Maatstaven gemeentefonds; diverse indicatoren; regio-indeling 2021

Maatstaven gemeentefonds; diverse indicatoren; regio-indeling 2021

Regio's Inwoners, 1-1-2021 Inwoners van 15 tot 65 jaar (aantal) Inwoners, 1-1-2021 Inwoners tot 18 jaar (aantal) Particuliere huishoudens, 1-1-2021 Totaal particuliere huishoudens (aantal) Particuliere huishoudens, 1-1-2021 Meerpersoonshuishoudens met kinderen Totaal met thuiswonende kinderen (aantal) Particuliere huishoudens, 1-1-2021 Meerpersoonshuishoudens met kinderen Met thuiswonden kinderen 0 tot 18 jaar (aantal) Particuliere huishoudens, 1-1-2021 Eenouderhuishoudens, 2 of meer kinderen (aantal) Bijstandshuishoudens, 2018-2020 Eenouderhuishoudens met bijstand Gemiddelde 2018-2020 (aantal) Bijstandshuishoudens, 2018-2020 Eenouderhuishoudens met bijstand Eenpersoonshuishoudens 31-12-2020 (aantal) Bijstandshuishoudens, 2018-2020 Eenouderhuishoudens met bijstand Eenpersoonshuishoudens 31-12-2019 (aantal) Bijstandshuishoudens, 2018-2020 Eenouderhuishoudens met bijstand Eenpersoonshuishoudens 31-12-2018 (aantal) Bijstandshuishoudens, 2018-2020 Meerpersoonshuishoudens met kinderen Gemiddelde 2018-2020 (aantal) Bijstandshuishoudens, 2018-2020 Meerpersoonshuishoudens met kinderen Meerpersoonshuishoudens 31-12-2020 (aantal) Bijstandshuishoudens, 2018-2020 Meerpersoonshuishoudens met kinderen Meerpersoonshuishoudens31-12-2019 (aantal) Bijstandshuishoudens, 2018-2020 Meerpersoonshuishoudens met kinderen Meerpersoonshuishoudens 31-12-2018 (aantal) Huishoudens met inkomen, 2014 Totaal huishoudens met inkomen Huishoudens met inkomen (aantal) Huishoudens met inkomen, 2014 Totaal huishoudens met inkomen Gemiddeld gestandaardiseerd inkomen (euro) Huishoudens met inkomen, 2014 Huishoudens met kinderen Totaal huishoudens met kinderen (aantal) Huishoudens met inkomen, 2014 Huishoudens met kinderen Gemiddeld gestandaardiseerd inkomen (euro) Huishoudens met inkomen, 2014 Minderjarige kinderen in huishoudens Totaal minderjarige kinderen (aantal) Huishoudens met inkomen, 2014 Minderjarige kinderen in huishoudens In huishoudens tot 120% sociaal minimum (aantal) Huishoudens met inkomen, 2014 Minderjarige kinderen in huishoudens In huishoudens met laag inkomen (aantal) Beroepsbevolking, gemiddelde 2016-2020 Totaal beroepsbevolking (x 1 000) Beroepsbevolking, gemiddelde 2016-2020 Lager opgeleiden, gemiddelde 2016-2020 (x 1 000) Beroepsbevolking, gemiddelde 2016-2020 Lager opgeleiden, percentage (%) Inwoners doelpopulatie, 31-12-2019 (aantal) Personen met bijstand, 31-12-2020 (aantal) Wajong-uitkeringen, 31-12-2020 (aantal) Personen met loonkostensubs., 31-12-2020 (aantal) Psychisch medicijngebruik ouders, 2020 (aantal)
Nederland 11.306.150 3.311.220 8.043.440 2.614.870 1.844.480 229.210 98.800 98.000 96.880 101.530 109.430 106.930 107.040 114.320 7.771.700 24.400 2.503.100 26.200 3.277.800 427.000 392.000 9.123 1.388 15 1.847.890 477.190 243.130 22.090 156.900
Bron: CBS.
Verklaring van tekens

Tabeltoelichting


Gemeenten ontvangen geld van de Rijksoverheid uit het gemeentefonds. Hiermee betalen zij een deel van hun uitgaven. In opdracht van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) stelt CBS cijfers samen waarmee deze verdeelmodellen doorgerekend kunnen worden. Deze tabel bevat gegevens die onder andere als grondslag dienen bij het bepalen van de verdeling van het landelijk budget over de gemeenten ten behoeve van de algemene uitkeringen, Jeugdwet en de Participatiewet.

