De opkomst van sportstatistieken in oorlogstijd
Beschavende invloed
Velen hebben een beschavende invloed aan de sportbeoefening toegekend. Ook Henri Methorst, directeur van het CBS van 1906-1939, was overtuigd van de beschavende invloed van sportbeoefening. Hij noemde het één van de redenen waarom in ons land het alcoholverbruik tegen het einde van de negentiende eeuw was gedaald, want sporten en drinken gingen niet samen. Zijn opvolger Ph.J. Idenburg (CBS-directeur van 1939-1966) was allerminst overtuigd van de beschavende kracht van de sport. Hij zag de sportbeoefening als een voorbeeld van de ‘veruitwendiging van het leven’, die hij verfoeide. Het ging in de sport net als in het moderne kapitalisme: voor steeds meer winst steeds grotere aantallen willen produceren in een steeds sneller tempo. Die ontwikkeling had in de sport zijn gelijke in de jacht naar records. Hij vond dat bedenkelijk. Dat de ‘cultuur der ziel’ plaats maakte voor de ‘cultuur van het lichaam’ noemde hij een ‘ontaarding.’
Gouden jaren voor de sport
Als het de taak is van de statistiek om maatschappelijke trends te signaleren en in kaart te brengen, dan was een sportstatistiek midden in bezettingstijd zeker een verplicht nummer. De bezettingsjaren waren gouden jaren voor de sport. Sporten was een vlucht, een afleiding. Sport gaf ontspanning en bood een tegenwicht voor de spanningen die de bezetting gaf, schreef sporthistoricus André Swijtink. De ledentallen van sportbonden groeiden sterk, van 278 duizend in 1930 tot het dubbele aantal (558 duizend) in 1942. Sommige verenigingen voerden een ledenstop in omdat de accommodaties de ledentoeloop niet aankonden.
Uitpuilende stadions
Ook de passieve belangstelling voor sport nam toe. De competities gingen gewoon door, de stadions puilden uit. In 1942 zijn 7,5 miljoen kaartjes verkocht voor sportwedstrijden, bijna tweemaal zoveel als voor de oorlog. In 1942 konden bonden voor het eerst in aanmerking komen voor overheidssubsidiëring. De subsidies moesten gebruikt worden voor propaganda, het aanstellen van instructeurs en de bevordering van de jeugdsport. De bezetter liet de sportbeoefening aanvankelijk ongemoeid onder het mom: ‘Wie aan sport doet, zondigt niet.‘ Later werd de bezetter actiever, want de sportbeoefening paste perfect in de nationaal-socialistische ‘heropvoeding’ van het Nederlandse volk. Onder Duitse druk werd in 1941 lichamelijke oefening op lagere scholen verplicht gesteld.
(Foto uit collectie ADO Den Haag)
Verplichte centralisatie
De eerste officiële sportmonografie was De Sportbeoefening in 1942 (Den Haag 1944). Daaruit bleek dat voetballen (150 duizend leden), schaatsen (130 duizend) en turnen (57 duizend) de sporten waren met de meeste georganiseerde sporters. Kleinere sporten waren vooral regionaal belangrijk: handboogschieten in Noord-Brabant en Limburg, honkbal en kolven in Noord-Holland en kaatsen in Friesland. De statistiek werd gemaakt in opdracht van het Departement van Opvoeding, Wetenschap en Kultuurbescherming. In het besluit van 10 september 1942 was bepaald dat sportbeoefening in verenigingsverband uitsluitend nog mocht in verenigingen die waren aangesloten bij een van de aangewezen leidende sportorganisaties. Met de enquête wilde het departement te weten komen welke verenigingen voor die datum al waren aangesloten bij die organisaties. De invloed van de verplichte centralisatie zou moeten blijken uit vervolgonderzoeken. Hoewel die onderzoeken gehouden zijn – op 1 februari 1943 en 1 september 1943 – zijn de uitkomsten nooit gepubliceerd.
Thematische monografieën
Naderhand kwamen de sportstatistieken mondjesmaat beschikbaar. In 1957 verscheen in de serie Vrijetijdsbesteding in Nederland. Winter 1955/’56 een klein hoofdstukje over sportbeoefening in het deel over het verenigingsleven. Pas in 1965 verscheen een nieuwe sport-statistische monografie, Sportbeoefening, zomer 1963, deel van een meerdelig Vrijetijdsbestedingsonderzoek. Vanaf 1974 zijn er de regelmatige leefsituatieonderzoeken en de gezondheidsenquêtes, waarin naar de sportbeoefening is gevraagd. In de jaren negentig publiceerde het CBS een aantal thematische monografieën.
Het CBS bestaat 120 jaar
Het CBS werd in 1899 opgericht en bestaat nu 120 jaar. Over die tijd zijn veel bijzondere verhalen te vertellen, waarvan we er hier een aantal publiceren. Een selectie van die verhalen is nu ook te lezen op de website van het CBS. Wist u bijvoorbeeld dat de drukpers van het CBS in de oorlogsjaren heeft gezorgd voor de publicatie van belangrijke literaire werken? En dat de inzet van computers bij de volkstelling van 1971 tot groot protest leidde?