Kerncijfers wijken en buurten 2020

Kerncijfers wijken en buurten 2020

Wijken en buurten Regioaanduiding Gemeentenaam (naam) Regioaanduiding Indelingswijziging wijken en buurten (code) Wonen Gemiddelde WOZ-waarde van woningen (x 1 000 euro) Wonen Woningen naar bouwjaar Bouwjaar vanaf 2000 (%) Inkomen Inkomen van personen Aantal inkomensontvangers   (aantal) Inkomen Inkomen van personen Gemiddeld inkomen per inkomensontvanger  (x 1 000 euro) Inkomen Inkomen van personen Gemiddeld inkomen per inwoner  (x 1 000 euro) Inkomen Inkomen van personen 40% personen met laagste inkomen (%) Inkomen Inkomen van personen 20% personen met hoogste inkomen (%) Inkomen Inkomen van huishoudens Gem. gestandaardiseerd inkomen van huish (x 1 000 euro) Inkomen Inkomen van huishoudens 40% huishoudens met laagste inkomen (%) Inkomen Inkomen van huishoudens 20% huishoudens met hoogste inkomen (%) Inkomen Inkomen van huishoudens Huishoudens met een laag inkomen (%) Inkomen Inkomen van huishoudens Huish. onder of rond sociaal minimum (%) Inkomen Inkomen van huishoudens Huishoudens tot 110% van sociaal minimum (%) Inkomen Inkomen van huishoudens Huishoudens tot 120% van sociaal minimum (%) Inkomen Inkomen van huishoudens Mediaan vermogen van particuliere huish. (x 1 000 euro) Sociale zekerheid Personen per soort uitkering; Bijstand (aantal) Sociale zekerheid Personen per soort uitkering; AO (aantal) Sociale zekerheid Personen per soort uitkering; WW (aantal) Sociale zekerheid Personen per soort uitkering; AOW (aantal) Zorg Wmo-cliënten (aantal) Zorg Wmo-cliënten relatief (per 1 000 inwoners) Bedrijfsvestigingen, SBI 2008 Bedrijfsvestigingen naar activiteit K-L Financiële diensten, onroerend goed (aantal) Bedrijfsvestigingen, SBI 2008 Bedrijfsvestigingen naar activiteit R-U Cultuur, recreatie, overige diensten (aantal) Stedelijkheid Mate van stedelijkheid (code)
Wijk 17 Gieten Aa en Hunze 1 243 11 4.100 33,0 27,3 42,1 19,1 32,0 36,9 20,4 4,6 4,6 7,6 10,9 121,1 80 160 70 1.350 415 82 40 70 4
Gieten Aa en Hunze 1 237 11 4.000 32,9 27,2 42,4 19,0 32,0 37,1 20,4 4,3 4,5 7,5 10,9 117,3 70 150 60 1.310 410 84 35 70 4
Verspreide huizen Gieten Aa en Hunze 1 420 9 100 36,3 30,7 35,9 21,8 . . . . . . . . 0 0 0 50 . . 5 0 5
Aalten Aalten . 223 13 21.900 29,6 24,4 42,6 13,0 31,2 35,2 16,9 3,8 4,0 6,9 9,9 106,4 290 1.140 280 5.600 2.140 79 185 275 4
Wijk 01 Buitengebied Aalten Aalten 1 314 8 3.400 30,7 25,3 42,7 15,1 35,8 26,0 29,8 4,0 4,4 5,5 6,4 269,7 10 90 30 710 145 35 40 50 5
Verspreide huizen ten westen van Aalten Aalten 1 294 3 200 27,8 23,3 45,7 14,2 38,8 30,1 31,1 7,0 8,0 8,0 8,0 335,3 0 0 0 50 . . 0 0 5
Wijk 03 Aalten Kern Aalten 1 204 16 10.300 29,7 24,4 42,0 12,9 30,3 35,6 15,1 3,4 3,9 6,9 9,8 86,1 150 600 140 2.700 1.130 88 75 125 3
