 voor het milieu relevante stoffen in lucht, bodem en water. In het begin van de jaren negentig had de overheid behoefte aan meer uitgebreide informatie over de emissies van verkeer, vervoer, landbouw, huishoudens, etc. Dit heeft geleid tot een hechte samenwerking tussen diverse organisaties. John Klein: ‘Sindsdien maken het RIVM, het CBS, TNO, het PBL, de Wageningse instituten en Rijkswaterstaat de emissieregistratie samen. Het grote voordeel daarvan is dat er nu eenduidige cijfers zijn, waar iedereen achterstaat.’ Kees Peek beaamt dat: ‘De kracht van de emissieregistratie zit hem vooral in de samenwerking tussen de genoemde instituten, die elk hun steentje bijdragen.’
Internationale verplichtingen
Binnen de emissieregistratie zijn verschillende taakgroepen verantwoordelijkheid voor de methodiek en de levering van de data. Klein maakt deel uit van de taakgroep Verkeer en Vervoer, Peek is betrokken bij de taakgroep Energie, Industrie en Afvalverwijdering. Daarnaast zijn er onder meer taakgroepen voor Diensten & Huishoudens en Landbouw. De taakgroepen vullen samen één grote database: het fundament voor de emissieregistratie. De emissieregistratie vormt de basis voor milieurapportages voor de Nederlandse overheid, maar ook voor internationale partijen. Peek: ‘We leveren bijvoorbeeld cijfers over broeikasgassen aan de Verenigde Naties en de Europese Unie. Aan die laatstgenoemde organisatie leveren we ook cijfers over stikstofoxiden en fijnstof. In het begin richtten we ons met name op de Nederlandse situatie. Langzamerhand zijn daar steeds meer internationale verplichtingen bijgekomen. Daarvoor was het nodig om ook nieuwe emissiebronnen te registreren, bijvoorbeeld voor de cijfers over de broeikasgassen. Eén daarvan is het lachgas waarover je veel hoort in de media. Dit komt vrij in de landbouw en bij een aantal industriële processen.’
Kwaliteitsverbetering
In de afgelopen decennia is de emissieregistratie steeds verder geprofessionaliseerd. Klein: ‘Aanvankelijk berekende het CBS zelf de emissies die werden veroorzaakt door verkeer en vervoer. De samenwerking heeft geleid tot een grote kwaliteitsverbetering, met name door de inbreng van TNO.’ Ook de digitalisering speelde een belangrijke rol, stelt Peek. ‘Die maakte het mogelijk om met één format te gaan werken. Data worden daardoor op een uniforme wijze aangeleverd.’ Internationale afspraken over de reductie van de uitstoot van milieubelastende stoffen zorgen er voor dat er steeds meer aandacht is voor de emissieregistratie. Peek: ‘Het betekent ook dat onze rapportages strenger gereviewd worden, bijvoorbeeld door de Verenigde Naties.’
Jaarlijks wordt geëvalueerd of alle bronnen voor de emissieregistratie nog goed in beeld zijn
Nieuwe bronnen
Jaarlijks wordt geëvalueerd of alle bronnen voor de emissieregistratie nog goed in beeld zijn. Nieuwe inzichten of nieuwe bronnen zorgen ervoor dat het werk zich blijft ontwikkelen. Klein: ‘Vanaf 2018 kunnen we de emissie van het wegverkeer bijvoorbeeld veel nauwkeuriger berekenen. We gebruiken een nieuwe methode, waarbij we de emissie per kenteken bepalen op basis van kilometerstanden die zijn ontleend aan de database van de Nationale AutoPas (NAP), en door TNO geleverde emissiefactoren per voertuigkilometer en per voertuig- en milieuklasse. De gegevens per kenteken worden uiteraard niet gepubliceerd en zijn ook nooit uit de tabellen te herleiden.’
Goede samenwerking
Klein hield zich bij het CBS bijna veertig jaar bezig met verkeer, vervoer en uitstoot. ‘Het is een ontzettend interessant onderwerp, dat altijd aan verandering onderhevig is. Veertig jaar geleden waren de beleidsmaatregelen bij het verkeer gericht op het terugdringen van de uitstoot van koolmonoxide en koolwaterstoffen. Daarna werd het probleem van de zure regen aangepakt en nu gaat het om CO2, stikstofoxiden en fijnstof.’ Ook Peek kijkt met veel plezier terug op de prettige en constructieve samenwerking met zijn collega’s en de deskundigen van het CBS, TNO en Rijkswaterstaat: ‘Voor een project als dit is een prettige, intensieve relatie heel belangrijk. Het komt de kwaliteit van de cijfers zeker ten goede.’