Gegevens beschikbaar voor 2021

Status van de cijfers:
De cijfers in deze tabel zijn definitief, maar samengesteld op basis van gegevens uit verschillende bronnen, en berekend op verschillende basisjaren. Dit wil zeggen dat de cijfers niet zondermeer vergelijkbaar zijn met reeds gepubliceerde cijfers op StatLine. In de toelichting bij de onderwerpen wordt dit nader verklaard.

Wanneer komen er nieuwe cijfers?
Nieuwe cijfers worden onregelmatig gepubliceerd.

Wijzigingen per 07-09-2021
Geen, dit is een nieuwe tabel

Toelichting onderwerpen

Inwoners, 1-1-2021
Inwoners van 15 tot 65 jaar
Het aantal inwoners van 15 tot 65 jaar op 1 januari 2021 voor de gemeentelijke indeling van 1-1-2021.
Inwoners tot 18 jaar
Het aantal inwoners tot 18 jaar op 1 januari 2021 voor de gemeentelijke indeling van 1-1-2021.
Particuliere huishoudens, 1-1-2021
Particuliere huishoudens op 1 januari 2021.

Een particulier huishouden is een verzameling van één of meer personen die een woonruimte bewoont en zichzelf daar particulier, dat wil zeggen niet bedrijfsmatig voorziet in huisvesting en dergelijke levensbehoeften.
Totaal particuliere huishoudens
Het totaal aantal particuliere huishoudens op 1 januari 2021 voor de gemeentelijke indeling van 1-1-2021.
Meerpersoonshuishoudens met kinderen
Meerpersoonshuishoudens met thuiswonende kinderen.

Thuiswonend kind:
Persoon ongeacht leeftijd of burgerlijke staat die een kind-ouder relatie heeft met één of twee tot het huishouden behorende ouders. Onder thuiswonende kinderen worden ook inbegrepen adoptie- en stiefkinderen, maar geen pleegkinderen.
Totaal met thuiswonende kinderen
Het totaal aantal meerpersoonshuishouden met thuiswonende kinderen op 1 januari 2021 voor de gemeentelijke indeling van 1-1-2021.
Met thuiswonden kinderen 0 tot 18 jaar
Het totaal aantal meerpersoonshuishouden met minimaal één thuiswonend kind jonger dan 18 jaar op 1 januari 2021 voor de gemeentelijke indeling van 1-1-2021.
Eenouderhuishoudens, 2 of meer kinderen
Het aantal particulier huishouden bestaande uit één ouder met minimaal twee thuiswonende kinderen op 1 januari 2021 voor de gemeentelijke indeling van 1-1-2021.

Thuiswonend kind:
Persoon ongeacht leeftijd of burgerlijke staat die een kind-ouder relatie heeft met de ouder die tot het huishouden behoort. Onder thuiswonende kinderen worden ook begrepen adoptie- en stiefkinderen maar geen pleegkinderen.
Bijstandshuishoudens, 2018-2020
Huishoudens met een uitkering op grond van de Wet werk en bijstand (WWB, tot 2015) en de Participatiewet (vanaf 2015) en het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 (Bbz).
Eenouderhuishoudens met bijstand
Eenouderhuishoudens die bijstand ontvangen.
Onder bijstand wordt hier verstaan uitkeringen aan huishoudens op grond van de Wet werk en bijstand (WWB, tot 2015) en de Participatiewet (vanaf 2015) en het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 (Bbz).