Aalten-kern West Aalten 1 191 1 1.700 27,4 23,0 43,7 10,0 28,9 35,7 11,0 2,9 2,7 4,8 8,4 75,8 30 90 30 480 140 69 5 10 4
Aalten-kern Zuid 1 Aalten 1 198 7 1.900 28,1 22,7 43,7 10,0 29,8 33,8 14,0 3,7 4,1 7,2 9,0 76,9 40 110 30 400 170 70 15 25 4
Aalten-kern Zuid 2 Aalten 1 227 5 1.200 30,9 25,1 37,1 13,8 32,7 19,5 22,6 1,6 1,1 2,9 4,2 128,6 10 100 10 160 85 56 5 15 4
Aalten-kern Noord/Noordoost Aalten 1 209 14 2.200 30,3 25,4 41,8 13,7 31,1 35,5 15,2 1,6 3,1 5,8 8,4 103,2 10 100 20 670 280 104 15 20 4
Aalten Kern 't Kobus Aalten 1 307 98 700 38,2 26,8 32,9 29,0 37,2 15,0 32,0 2,5 1,9 2,8 3,8 134,7 10 30 10 50 20 21 10 10 5
Aalten-kern Oost Aalten 1 181 1 800 27,9 22,7 41,5 10,1 29,4 31,8 11,3 1,4 2,1 3,7 5,5 69,2 10 40 10 200 55 54 0 5 3
Aalten-kern Centrum Aalten 1 185 24 1.800 29,8 26,0 45,8 12,4 28,4 52,8 12,3 7,5 8,1 14,1 19,3 57,4 60 130 30 730 380 169 25 40 3
Buitenpost Achtkarspelen 1 177 6 3.900 29,6 23,4 43,7 13,7 29,1 39,2 14,2 5,9 6,5 10,9 14,0 78,6 110 180 70 1.130 415 82 25 65 4
Verspreide huizen Buitenpost Achtkarspelen 1 279 34 500 32,3 24,2 44,0 17,3 32,0 32,7 20,9 4,0 4,0 7,1 7,9 181,5 10 20 0 110 20 30 10 10 5
Buitengebied Poortugaal Albrandswaard 1 470 5 100 . 43,7 . . . . . . . . . . 0 0 0 30 . . . . 5
Buitengebied Rhoon-Noord Albrandswaard 1 . . 0 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5
Buitengebied Rhoon-Zuid Albrandswaard 1 560 7 100 55,4 49,1 31,0 35,7 . . . . . . . . 0 0 0 20 . . 5 5 5
Wijk 05 Buitengebied Albrandswaard Albrandswaard 1 555 25 200 44,4 38,9 40,2 27,9 48,8 22,0 48,0 . . . . 392,5 0 0 0 40 . . 15 5 4
Buitengebied Albrandswaard 1 555 26 200 45,3 39,6 40,1 29,0 . . . . . . . . 0 0 0 30 . . 10 5 5
Staatsliedenkwartier en Landstraten Alkmaar 1 224 5 1.800 32,8 27,9 41,0 17,6 29,5 47,7 16,3 10,1 9,2 14,7 17,6 31,1 90 160 40 400 165 78 10 30 1
Huttenveld Almelo 1 261 10 1.400 35,5 28,2 35,7 24,8 36,7 9,6 33,2 0,5 0,5 0,7 0,8 149,3 0 50 20 150 25 14 15 10 3
De Meenten Almere 1 224 2 1.800 32,8 26,2 36,3 18,5 30,1 37,5 15,9 6,8 6,2 9,2 11,8 74,9 60 100 40 410 140 62 10 30 3
Tussen de Vaarten Noord Almere 3 234 66 4.300 32,8 25,4 39,1 19,4 31,1 32,8 21,3 6,4 5,7 8,3 10,5 57,2 130 270 120 360 235 38 20 60 2
Tussen de Vaarten Zuid Almere 3 264 100 7.600 34,8 27,0 35,6 22,6 32,7 27,9 24,2 5,0 4,4 6,4 8,1 79,2 180 420 160 970 495 50 55 120 2
Wijk 03 Almere Buiten Almere 1 236 40 43.700 33,6 26,1 37,8 20,3 31,3 33,0 21,5 6,9 6,5 9,6 11,8 53,4 1.450 2.660 1.040 4.950 2.800 49 270 645 2
Centrum Almere Buiten Almere 1 154 48 1.600 27,9 23,3 43,4 10,4 25,0 62,3 5,4 12,6 13,2 19,9 24,5 2,6 120 150 40 400 370 181 10 45 2
Buitenvaart Almere 1 434 38 200 33,6 29,7 42,0 21,3 . . . . . . . . 0 0 0 20 . . 0 5 5
