Complexe vraagstukken oplossen met big en deep data
Dynamiek van levenslopen
Het CBS financiert ook een aantal bijzondere leerstoelen. Professor dr. Ruben van Gaalen is één van de CBS-hoogleraren die zo’n bijzondere leerstoel bekleedt. Hij onderzoekt aan de Universiteit van Amsterdam (UvA) de dynamiek van levenslopen. Daarvoor gebruikt hij de registergegevens van het Stelsel van Sociaal-statistische Bestanden (SSB). Van Gaalen bestudeert wat de effecten zijn van gebeurtenissen en omstandigheden in de vroege jeugd op de kansen - op een diploma, op werk, op een relatie - op latere leeftijd en wat daarbij de rol is van het gezin. Door de levenslopen van mensen nauwkeurig te volgen, kunnen sociale verschillen binnen één generatie, maar ook over diverse generaties, worden vastgesteld. Hij hoopt met zijn onderzoek ‘het complexe verhaal achter maatschappelijke fenomenen en veranderingen’ te ontrafelen.
Sociaal milieu doet ertoe
De hoogleraar gaat op zoek naar het antwoord op de vraag of de levenslopen van laag- en hoogopgeleiden en hun kinderen steeds meer uiteen gaan lopen, vooral waar het gaat om het verzilveren van maatschappelijke kansen. Van Gaalen: ‘Het maakt nog steeds uit in welk sociaal milieu kinderen opgroeien. Kinderen lijken in veel opzichten erg op hun ouders. We weten bijvoorbeeld al dat scheiden en hertrouwen in de lagere sociale klassen vaker voorkomt. De vervolgvraag is of en hoe het leven van de betrokken kinderen door dergelijke familiedrama’s beïnvloed worden. Kinderen van ouders met een hoge opleiding, een goedbetaalde baan, een grote vriendenkring en een gevulde boekenkast - veel sociaal kapitaal - hebben bijvoorbeeld meer succes op school en op de arbeidsmarkt dan kinderen van andere ouders.’
Ouders als rolmodel
Dat succes hangt samen met het feit dat naast materiele zaken ook normen, waarden, gevoelens en gedragingen van ouder op kind worden overgedragen. Van Gaalen: ‘Dat heeft in de eerste plaats ermee te maken dat veel persoonskenmerken sterk genetisch bepaald zijn. Kinderen zien hun ouders bovendien vaak als rolmodel. Kinderen kiezen bijvoorbeeld nogal eens dezelfde studie en hetzelfde beroep als hun ouders.’ Ouders kunnen het gedrag van hun kinderen actief bijsturen door toezicht, belonen en corrigeren, zodat kinderen zich de gedragsnormen en -waarden van hun ouders toe-eigenen. ‘Het leesgedrag van ouders, gezamenlijk museumbezoek en verre vakanties, en discussies over politiek en filosofie bij het avondeten verrijken het leven van kinderen. Goed opgeleide ouders kunnen hun kinderen, als die minder goed presteren op school, beter helpen.’
Opvattingen en houdingen
Met registers als basis heeft Van Gaalen aan data geen gebrek. Het lukt ook steeds beter om daar op een slimme manier steekproeven uit af te bakenen. Dat heet smart sampling. Van Gaalen heeft er al ervaring mee opgedaan in een onderzoek naar de effecten van co-ouderschap na een scheiding en de inhoud van het ouderschapsplan. Dat is onderzoek dat hij met sociologen en juristen van de Universiteit Utrecht heeft gedaan. Op basis van de registers kon de groep personen worden benaderd die in een bepaald jaar uit elkaar was gegaan en die minimaal één minderjarig kind hadden. Recent heeft Dr. Anne-Rigt Poortman van de Universiteit Utrecht een NWO-VICI-beurs gekregen om deze ouders opnieuw te benaderen, weer in samenwerking met CBS. Van Gaalen: ‘Vroeger zouden we een zeer grote steekproef hebben moeten trekken. Dit is goedkoper en efficiënter. Maar registers bevatten geen subjectieve gegevens zoals opvattingen, houdingen, tevredenheid, geluk. Voor het volledige verhaal blijven enquêtes nodig.’
Het CBS werkte ook mee aan een innovatief onderzoek van de UvA. Dat was een samenwerking die unieke resultaten opleverde.
Wereldwijd uniek
Het CBS werkte ook mee aan een innovatief onderzoek van de UvA: ‘Ouders en Kinderen in Nederland’ (OKiN), gefinancierd door een Europese subsidie van professor Matthijs Kalmijn. Het CBS zorgde voor de steekproef en de dataverzameling. Van Gaalen: ‘Een samenwerking met unieke resultaten. Het onderzoek heeft veel inzicht opgeleverd in de verscheidenheid aan stiefouders. Dat is iets om rekening mee te houden bij het opstellen van regels en wetten. Ook blijken ouders die het contact met hun kinderen verliezen daar grote moeite mee te hebben, vooral vaders. Daar is aandacht voor nodig bij hulpverleners. Met de nieuwe data kunnen we de effecten van de scheiding op het kind en hun gehechtheid aan de verschillende ouders veel nauwkeuriger in beeld brengen. De samenwerking tussen UvA en het CBS in dit onderzoek heeft informatie opgeleverd die wereldwijd uniek is. We laten zien dat de inzet van registerdata en interviews kan leiden tot efficiënt en nauwkeurig onderzoek naar relatief kleine groepen die beleidsmatig interessant zijn.’
Deep data
Nóg verder inzoomen en nóg dieper de - uiteraard geanonimiseerde - data induiken levert informatie op over kleinere groepen, zoals over kinderen die in sterk gedepriveerde gezinnen moeten opgroeien. Gebruikmakend van een veelheid aan registraties, zoals ziekenhuis-, jeugdzorg- en politiedossiers zijn deze gezinnen in beeld te krijgen. Geen big data dus, maar deep data. ‘Het SSB biedt de mogelijkheid kenmerken te combineren om de relatief kleine groep zwaar gedepriveerde gezinnen in kaart te brengen en te volgen. Het is van belang te weten hoe groot deze groepen zijn, maar ook waardoor ze in de problemen zijn gekomen en hoe lang ze in die situatie blijven. Vat krijgen op de leefsituatie van kinderen aan de onderkant van de maatschappelijke ladder is belangrijk’, aldus Van Gaalen.
Nieuwe leenstelsel
In een ander onderzoek met de UVA - samen met Lonneke van den Berg - is bekeken of studeren en uit-huis-gaan onder het nieuwe leenstelsel nog wel haalbaar is voor havo- en vwo-gediplomeerden en of het daarbij uitmaakt hoeveel geld en vermogen de ouders hebben. Van Gaalen: ‘Studeren bleek voor de meesten wel haalbaar, maar het deel dat op kamers ging nam sterk af. We zagen dat een zeer kleine groep havisten uit bijstandsgezinnen - minder dan 2 procent binnen die groep - minder vaak naar het hbo doorstroomde. Nu wordt onderzocht of dit voor recentere jaren nog steeds zo is.’