Eenouderhuishouden: Particulier huishouden bestaande uit één ouder met één of meer thuiswonende kinderen.
Gemiddelde 2018-2020
Het gemiddeld aantal eenouderhuishoudens met bijstand voor de jaren 2018 tot en met 2020 voor de gemeentelijke indeling van 1-1-2021.
Het gemiddelde is berekend door de aantallen voor de drie peilmomenten op te tellen en te delen door drie.
Eenpersoonshuishoudens 31-12-2020
Het aantal eenouderhuishoudens met bijstand op 31 december 2020 voor de gemeentelijke indeling van 1-1-2021.
Eenpersoonshuishoudens 31-12-2019
Het aantal eenouderhuishoudens met bijstand op 31 december 2018 voor de gemeentelijke indeling van 1-1-2021.
Eenpersoonshuishoudens 31-12-2018
Het aantal eenouderhuishoudens met bijstand op 31 december 2017 voor de gemeentelijke indeling van 1-1-2021.
Meerpersoonshuishoudens met kinderen
Bijstandshuishoudens met één of meer minderjarige kinderen.
Onder bijstand wordt hier verstaan uitkeringen aan huishoudens op grond van de Wet werk en bijstand (WWB, tot 2015) en de Participatiewet (vanaf 2015) en het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 (Bbz).
Meerpersoonshuishouden met (een) thuiswonende kind(eren): Een particulier huishouden bestaande uit twee of meer personen. Thuiswonend kind: Persoon ongeacht leeftijd of burgerlijke staat die een kind-ouder relatie heeft met één of twee tot het huishouden behorende ouders. Onder thuiswonende kinderen worden ook begrepen adoptie- en stiefkinderen maar geen pleegkinderen.
Gemiddelde 2018-2020
Het gemiddeld aantal bijstandshuishoudens met één of meer kinderen tot 18 jaar voor de jaren 2018 tot en met 2020 voor de gemeentelijke indeling van 1-1-2021.
Het gemiddelde is berekend door de aantallen voor de drie peilmomenten op te tellen en te delen door drie.
Meerpersoonshuishoudens 31-12-2020
Het aantal bijstandshuishoudens met één of meer kinderen tot 18 jaar op 31 december 2020 voor de gemeentelijke indeling van 1-1-2021.
Meerpersoonshuishoudens31-12-2019
Het aantal bijstandshuishoudens met één of meer kinderen tot 18 jaar op 31 december 2019 voor de gemeentelijke indeling van 1-1-2021.
Meerpersoonshuishoudens 31-12-2018
Het aantal bijstandshuishoudens met één of meer kinderen tot 18 jaar op 31 december 2018 voor de gemeentelijke indeling van 1-1-2021.

Huishoudens met inkomen, 2014
De uitkomsten hebben betrekking op huishoudens in Nederland met inkomen in 2014.
Totaal huishoudens met inkomen
Totaal aantal huishoudens met inkomen (incl. personen die in tehuizen of inrichtingen verblijven) op 31 december 2014 voor de gemeentelijke indeling van 1-1-2021.

Onlangs is de inkomensstatistiek gereviseerd (vanaf verslagjaar 2011). Dit cijfer is echter op verzoek van de opdrachtgever gebaseerd op inkomensgegevens vóór revisie.
Huishoudens met inkomen
Totaal aantal huishoudens met inkomen in jaar 2014 (incl. personen die in tehuizen of inrichtingen verblijven) op 31 december 2014 voor de gemeentelijke indeling van 1-1-2021.

Onlangs is de inkomensstatistiek gereviseerd (vanaf verslagjaar 2011). Dit cijfer is echter op verzoek van de opdrachtgever gebaseerd op inkomensgegevens vóór revisie.

Gemiddeld gestandaardiseerd inkomen
Gemiddeld gestandaardiseerd inkomen per huishouden in 2014 voor de gemeentelijke indeling van 1-1-2021.

Het gestandaardiseerd inkomen is het besteedbaar inkomen gecorrigeerd voor verschillen in grootte en samenstelling van het huishouden. Om inkomens van huishoudens van verschillende grootte en samenstelling vergelijkbaar te maken, wordt het inkomen gestandaardiseerd. Bij het standaardiseren wordt het besteedbaar huishoudensinkomen gecorrigeerd voor grootte en samenstelling van een huishouden. Hiervoor zijn equivalentiefactoren beschikbaar die afgestemd zijn op het aantal volwassenen en kinderen (naar leeftijd) in een huishouden. In de equivalentiefactor komen de schaalvoordelen tot uitdrukking die het gevolg zijn van het voeren van een gemeenschappelijke huishouding. Hierbij is de CBS-equivalentieschaal gebruikt, waarbij het eenpersoonshuishouden als standaardhuishouden is gekozen. Het gaat hier om het rekenkundig gemiddeld gestandaardiseerd inkomen per huishouden.

Onlangs is de inkomensstatistiek gereviseerd (vanaf verslagjaar 2011). Dit cijfer is echter op verzoek van de opdrachtgever gebaseerd op inkomensgegevens vóór revisie.