Overig Almere Buiten Almere 1 . . 0 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5
Ambachtenbuurt-West Alphen aan den Rijn 1 207 0 1.200 31,7 26,1 35,7 15,5 29,3 39,9 12,8 4,7 6,0 9,3 13,4 23,1 20 70 20 290 90 61 5 10 2
Ambachtenbuurt-Oost Alphen aan den Rijn 1 201 0 1.300 31,3 24,9 37,2 15,5 28,8 41,8 11,8 6,5 6,6 11,1 14,2 36,9 40 70 20 290 95 56 0 15 2
Horstenbuurt-Noord Alphen aan den Rijn 1 237 0 1.300 35,2 28,2 33,9 20,2 32,6 32,6 21,8 4,1 3,1 5,3 8,0 71,2 30 50 20 240 35 22 5 20 1
Horstenbuurt-Zuid Alphen aan den Rijn 1 226 0 1.300 33,6 26,0 32,8 20,4 32,2 21,9 19,6 3,6 3,4 5,2 7,5 65,5 30 50 30 170 50 30 5 10 1
Burgtenbuurt Alphen aan den Rijn 1 258 0 1.000 40,1 33,1 26,6 29,0 38,3 10,6 24,8 0,2 0,2 0,2 0,2 136,6 0 20 20 240 15 12 10 15 1
Componistenbuurt-Noord Alphen aan den Rijn 1 237 0 900 34,6 26,7 34,8 20,8 34,0 19,3 23,8 1,8 1,6 2,1 2,7 79,0 10 40 10 200 30 26 5 15 1
Componistenbuurt-Zuid Alphen aan den Rijn 1 208 0 1.400 32,4 27,8 34,2 17,3 31,2 33,2 12,4 3,2 3,7 4,9 6,3 59,5 10 50 20 460 90 57 5 35 1
Planetenbuurt-Noord Alphen aan den Rijn 1 174 11 1.300 27,9 21,1 47,0 11,5 27,1 43,3 11,5 12,3 12,6 16,9 21,8 18,5 110 120 30 240 95 54 0 5 1
Planetenbuurt-Zuid Alphen aan den Rijn 1 168 13 1.500 26,7 21,6 51,6 9,5 24,6 63,5 7,3 8,0 10,6 17,1 26,4 14,5 70 80 30 630 245 129 5 5 1
Edelstenenbuurt Alphen aan den Rijn 1 193 9 2.200 28,9 22,8 45,2 13,2 28,3 45,5 10,7 10,8 9,6 14,2 17,5 18,6 160 150 40 510 125 45 5 15 2
Buitengebied Hazerswoude-Dorp Alphen aan den Rijn 1 312 23 1.400 37,2 31,2 36,1 22,8 . 35,4 27,0 3,3 3,6 5,5 8,3 195,5 10 40 10 420 95 55 30 15 4
Buitengebied Hazerswoude-Rijndijk Alphen aan den Rijn 1 294 12 1.200 35,9 29,7 34,2 22,5 35,8 24,3 31,1 3,3 3,3 4,3 6,1 159,1 10 50 20 240 30 20 20 15 3
Buitengebied Koudekerk aan den Rijn Alphen aan den Rijn 1 469 4 400 38,7 33,3 37,7 25,3 53,0 23,8 38,9 1,7 1,7 2,2 2,8 513,3 0 0 0 130 10 23 15 5 4
Buitengebied Alphen Alphen-Chaam 1 471 12 600 33,7 28,3 38,4 20,4 37,7 23,9 40,2 4,0 3,3 4,4 6,2 583,1 0 20 10 110 20 26 10 5 5
Verspreide huizen in het Noordoosten Alphen-Chaam 1 445 9 600 34,8 29,9 39,8 22,1 38,3 24,4 36,6 3,1 2,4 2,8 3,8 380,3 0 20 10 190 20 27 10 10 5
Verspreide huizen in het Zuidwesten Alphen-Chaam 1 453 20 500 37,6 31,8 39,4 23,8 42,7 23,7 38,8 5,9 6,8 6,8 7,2 508,5 0 20 10 120 25 41 20 10 5
Altena Altena . 273 19 43.600 34,0 26,9 40,2 20,6 34,1 31,1 25,0 4,0 4,1 6,2 8,8 127,2 540 1.700 480 10.210 3.290 59 560 595 4
Buitengebied Werkendam noord Altena 1 363 19 100 . . . . . . . . . . . . 0 0 0 10 . . . . 5
Buitengebied Werkendam zuid Altena 1 415 12 100 39,3 31,1 40,0 34,4 . . . . . . . . 0 0 0 20 . . 0 5 5
Buitengebied Oostwaard Altena 1 356 17 100 . . . . . . . . . . . . 0 0 0 10 . . 0 0 5
Bron: CBS.
Verklaring van tekens

