Landbouw; kerncijfers van de EU-lidstaten, nationale rekeningen

Landbouw; kerncijfers van de EU-lidstaten, nationale rekeningen

Landen Perioden Productie en verbruik Output basisprijzen Totaal (mln euro) Productie en verbruik Output basisprijzen Plantaardige producten (mln euro) Productie en verbruik Output basisprijzen Veeteelt Totaal (mln euro) Productie en verbruik Output basisprijzen Veeteelt Dieren (mln euro) Productie en verbruik Output basisprijzen Veeteelt Dierlijke producten (mln euro) Productie en verbruik Output basisprijzen Landbouwdiensten (mln euro) Productie en verbruik Bruto toegevoegde waarde basisprijzen (mln euro) Arbeidsvolume (x 1 000 arbeidsjaren) Landbouwinkomen per arbeidsjaar Mutatie t.o.v. voorafgaand jaar (%)
Europese Unie: EU-27 (vanaf 2020) 2023* 537.077 273.643 214.258 119.777 94.481 25.410 223.906 7.600 -7,6
Duitsland 2023* 76.147 35.328 35.922 18.261 17.660 2.796 30.568 464 -17,0
Frankrijk 2023* 95.776 50.501 34.175 19.342 14.832 6.518 37.879 722 -15,2
Italië 2023* 72.965 38.863 21.448 12.369 9.079 5.917 38.916 931 6,2
Nederland 2023* 41.462 20.349 15.325 7.258 8.067 2.846 15.357 162 9,9
Spanje 2023* 65.613 35.646 28.459 20.656 7.803 758 34.020 811 12,9
Bron: CBS.
Verklaring van tekens

Tabeltoelichting


Deze tabel bevat gegevens uit de landbouwrekeningen van de EU-lidstaten. De cijfers hebben betrekking op de output, het intermediair verbruik, de toegevoegde waarde, het arbeidsvolume en het landbouwinkomen.

Gegevens beschikbaar vanaf: 1995

Status van de cijfers:
Voor de cijfers van Nederland geldt dat de jaren in de periode 1995-2021 definitief zijn. Gegevens van de jaren 2022 en 2023 hebben de status voorlopig. Voor de andere lidstaten zijn de cijfers integraal overgenomen uit de database van Eurostat. Omdat deze gegevens doorlopend kunnen wijzigen, is het mogelijk dat ze verschillen met de cijfers op StatLine.

Wijzigingen per 29 november 2024:
Dit is een nieuwe tabel.
Het Centraal Bureau voor de Statistiek heeft onlangs de nationale rekeningen gereviseerd. Daarbij worden nieuwe bronnen, methoden en concepten doorgevoerd in de nationale rekeningen, zodat het beeld van de Nederlandse economie weer optimaal aansluit bij alle onderliggende statistieken, bronnen en internationale richtlijnen voor het samenstellen van de nationale rekeningen. Deze tabel geeft de cijfers na revisie weer. Voor meer informatie zie paragraaf 3.

Wanneer komen er nieuwe cijfers?
Na afloop van het verslagjaar worden na ongeveer 6 maanden de voorlopige cijfers gepubliceerd. Na 18 maanden worden de definitieve cijfers gepubliceerd, tegelijkertijd met het verschijnen van de nationale rekeningen. In december komen de zeer voorlopige cijfers van het actuele jaar beschikbaar. Deze gegevens worden door het Landbouw Economisch Instituut in samenspraak met het CBS vastgesteld. Een update van de zeer voorlopige cijfers vindt in januari plaats.