Het gestandaardiseerd inkomen is het besteedbaar inkomen gecorrigeerd voor verschillen in grootte en samenstelling van het huishouden. Om inkomens van huishoudens van verschillende grootte en samenstelling vergelijkbaar te maken, wordt het inkomen gestandaardiseerd. Bij het standaardiseren wordt het besteedbaar huishoudensinkomen gecorrigeerd voor grootte en samenstelling van een huishouden. Hiervoor zijn equivalentiefactoren beschikbaar die afgestemd zijn op het aantal volwassenen en kinderen (naar leeftijd) in een huishouden. In de equivalentiefactor komen de schaalvoordelen tot uitdrukking die het gevolg zijn van het voeren van een gemeenschappelijke huishouding. Hierbij is de CBS-equivalentieschaal gebruikt, waarbij het eenpersoonshuishouden als standaardhuishouden is gekozen. Het gaat hier om het rekenkundig gemiddeld gestandaardiseerd inkomen per huishouden.

Onlangs is de inkomensstatistiek gereviseerd (vanaf verslagjaar 2011). Dit cijfer is echter op verzoek van de opdrachtgever gebaseerd op inkomensgegevens vóór revisie.
Huishoudens met kinderen
Aantal particuliere huishoudens met kinderen op 31 december 2014 met inkomen in het jaar 2014 voor de gemeentelijke indeling van 1-1-2021.

De uitkomsten hebben betrekking op particuliere huishoudens met kinderen (exclusief studentenhuishoudens). Dit gaat om paren met kinderen zonder anderen en eenoudergezinnen zonder anderen. De indeling van het huishouden hangt af van de relaties van de huishoudensleden ten opzichte van de hoofdkostwinner. Het al dan niet gehuwd samenwonen van de hoofdkostwinner en de aanwezigheid van inwonende kinderen spelen hier een rol.

Onlangs is de inkomensstatistiek gereviseerd (vanaf verslagjaar 2011). Dit cijfer is echter op verzoek van de opdrachtgever gebaseerd op inkomensgegevens vóór revisie.


Totaal huishoudens met kinderen
Aantal particuliere huishoudens met kinderen op 31 december 2014 met inkomen in het jaar 2014 voor de gemeentelijke indeling van 1-1-2021.

De uitkomsten hebben betrekking op particuliere huishoudens met kinderen (exclusief studentenhuishoudens). Dit gaat om paren met kinderen zonder anderen en eenoudergezinnen zonder anderen. De indeling van het huishouden hangt af van de relaties van de huishoudensleden ten opzichte van de hoofdkostwinner. Het al dan niet gehuwd samenwonen van de hoofdkostwinner en de aanwezigheid van inwonende kinderen spelen hier een rol.

Onlangs is de inkomensstatistiek gereviseerd (vanaf verslagjaar 2011). Dit cijfer is echter op verzoek van de opdrachtgever gebaseerd op inkomensgegevens vóór revisie.
Gemiddeld gestandaardiseerd inkomen
Gemiddeld gestandaardiseerd inkomen voor huishoudens met kinderen in 2014 voor de gemeentelijke indeling van 1-1-2021.

Het gestandaardiseerd inkomen is het besteedbaar inkomen gecorrigeerd voor verschillen in grootte en samenstelling van het huishouden. Om inkomens van huishoudens van verschillende grootte en samenstelling vergelijkbaar te maken, wordt het inkomen gestandaardiseerd. Bij het standaardiseren wordt het besteedbaar huishoudensinkomen gecorrigeerd voor grootte en samenstelling van een huishouden. Hiervoor zijn equivalentiefactoren beschikbaar die afgestemd zijn op het aantal volwassenen en kinderen (naar leeftijd) in een huishouden. In de equivalentiefactor komen de schaalvoordelen tot uitdrukking die het gevolg zijn van het voeren van een gemeenschappelijke huishouding. Hierbij is de CBS-equivalentieschaal gebruikt, waarbij het eenpersoonshuishouden als standaardhuishouden is gekozen. Het gaat hier om het rekenkundig gemiddeld gestandaardiseerd inkomen per huishouden.

Onlangs is de inkomensstatistiek gereviseerd (vanaf verslagjaar 2011). Dit cijfer is echter op verzoek van de opdrachtgever gebaseerd op inkomensgegevens vóór revisie.
Minderjarige kinderen in huishoudens
Totaal aantal minderjarige kinderen in particuliere huishoudens met het gehele jaar inkomen (exclusief studentenhuishoudens) op 31 december 2014 voor de gemeentelijke indeling van 1-1-2021.