Tabeltoelichting


Overzicht van statistische gegevens van gemeenten, wijken en buurten in Nederland.

Gegevens beschikbaar over: 2020.

Status van de cijfers:
Definitief, tenzij in de toelichting bij het onderwerp expliciet is vermeld dat het voorlopige cijfers betreft.

Wijzigingen per maart 2024
De cijfers over eigendom (huur- en koopwoningen) binnen het thema wonen zijn gecorrigeerd. In 2023 is geconstateerd dat de afleiding van huurwoningen in bezit van woningcorporaties voor de jaren 2019 t/m 2022 niet altijd correct is verlopen, waardoor bij enkele gemeenten in specifieke jaren het aantal huurwoningen in bezit van woningcorporaties is onderschat en het aantal huurwoningen in bezit van overige verhuurders is overschat. De cijfers van 2020 t/m 2022 zijn nu gecorrigeerd. Het voornemen is om ook de cijfers voor 2019 in het tweede kwartaal van 2024 te corrigeren.

Wijzigingen per december 2023
Binnen het thema inkomen zijn de cijfers over het mediane vermogen van particuliere huishoudens herzien naar aanleiding van een fout in de bronbestanden van de studieschulden (=vermogen). Dit levert voor 2019 en 2020 geringe verschillen op in het mediane vermogen.

Wanneer komen er nieuwe cijfers?
Elk kwartaal worden er nieuwe cijfers toegevoegd indien deze beschikbaar zijn.

Toelichting onderwerpen

Regioaanduiding
De gemeenten in Nederland zijn onderverdeeld in wijken en buurten. Buurten vormen het laagste regionale niveau. Wijken zijn optellingen van één of meer aaneengesloten buurten. De gemeente bepaalt zelf de indeling in wijken en buurten. Het CBS coördineert landelijk deze indeling.

Wijk:
Onderdeel van een gemeente, bestaande uit één of meerdere buurten. Vaak komt een wijk overeen met een woonplaats of een deel van een grotere woonplaats.