Toelichting onderwerpen

Productie en verbruik
Productie (basisprijzen); het totaal van goederen en diensten dat is geproduceerd, ook wel output genoemd.
Intermediair verbruik (aankoopprijzen); goederen en diensten die als input in het productieproces worden gebruikt, met uitzondering van vaste activa (investeringsgoederen).
Output basisprijzen
Het totaal aan goederen en diensten dat is geproduceerd, ook wel productie genoemd. Hiervan bestaan drie soorten:
- marktoutput: goederen en diensten die op de markt zijn afgezet of waarvoor dit in de toekomst de bedoeling is
- output voor eigen finaal gebruik: goederen en diensten voor eigen consumptie of voor investeringen door dezelfde bedrijfseenheid als die welke die goederen en diensten heeft geproduceerd
- niet-marktoutput: goederen en diensten die gratis of tegen economisch niet-significante prijzen aan andere eenheden zijn geleverd.

De output wordt gewaardeerd tegen basisprijzen. Dit zijn de prijzen die door producenten zelf worden ervaren: per bedrijfstak zijn de productgebonden belastingen er vanaf getrokken en de productgebonden subsidies erbij opgeteld. Door de producent afzonderlijk in rekening gebrachte vervoerskosten zijn niet inbegrepen. Ook de waardeverandering van financiële en niet-financiële activa (productiemiddelen) tijdens de verslagperiode zijn niet inbegrepen.

Inbegrepen is de output van alle in Nederland opererende bedrijfseenheden, dus ook degenen die in buitenlandse handen zijn. Ook overheidsinstanties en andere niet-commerciële instanties behoren hiertoe.
Totaal
Omvat de output van plantaardige producten, de output van de veeteelt, de output van landbouwdiensten en de output van niet tot de landbouw behorende nevenactiviteiten (niet‑scheidbaar), totaal.
Plantaardige producten
Omvat de output van granen, handelsgewassen, voedergewassen, groenten en tuinbouwproducten, aardappelen, fruit, wijn, olijfolie en andere plantaardige producten.
Veeteelt
Omvat de output van dieren en dierlijke producten, totaal.
Totaal
Omvat de output van dieren en dierlijke producten, totaal.
Dieren
Omvat de output van boerderij- en hobbydieren (paarden honden, katten etc.).
Dierlijke producten
Omvat vooral de output van rauwe melk en consumptie eieren.
Landbouwdiensten
Omvat het loonwerk in de landbouw en de verhuur van melkquota. Activiteiten zoals de exploitatie van irrigatiesystemen en de verhuur van machines zonder personeel zijn hier niet inbegrepen.
Bruto toegevoegde waarde basisprijzen
De waarde van alle geproduceerde goederen en diensten (de productiewaarde of output) minus de waarde van goederen en diensten die tijdens deze productie zijn opgebruikt (het intermediair verbruik). De toegevoegde waarde is daarbij uitgedrukt in basisprijzen, de prijzen die door producenten zelf zijn ervaren. Inbegrepen is de toegevoegde waarde van alle in Nederland opererende bedrijfseenheden, dus ook degenen die in buitenlandse handen zijn. Ook overheidsinstanties en andere niet-commerciële instanties behoren hiertoe.

In de nationale rekeningen en landbouwrekeningen betekent ‘bruto’ vóór aftrek van het verbruik van vaste activa (afschrijvingen) en ‘netto’ na aftrek van het verbruik van vaste activa.
Arbeidsvolume
Een maatstaf voor het arbeidsvolume, die wordt berekend door alle banen (voltijd en deeltijd) om te rekenen naar voltijdbanen, ook wel voltijdequivalenten (vte) genoemd.

Zo leveren twee halve banen (elk 0,5 vte) samen een arbeidsvolume van één arbeidsjaar op.
Landbouwinkomen per arbeidsjaar
Het reële landbouwinkomen in de bedrijfstak landbouw per arbeidsjaareenheid (FTE). De toevoeging reële betekent dat de index van het 'nominaal' landbouwinkomen is gecorrigeerd voor de inflatie met de prijsindex van het BBP tegen marktprijzen.
Mutatie t.o.v. voorafgaand jaar
De jaarlijkse procentuele veranderingen van het reële landbouwinkomen per arbeidsjaar.