Een persoon is minderjarig als zijn leeftijd lager is dan 18 jaar.

Onlangs is de inkomensstatistiek gereviseerd (vanaf verslagjaar 2011). Dit cijfer is echter op verzoek van de opdrachtgever gebaseerd op inkomensgegevens vóór revisie.
Totaal minderjarige kinderen
Totaal aantal minderjarige kinderen in particuliere huishoudens met het gehele jaar inkomen (exclusief studentenhuishoudens) op 31 december 2014 voor de gemeentelijke indeling van 1-1-2021.

Een persoon is minderjarig als zijn leeftijd lager is dan 18 jaar.

Onlangs is de inkomensstatistiek gereviseerd (vanaf verslagjaar 2011). Dit cijfer is echter op verzoek van de opdrachtgever gebaseerd op inkomensgegevens vóór revisie.
In huishoudens tot 120% sociaal minimum
Aantal minderjarige kinderen in particuliere huishoudens met inkomen tot 120 procent van het sociaal minimum in het jaar 2014 voor de gemeentelijke indeling van 1-1-2021.

Inkomen tot 120 procent van het sociaal minimum
Om te kunnen beoordelen hoe het besteedbaar inkomen van een huishouden zich verhoudt tot het sociale minimum, moet aan de hand van de regelgeving worden vastgesteld welke norm voor het desbetreffende huishouden van toepassing is. De norm voor een (echt)paar met uitsluitend minderjarige kinderen, bijvoorbeeld, is gelijkgesteld aan de bijstandsuitkering van een echtpaar, aangevuld met de (leeftijdsafhankelijke) Kinderbijslag. Bij 65-plussers is het bedrag aan AOW (uitkering in het kader van de algemene ouderdomswet) als norm gekozen.
Het waargenomen inkomen van huishoudens die uitsluitend op een bijstandsuitkering zijn aangewezen, wijkt in veel gevallen in geringe mate af van de vastgestelde normbedragen. Zouden de normbedragen als inkomensgrens worden gehanteerd, dan valt een deel van deze huishoudens met hun inkomen net boven het sociale minimum. Daarom is niet 100%, maar 120% van het sociaal minimum als inkomensgrens gehanteerd.

Onlangs is de inkomensstatistiek gereviseerd (vanaf verslagjaar 2011). Dit cijfer is echter op verzoek van de opdrachtgever gebaseerd op inkomensgegevens vóór revisie.
In huishoudens met laag inkomen
Aantal minderjarige kinderen in particuliere huishoudens met inkomen in het 2e, 3e, of 4e deciel van de landelijke inkomensverdeling in 2014 voor de gemeentelijke indeling van 1-1-2021.

Huishoudens zijn in tien inkomensklasse verdeeld. De klassengrenzen van de verdeling zijn als volgt bepaald. De huishoudens van geheel Nederland worden gerangschikt naar hoogte van besteedbaar inkomen van het voorafgaande jaar. Daarna worden de eenheden in tien, qua aantal gelijke groepen (decielgroepen) verdeeld en wordt het hoogste inkomen in elke groep bepaald. Deze inkomens vormen de klassengrenzen (decielen). De huishoudens in het 2e, 3e en 4e deciel vormen in dit geval de groep 'relatief lage inkomens'.
De populatie omvat alle huishoudens inclusief studentenhuishoudens en institutionele huishoudens; huishoudens zonder (waargenomen) belastbaar inkomen zijn buiten beschouwing gelaten.
Een particulier huishouden bestaat uit een of meer personen die alleen of samen in een woonruimte gehuisvest zijn en zelf in hun dagelijkse levensbehoeften voorzien.
Een institutioneel huishouden is gedefinieerd als een uit een of meer leden bestaande verzameling van personen, woonachtig in een tot bewoning bestemd gebouw of in een andere bewoonde ruimte, die daar door derden wordt voorzien van huisvesting en van dagelijkse levensbehoeften.
Huishoudens waarvan alle huishoudensleden een WSF-uitkering (Wet Studie Financiering) ontvangen behoren tot de groep studentenhuishoudens; werkstudenten behoren ook tot deze categorie.
Het 'besteedbaar inkomen' is het bruto-inkomen verminderd met de premies sociale zekerheid en andere betaalde overdrachten (o.a. alimentatie voor ex-partner) en de loon-, inkomsten- en vermogensbelasting.
Het bruto-inkomen omvat winst uit onderneming, bruto-inkomsten uit arbeid, inkomsten uit vermogen en bruto ontvangen overdrachten (zoals RWW, AOW, WAZ, WAJONG en WAO).