Buurt:
Onderdeel van een wijk, die vanuit bebouwingsoogpunt of sociaaleconomische structuur homogeen is afgebakend. Homogeen wil zeggen dat één functie dominant is, bijvoorbeeld woonfunctie (woongebied), werkfunctie (industriegebied) of recreatieve functie (natuurgebied). Functies kunnen echter ook gemengd voorkomen.

Gemeentenaam
De naam van de bestuurlijke gemeente. Deze naam volgt de officiële schrijfwijze.
Indelingswijziging wijken en buurten
Deze indicator geeft per wijk en buurt aan of de cijfers uit deze tabel zonder problemen kunnen worden gekoppeld aan en vergeleken met de cijfers van een jaar eerder, of dat er wijzigingen in de Wijk- en Buurtindeling zijn waardoor dit niet kan. Detailinformatie over wijzigingen in de Wijk- en Buurtindeling kan worden verkregen door de wijk- en buurtkaart van twee opeenvolgende jaren met elkaar te vergelijken.

De indicator kent drie mogelijke waarden:
1: De codering en afbakening van deze wijk/buurt is ongewijzigd ten opzichte van het voorgaande jaar. Het is wel mogelijk dat een naamswijziging heeft plaatsgevonden. De cijfers kunnen worden gekoppeld en vergeleken met die van het voorgaande jaar.
2: De codering van de wijk/buurt is veranderd ten opzichte van het voorgaande jaar. De afbakening is ongewijzigd. Om te kunnen koppelen met cijfers van het voorgaande jaar zal eerst moeten worden achterhaald wat de codering van het voorgaande jaar was. Is de koppeling eenmaal geslaagd dan kunnen de cijfers alsnog met elkaar worden vergeleken.
3: De afbakening van de wijk/buurt is veranderd ten opzichte van het voorgaande jaar. Dit kan gepaard zijn gegaan met een gewijzigde codering. De cijfers kunnen niet zonder meer worden vergeleken met die van het voorgaande jaar. Verschillen kunnen immers samenhangen met de verandering in de afbakening van de wijk of buurt.

Voor een wijk of buurt wordt alleen een wijziging in de afbakening geconstateerd wanneer een grens circa 5 meter of meer is verlegd. Kleinere grenswijzigingen worden niet als significant beschouwd.
Wonen
Gemiddelde WOZ-waarde van woningen
Voor de bepaling van de gemiddelde WOZ-waarde van woningen wordt alleen gebruik gemaakt van BAG-objecten met een woonfunctie waarvoor een WOZ-waarde bekend is en die tussen de 10 duizend en de 5 miljoen euro ligt.

Er wordt geen gemiddelde WOZ-waarde bepaald voor een regio als:
-  de woningvoorraad kleiner is dan 20 woningen
-  er voor minder dan 20 woningen een WOZ-waarde bekend is
-  er voor minder dan 85 procent van de woningen een WOZ-waarde bekend is.

De gemiddelde woningwaarde wordt bepaald met de waardepeildatum van voorgaand jaar, bijvoorbeeld:
- 2020: waardepeildatum 1 januari 2019


Woningen naar bouwjaar
De aanduiding van het bouwjaar van een pand, waarin een woning zich bevindt. Oorspronkelijk als het pand bouwkundig gereed is of wordt opgeleverd. Latere wijziging aan een pand leidt niet tot wijziging van het bouwjaar. Bij een verblijfobject dat in meerdere panden is gelegen, wordt het oudste bouwjaar genomen.
De bouwjaarklasse heeft hier twee waarden:
1) in of na het jaar 2000 gebouwd;
2) vóór het jaar 2000 gebouwd.
Bouwjaar vanaf 2000
Peildatum: 1 januari van het desbetreffende jaar.
Het aantal woningen met bouwjaar 2000 of later, uitgedrukt in hele procenten van het totaal aantal woningen. Het percentage is vermeld bij 20 woningen of meer per buurt.
Inkomen
Deze variabelen geven informatie over het persoonlijk inkomen van personen in particuliere huishoudens waarvan het inkomen is waargenomen en het inkomen van particuliere huishoudens met een waargenomen inkomen. De gegevens komen uit de Integrale Inkomens- en Vermogensstatistiek (IIVS) met als populatie de bevolking van Nederland op 1 januari van het verslagjaar met het inkomen over het verslagjaar.

