Gevolgen echtscheiding onderzocht door UvA en CBS
Echtscheidingsrevolutie
In de jaren zeventig en tachtig nam het aantal echtscheidingen fors toe. Als gevolg daarvan ontstaan steeds meer complexe gezinnen. Prof. Matthijs Kalmijn van de UvA: ‘Er is inmiddels veel onderzoek gedaan naar de effecten van echtscheiding op jonge kinderen in die eerste turbulente tijd na de scheiding. Wij wilden weten hoe het nu gaat met de kinderen die opgroeiden in de ‘echtscheidingsrevolutie’ en nu tussen de 25 en 45 jaar oud zijn.’ Kalmijn kreeg een Europese beurs om dit onderzoek uit te voeren en werkte daarbij intensief samen met het CBS.
Complexe gezinnen
In het OKiN-onderzoek staan complexe gezinnen centraal: niet alleen gezinnen waar de ouders uit elkaar zijn, maar ook gezinnen waar één van de ouders overleden is en gezinnen met adoptiekinderen. Kalmijn: ‘De complexiteit in deze gezinnen roept ingewikkelde vragen op. Hoe regel je de voogdij bijvoorbeeld, als sprake is van meerdere ouders en stiefouders? Wij vonden het belangrijk om te onderzoeken hoe mensen die opgroeiden in zo’n gezin tegen die vragen aankijken en welke effecten het complexe gezin voor hen op de langere termijn heeft. Dankzij de samenwerking met het CBS hebben we een unieke steekproef kunnen trekken.’
Steekproefkader
CBS-prof. Ruben van Gaalen, die zowel bij de UvA als het CBS werkt, was verantwoordelijk voor het steekproefkader. Hij is gespecialiseerd in registeranalyses en doet al lange tijd onderzoek naar de wijze waarop kinderen in Nederland opgroeien. Van Gaalen: ‘Over de gezinsstructuur en de omstandigheden waarin kinderen opgroeien hebben we veel informatie in onze registers. We weten waar de kinderen wonen, wat hun ouders verdienen, welke opleiding ze doen, of ze in aanraking komen met criminaliteit, etc. Maar registers vertellen ons niet hoe gezinnen met elkaar samenleven. Hoe is het co-ouderschap geregeld? Hoe staan familieleden elkaar bij? Hoe ervaren ze hun situatie? Om daarachter te komen, moet je een interview afnemen.’
Privacy
Het bijzondere van dit onderzoek is dat de in het bevolkingsregister geregistreerde adresbewoning van ouders en kinderen gebruikt is om een goede steekproef te trekken voor de interviews. Zo ontstond voldoende variatie binnen de groep respondenten om er valide uitspraken over te doen. Van Gaalen: ‘Bovendien hebben we dankzij de registers zowel de ouders als de kinderen kunnen benaderen. Dit werd in een aanschrijfbrief aan de kinderen en hun (stief)ouders aangekondigd. Om de privacy van de respondenten te waarborgen, werden de ingevulde vragenlijsten in de streng beveiligde omgeving van het CBS eerst versleuteld en van een random identification number (RIN) voorzien. Op deze manier zijn de antwoorden nooit tot personen herleidbaar. Pas daarna hebben we in het OKiN-onderzoek de gegevens van ouders en kinderen samengevoegd. Dat is voor dit soort onderzoek nog niet eerder gedaan. Nadat de interviews zijn afgenomen, hebben we onze registers opnieuw ingezet om de data aan te vullen met gegevens over bijvoorbeeld inkomen en opleiding. Dit werd eveneens aangekondigd in de aanschrijfbrief. Zo konden we voorkomen dat de vragenlijsten voor de respondenten te lang zouden worden.’
De samenwerking tussen de UvA en het CBS in dit onderzoek heeft informatie opgeleverd die wereldwijd uniek is
Uniek onderzoek
Ook de dataverzameling van het onderzoek werd door het CBS gedaan. Miranda de Vree was er nauw bij betrokken. ‘Dat zowel de volwassen kinderen als hun ouders gevraagd werden, maakte dit onderzoek uniek, maar ook complex. Alle betrokken personen kregen per post een uitnodiging om een internetvragenlijst in te vullen. Degenen die niet op de uitnodiging waren ingegaan, zijn aan huis benaderd door een interviewer van het CBS met de vraag of zij alsnog wilden meewerken. Dit leverde uiteindelijk een hoge respons op.’ Deze hoge respons komt voor een deel door een combinatie van strategieën die het CBS inzet. ‘We benaderen mensen bijvoorbeeld én via internet én schriftelijk én face-to-face. Bij de uitnodigingsbrief voor het internetonderzoek zat ook een waardebon. Mensen zijn eerder bereid mee te doen als ze zo’n attentie ontvangen. Wat ook meehielp was dat zowel de respondenten als de interviewers het een aansprekend onderwerp vonden.’
Presentatie en seminar
Het onderzoek naar gezinscomplexiteit levert een reeks aan publicaties van onderzoekers van de UvA en het CBS op en een aantal proefschriften. Op 17 oktober vindt bij het CBS in Den Haag een seminar plaats van de Nederlandse Vereniging voor Demografie waarbij familiecomplexiteit centraal staat. Naast presentaties uit andere studies presenteert Kalmijn hier de eerste resultaten van het OKiN-onderzoek. Bij het seminar zijn wetenschappers, beleidsmakers en hulpverleners aanwezig. Wat kunnen zij van het onderzoek leren? Kalmijn: ‘Ons onderzoek heeft veel inzicht opgeleverd in de verscheidenheid aan stiefouders. Dat is iets om rekening mee te houden bij het opstellen van regels en wetten. Ook blijken ouders die het contact met hun kinderen verliezen daar grote moeite mee te hebben, vooral vaders. Daar is aandacht voor nodig bij hulpverleners.’ Van Gaalen concludeert: ‘Met de nieuwe data kunnen we de effecten van de scheiding op het kind en hun gehechtheid aan de verschillende ouders veel nauwkeuriger in beeld brengen. De samenwerking tussen UvA en CBS in dit onderzoek heeft informatie opgeleverd die wereldwijd uniek is. We laten zien dat de inzet van registerdata en interviews kan leiden tot efficiënt en nauwkeurig onderzoek naar relatief kleine groepen die beleidsmatig interessant zijn.’
Vervolgonderzoek
Kalmijn wil het onderzoek graag verder uitbreiden. ‘Onder meer door over vier jaar dezelfde respondenten nogmaals te ondervragen. Daar zoeken we nog financiering voor. Daarnaast gaan we bijvoorbeeld nader onderzoek doen naar adoptiekinderen en naar supercomplexe gezinssituaties, waarbij veel stiefouders betrokken zijn.’