Onlangs is de inkomensstatistiek gereviseerd (vanaf verslagjaar 2011). Dit cijfer is echter op verzoek van de opdrachtgever gebaseerd op inkomensgegevens vóór revisie.
Beroepsbevolking, gemiddelde 2016-2020
Tot de beroepsbevolking horen personen:
- die betaald werk hebben (werkzame beroepsbevolking), of
- die geen betaald werk hebben, recent naar betaald werk hebben gezocht en daarvoor direct beschikbaar zijn (werkloze beroepsbevolking).
Deze definitie heeft betrekking op personen die in Nederland wonen (exclusief de institutionele bevolking). De gegevens worden meestal gepresenteerd voor de bevolking van 15 tot 75 jaar. Bij betaald werk gaat het om werkzaamheden ongeacht de arbeidsduur.
Het gaat hier om een vijfjaarsgemiddelde van de beroepsbevolking.
Totaal beroepsbevolking
Vijfjaarsgemiddelde van het totaal aantal personen in de beroepsbevolking voor de jaren 2016 tot en met 2020 voor de gemeentelijke indeling van 1-1-2021.
Lager opgeleiden, gemiddelde 2016-2020
Vijfjaarsgemiddelde van het aantal lager opgeleiden in de beroepsbevolking voor de jaren 2016 tot en met 2020 voor de gemeentelijke indeling van 1-1-2021.

De lager opgeleiden in deze tabel wijken af van de standaard CBS-indeling van de laag opgeleiden. In deze tabel worden personen met de volgende hoogstbehaalde opleidingen volgens de Standaard Onderwijsindeling (SOI) tot de laag opgeleiden gerekend:
- 111 Basisonderwijs:
01001 geen onderwijs gevolgd
01002 onderwijs aan kleuters
01003 basisonderwijs groep 3-8
01004 (basis)educatie
- 121 VMBO-basisberoep/kaderberoeps, mbo1:
01006 praktijkonderwijs
01016 overige beroepsopleiding of cursus met lager niveau
01007 assistentenopleiding (web) bol
01008 assistentenopleiding (web) bbl (incl. geen aanduiding leerweg)
01005 gemeenschappelijke leerjaren avo
01013 vmbo basis- en kaderberoepsgerichte leerweg
01015 lbo, vbo.
Ten opzichte van de standaard CBS-indeling van laag opgeleiden worden de personen met de volgende hoogstbehaalde opleidingen niet tot de lager opgeleiden gerekend:
- 122 VMBO-gemengd/theoretisch, avo onderbouw:
01009 havo, vwo leerjaar 1-3
01010 mms, hbs, gymnasium leerjaar 1-3
01011 voortgezet speciaal onderwijs
01012 mavo
01014 vmbo theoretische- of gemengde leerweg.
Lager opgeleiden, percentage
Vijfjaarsgemiddelde van het percentage lager opgeleiden in de beroepsbevolking voor de jaren 2016 tot en met 2020 voor de gemeentelijke indeling van 1-1-2021.

De lager opgeleiden in deze tabel wijken af van de standaard CBS-indeling van de laag opgeleiden. In deze tabel worden personen met de volgende hoogstbehaalde opleidingen tot de laag opgeleiden gerekend:
- 111 Basisonderwijs:
01001 geen onderwijs gevolgd
01002 onderwijs aan kleuters
01003 basisonderwijs groep 3-8
01004 (basis)educatie
- 121 VMBO-basisberoep/kaderberoeps, mbo1:
01006 praktijkonderwijs
01016 overige beroepsopleiding of cursus met lager niveau
01007 assistentenopleiding (web) bol
01008 assistentenopleiding (web) bbl (incl. geen aanduiding leerweg)
01005 gemeenschappelijke leerjaren avo
01013 vmbo basis- en kaderberoepsgerichte leerweg
01015 lbo, vbo.
Ten opzichte van de standaard CBS-indeling van laag opgeleiden worden de personen met de volgende hoogstbehaalde opleidingen niet tot de lager opgeleiden gerekend:
- 122 VMBO-gemengd/theoretisch, avo onderbouw:
01009 havo, vwo leerjaar 1-3
01010 mms, hbs, gymnasium leerjaar 1-3
01011 voortgezet speciaal onderwijs
01012 mavo
01014 vmbo theoretische- of gemengde leerweg.
Inwoners doelpopulatie, 31-12-2019
Het aantal personen dat behoort tot de doelgroep van de Participatiewet voordat deze daadwerkelijk in werking treedt in 2015.

