CBS brengt armoede in Nederland in kaart
Armoede in breed perspectief
Volgens projectleider en auteur Ferdy Otten publiceert CBS al vanaf 1997 over armoederisico’s in Nederland. ‘Het was een gezamenlijke publicatiereeks van CBS en het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP). Tot en met 2008 stond de publicatie afwisselend bekend als de Armoedemonitor en het Armoedebericht. Daarna als het Armoedesignalement.’ Vanaf 2015 rapporteren CBS en het SCP elk afzonderlijk over armoede. Daarbij heeft CBS gekozen voor een fenomeengerichte aanpak. Otten: ‘Armoede is in een breed maatschappelijk perspectief geplaatst. Niet alleen de inkomens van huishoudens en mensen komen daarbij aan bod, maar ook hun bestedingen, vermogen, maatschappelijke betrokkenheid, woonsituatie, gezondheid en dader- en slachtofferschap van criminaliteit.’
Compleet beeld
Vanwege de brede thematiek hebben meerdere onderzoekers van verschillende sectoren binnen CBS aan deze publicatie meegewerkt. Redacteur en auteur Wim Bos: ‘Om een zo compleet mogelijk beeld te krijgen van de mensen die in armoede leven, zijn inkomensgegevens uit het Sociaal Statistisch Bestand (SSB) gekoppeld aan gegevens over bijvoorbeeld wonen en gezondheid. Aan het Centraal Planbureau hebben we gevraagd ramingen voor de komende jaren te maken.’
Risicogroepen
Volgens de beide onderzoekers is de publicatie vooral interessant voor beleidsmakers bij gemeenten, ministeries en koepelorganisaties. Bos: ‘Het armoedebeleid ligt op het bordje van de gemeenten. Zij zijn met name geïnteresseerd in onze cijfers. Ook de verstrekking van bepaalde subsidies van scholen zijn afhankelijk van onze cijfers. Daarnaast is het voor gemeenten interessant om te weten waar risicogroepen voor armoede (bijvoorbeeld alleenstaanden met een inkomen van minder dan 1020 euro per maand, red.) wonen, welke pijnpunten ze ervaren en welke ontwikkelingen te verwachten zijn.’
Armoede in de grote steden
Uit de nieuwe publicatie blijkt onder meer dat gemeenten met meer inwoners doorgaans een hoger percentage huishoudens met risico op armoede hebben. In 2013 was het aandeel met 18,7 procent het hoogst in Rotterdam. Amsterdam volgde met 18,2 procent. In de top tien staan naast Den Haag (16,6 procent) verder vrijwel uitsluitend grote steden buiten de Randstad: Groningen, Leeuwarden, Enschede, Arnhem, Nijmegen en Heerlen.
Opvallend is de flinke toename van het aantal huishoudens met een langdurig laag inkomen
Opvallendste resultaten
Wat zijn volgens de auteurs de opvallendste resultaten uit de publicatie? Otten: ‘Het aantal huishoudens met een laag inkomen (minder dan 1920 euro per maand, red.) nam in 2014 weinig toe: het aandeel steeg van 10,3 procent naar 10,4 procent. De ramingen van het Centraal Planbureau wijzen voor 2015 en 2016 op een lichte daling. Opvallend is wel de flinke toename van het aantal huishoudens met een langdurig laag inkomen. Van de 734 duizend huishoudens die in 2014 een inkomen onder de lage inkomensgrens hadden, moesten er 217 duizend - zo’n 3,3 procent - al ten minste 4 jaar achter elkaar van een laag inkomen rondkomen. Dat zijn er 24 duizend meer dan in 2013. Het geeft aan dat huishoudens die gedurende de economische crisis aan de onderkant van de inkomensladder zijn beland hier niet goed meer uit kunnen komen.’