Prognose personen in huishoudens; leeftijd, burgerlijke staat, 2025-2070

Bewerk tabel Download volledige dataset Toon toelichting
Geslacht Positie in het huishouden Perioden Personen in huishoudens (aantal)
Totaal mannen en vrouwen Totaal personen in huishoudens 2025 18.048.172
2030 18.458.056
2040 19.180.673
2050 19.687.645
2060 20.065.830
2070 20.631.415
Personen in particulier huishoudens 2025 17.748.210
2030 18.117.421
2040 18.778.324
2050 19.244.559
2060 19.604.095
2070 20.175.724
Thuiswonend kind 2025 4.664.414
2030 4.647.872
2040 4.802.751
2050 5.009.613
2060 5.079.453
2070 5.161.774
Alleenstaand 2025 3.415.300
2030 3.653.925
2040 3.946.342
2050 4.082.588
2060 4.196.383
2070 4.345.820
Samenwonend 2025 8.759.623
2030 8.884.776
2040 9.040.009
2050 9.094.576
2060 9.226.111
2070 9.549.546
Ouder in eenouderhuishouden 2025 624.205
2030 648.904
2040 698.589
2050 759.275
2060 791.156
2070 795.994
Overig lid huishouden 2025 284.668
2030 281.944
2040 290.633
2050 298.507
2060 310.992
2070 322.590
Personen in institutioneel huishoudens 2025 299.962
2030 340.635
2040 402.349
2050 443.086
2060 461.735
2070 455.691
Mannen Totaal personen in huishoudens 2025 8.978.239
2030 9.195.352
2040 9.547.408
2050 9.793.056
2060 9.988.872
2070 10.289.928
Personen in particulier huishoudens 2025 8.831.817
2030 9.028.920
2040 9.354.011
2050 9.582.676
2060 9.770.544
2070 10.070.372
Thuiswonend kind 2025 2.500.767
2030 2.493.380
2040 2.571.942
2050 2.676.951
2060 2.719.256
2070 2.764.601
Alleenstaand 2025 1.677.197
2030 1.819.876
2040 1.979.263
2050 2.057.081
2060 2.123.476
2070 2.211.267
Samenwonend 2025 4.392.354
2030 4.456.696
2040 4.534.290
2050 4.561.538
2060 4.627.287
2070 4.788.952
Ouder in eenouderhuishouden 2025 119.726
2030 118.749
2040 124.083
2050 139.587
2060 147.834
2070 146.960
Overig lid huishouden 2025 141.773
2030 140.219
2040 144.433
2050 147.519
2060 152.691
2070 158.592
Personen in institutioneel huishoudens 2025 146.422
2030 166.432
2040 193.397
2050 210.380
2060 218.328
2070 219.556
Vrouwen Totaal personen in huishoudens 2025 9.069.934
2030 9.262.705
2040 9.633.265
2050 9.894.589
2060 10.076.956
2070 10.341.489
Personen in particulier huishoudens 2025 8.916.394
2030 9.088.502
2040 9.424.313
2050 9.661.883
2060 9.833.550
2070 10.105.354
Thuiswonend kind 2025 2.163.648
2030 2.154.493
2040 2.230.810
2050 2.332.662
2060 2.360.196
2070 2.397.173
Alleenstaand 2025 1.738.102
2030 1.834.050
2040 1.967.079
2050 2.025.506
2060 2.072.907
2070 2.134.552
Samenwonend 2025 4.367.271
2030 4.428.079
2040 4.505.719
2050 4.533.038
2060 4.598.823
2070 4.760.595
Ouder in eenouderhuishouden 2025 504.480
2030 530.155
2040 574.506
2050 619.689
2060 643.322
2070 649.036
Overig lid huishouden 2025 142.893
2030 141.725
2040 146.199
2050 150.988
2060 158.302
2070 163.998
Personen in institutioneel huishoudens 2025 153.540
2030 174.203
2040 208.952
2050 232.706
2060 243.406
2070 236.135
Bron: CBS.
Verklaring van tekens

Tabeltoelichting


Deze tabel bevat prognoses van de bevolking van Nederland in huishoudens naar positie in het huishouden, geslacht, leeftijd en burgerlijke staat. De cijfers hebben betrekking op de situatie per 1 januari.

Gegevens beschikbaar: 2025-2070

Status van de cijfers:
De cijfers in deze tabel zijn berekende prognosecijfers.

Wijzigingen per 17 december 2024:
Geen, dit is een nieuwe tabel waarin de voorgaande prognose is bijgesteld op basis van de inmiddels beschikbaar gekomen waarnemingen. De prognoseperiode loopt nu van 2025 tot 2070.

Wanneer komen er nieuwe cijfers?
De verschijningsfrequentie van deze tabel is eenmalig. In december 2027 wordt de nieuwe huishoudensprognosetabel gepubliceerd.

Toelichting onderwerpen

Personen in huishoudens
Aantal personen in huishoudens op 1 januari.

Huishouden:
Particulier of institutioneel huishouden.

Particulier huishouden:
Eén of meer personen die samen een woonruimte bewonen en zichzelf, dus niet-bedrijfsmatig, voorzien in de dagelijkse levensbehoeften.

Institutioneel huishouden:
Eén of meer personen die samen een woonruimte bewonen en daar bedrijfsmatig worden voorzien in dagelijkse levensbehoeften. Ook de huisvesting vindt bedrijfsmatig plaats.
Het gaat om instellingen zoals verpleeg-, en verzorgingshuizen, instellingen voor geestelijke gezondheidszorg, forensische centra, instellingen voor verstandelijk, lichamelijk en zintuiglijk gehandicapten, instellingen voor verslavingszorg en daklozenopvang, internaten, kloosters, gevangenissen, kazernes, en asielzoekerscentra, waarin de personen in principe voor langere tijd (zullen) verblijven.