De doelgroep van de Participatiewet, weergegeven in deze tabel, bestaat uit:
- Werkenden met steun van de gemeente (WSW, Wet inschakeling werkzoekenden (Wiw) en het Besluit in- en doorstroombanen (ID), Loonkostensubsidie);
- Niet-werkenden met een uitkering van de gemeente (Wet Werk en Bijstand (WWB));
- Niet-werkenden zonder uitkering (niet-uitkeringsgerechtigden en inactieven);
- Personen met een Wajong-uitkering.

Omdat het CBS geen registratie van niet-uitkeringsgerechtigden of inactieven heeft, is de totale bevolking in de leeftijd van 15 jaar tot aan de AOW-leeftijd 'afgepeld' om tot de omvang van deze subgroep te komen. Op basis van de BRP is de omvang van de bevolking in de leeftijd van 15 jaar tot aan de AOW-leeftijd op 31 december 2019 bepaald voor de gemeentelijke indeling van 1 januari 2021. De volgende groepen zijn vervolgens van deze bevolking afgepeld om tot de uiteindelijke doelgroep van de Participatiewet te komen:
- Personen met een baan in loondienst in Nederland ultimo 2019, ongeacht de omvang van de baan, met uitzondering van de werkenden met steun van de gemeente (WSW, Wet inschakeling werkzoekenden (Wiw) en het Besluit in- en doorstroombanen (ID), Loonkostensubsidie);
- Personen met inkomsten uit een baan in het buitenland in 2019;
- Personen met inkomsten uit overige arbeid in 2019;
- Personen met inkomsten als zelfstandige in 2019;
- Personen met een arbeidsongeschiktheidsuitkering in het kader van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO)/Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) of de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ) ultimo 2019;
- Personen met een uitkering in het kader van de werkloosheidswet (WW) ultimo 2019;
- Personen van 15 tot 30 jaar die ultimo 2019 regulier onderwijs volgen.
Personen met bijstand, 31-12-2020
Het aantal personen tot de pensioengerechtigde (AOW-)leeftijd met een bijstands(gerelateerde) uitkering op 31-12-2020 voor de gemeentelijke indeling van 1-1-2021.

Inbegrepen zijn uitkeringen in het kader van:
- de Wet werk en bijstand (WWB);
- de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW);
- de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ);
- het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen (Bbz) en
- Bijstand aan (overige) adreslozen.

De cijfers over het aantal personen met een bijstandsuitkering in deze tabel kunnen afwijken van soortgelijke cijfers op Statline over het aantal personen met een bijstandsuitkering. Dit komt doordat in deze tabel de gemeentelijke indeling van 2021 is toegepast maar de definitieve cijfers ten behoeve van de Participatiewet over 31 december 2020 gaan.
Wajong-uitkeringen, 31-12-2020
Het aantal uitkeringen op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) en de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wet Wajong) op 31 december 2020 voor de gemeentelijke indeling van 1-1-2021.

Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong):
Wettelijke voorziening in de financiële gevolgen van langdurige arbeidsongeschiktheid van mensen die geen aanspraak kunnen maken op de WAO/WIA, omdat er geen arbeidsverleden is opgebouwd.
Dit zijn mensen die arbeidsongeschikt zijn voor de dag dat zij 17 jaar worden of na hun 17e jaar arbeidsongeschikt worden én een opleiding/studie volgen.
Vanaf 1 januari 2010 is de Wajong vervangen door de Wet Wajong. De Wajong blijft gelden voor jongeren die voor 1 januari 2010 al een uitkering ontvingen.
Het recht op een uitkering op grond van de Wajong vervalt bij het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd.

Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wet Wajong):
Met ingang van 1 januari 2010 is de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wet Wajong) in werking getreden.
In tegenstelling tot de Wajong hebben jongeren met een ziekte of handicap in de eerste plaats recht op hulp bij het vinden en houden van werk. Daaraan gekoppeld kunnen ze een inkomensondersteuning krijgen.
Met het van kracht worden van de Participatiewet m.i.v. januari 2015 kunnen alleen jonggehandicapten, die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zijn, nog instromen in de Wet Wajong.
Jonggehandicapten die nog kunnen werken vallen vanaf januari 2015 onder de Participatiewet en kunnen voor ondersteuning terecht bij gemeenten.
Jongeren die vóór 2015 al een uitkering op grond van de Wet Wajong hadden houden deze uitkering.
Het recht op een uitkering op grond van de Wet Wajong vervalt bij het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd.

De cijfers over het aantal uitkeringen op grond van de Wajong en Wet Wajong in deze tabel kunnen afwijken van soortgelijke cijfers op Statline over het aantal uitkering op grond van de Wajong en Wet Wajong. Dit komt doordat in deze tabel de meest recente gemeentelijke indeling is toegepast maar de cijfers over 2020 gaan.
Personen met loonkostensubs., 31-12-2020
Aantal personen met een loonkostensubsidie participatiewet en forfaitaire loonkostensubsidie in het kader van re-integratie, zonder algemene bijstand, op 31 december 2020 voor de gemeentelijke indeling van 1-1-2021.

Loonkostensubsidie (Participatiewet)
Deze vorm van loonkostensubsidie is een voorziening om een werkgever te compenseren bij langdurig verminderde productiviteit van een werknemer. De schatting van het arbeidsvermogen langdurig onder WML gebeurt door de gemeente via één van de landelijk goedgekeurde methoden. Nadat is vastgesteld dat de cliënt waar het om gaat behoort tot de doelgroep voor de loonkostensubsidie kan dit instrument worden ingezet. De werknemer ontvangt het reguliere wettelijk minimumloon (WML) of cao-loon van de werkgever en bouwt hierover pensioen op. De loonkostensubsidie die de werkgever ontvangt is het verschil tussen het wettelijk minimumloon en de loonwaarde, vermeerderd met een vergoeding voor de werkgeverslasten. Als het cao-loon hoger is dan het WML zijn die meerkosten voor rekening van de werkgever. De loonkostensubsidie kan nooit meer zijn dan 70% van het WML. Het doel van dit instrument is het verstevigen van de arbeidsmarktpositie van de doelgroep.

Forfaitaire Loonkostensubsidie
Deze voorziening kan worden ingezet als er sprake is van het voornemen om een voorziening loonkostensubsidie op grond van de Participatiewet in te zetten, maar de loonwaarde van de persoon nog niet is vastgesteld. De loonwaarde wordt hierbij standaard vastgelegd op 50% voor een periode van 6 maanden. Tijdens deze periode wordt de werkelijk van toepassing zijnde loonwaarde van de persoon vastgesteld. Na 6 maanden moet de gemeente de forfaitaire loonkostensubsidie beëindigen en start de ‘loonkostensubsidie op grond van de Participatiewet’.
Psychisch medicijngebruik ouders, 2020
Aantal ouders van kinderen in de leeftijd tot 18 jaar met langdurig psychisch medicijngebruik in het jaar 2020 voor de gemeentelijke indeling van 1-1-2021.
Deze indicator beschrijft hoeveel ouders van kinderen in de leeftijd tot 18 jaar in het jaar 2020 gebruik heeft gemaakt van medicijnen voor chronische psychische aandoeningen.

Langdurig psychisch medicijngebruik:
Om te kijken welke personen gebruik hebben gemaakt van medicijnen voor chronische psychische aandoeningen, is gebruik gemaakt van een bestand van Vektis. Dit bestand bevat informatie over alle verzekerden met een basisverzekering (zorg) in 2020. Op basis van hun declaratiegedrag zijn chronisch zieken ingedeeld in zogenaamde Farmaceutische Kosten Groepen (FKG).
Een FKG is een groep medicijnen die past bij een bepaalde chronische aandoening. Iemand valt binnen een FKG als hij of zij minimaal 180 dagen per jaar medicijnen gebruikt voor een bepaalde aandoening. De volgende FKG’s worden in dit onderzoek gerekend tot chronische psychische aandoeningen: psychose, psychose depot, chronische stemmingsstoornissen, verslaving, bipolair regulier, bipolair complex, adhd, ‘psychose, alzheimer, verslaving’ en depressie.