De Integrale Inkomens- en Vermogensstatistiek van het CBS is voornamelijk gebaseerd op registers afkomstig van het Ministerie van Financiën (de fiscale registers) en de bevolkingsregisters van de Nederlandse gemeenten (Basisregistratie personen). De Basisregistratie personen is een register waarin alle inwoners van een gemeente behoren te zijn ingeschreven. Uitgezonderd zijn:
- Inwoners van Nederland die gebruik maken van uitzonderingsregels die gelden met betrekking tot opneming in de bevolkingsregisters (niet-Nederlandse diplomaten en niet-Nederlandse NAVO militairen). Zij mogen zelf bepalen of zij in de bevolkingsregisters ingeschreven worden of niet.
- Asielzoekers die korter dan zes maanden in de centrale opvang verblijven en nog geen verblijfsvergunning hebben gekregen.
Inkomen van personen
De doelpopulatie bestaat uit personen behorende tot particuliere huishoudens waarvan het inkomen is waargenomen.

De inkomensgegevens zijn gebaseerd op het persoonlijk inkomen. Dit omvat de volgende bestanddelen van het bruto-inkomen van een persoon:
- inkomen uit arbeid;
- inkomen uit eigen onderneming;
- uitkering inkomensverzekeringen;
- uitkering sociale voorzieningen (met uitzondering van kinderbijslag).
Aantal inkomensontvangers  
Personen met persoonlijk inkomen in particuliere huishoudens.
De cijfers zijn afgerond op honderdtallen.

Gemiddeld inkomen per inkomensontvanger 
Het rekenkundig gemiddeld persoonlijk inkomen per persoon op basis van personen met persoonlijk inkomen die deel uitmaken van particuliere huishoudens.
De waarde is vermeld bij minimaal 2.500 personen met persoonlijk inkomen in particuliere huishoudens per regio.

Gemiddeld inkomen per inwoner 
Het rekenkundig gemiddeld persoonlijk inkomen per persoon op basis van de totale bevolking in particuliere huishoudens.
De waarde is vermeld bij minimaal 2.500 personen in particuliere huishoudens per regio.
40% personen met laagste inkomen
Aandeel personen in particuliere huishoudens die behoren tot de landelijke 40% personen met het laagste persoonlijk inkomen.
Personen met persoonlijk inkomen in particuliere huishoudens zijn ingedeeld naar hoogte van het persoonlijk inkomen.
De indeling vindt plaats nadat alle personen landelijk zijn gerangschikt van laag naar hoog persoonlijk inkomen. Tot de laagste 40-procent-groep worden de veertig procent personen met het laagste persoonlijk inkomen gerekend.
Het persoonlijk inkomen omvat inkomen uit arbeid, inkomen uit eigen onderneming, uitkering inkomensverzekeringen en uitkering sociale voorzieningen (met uitzondering van kinderbijslag).
Het percentage is vermeld bij minimaal 100 personen met persoonlijk inkomen in particuliere huishoudens per regio.
20% personen met hoogste inkomen
Aandeel personen in particuliere huishoudens die behoren tot de landelijke 20% personen met het hoogste persoonlijk inkomen.
Personen met persoonlijk inkomen in particuliere huishoudens zijn ingedeeld naar hoogte van het persoonlijk inkomen.
De indeling vindt plaats nadat alle personen landelijk zijn gerangschikt van laag naar hoog persoonlijk inkomen. Tot de hoogste 20-procent-groep worden de twintig procent personen met het hoogste persoonlijk inkomen gerekend.
Het persoonlijk inkomen omvat inkomen uit arbeid, inkomen uit eigen onderneming, uitkering inkomensverzekeringen en uitkering sociale voorzieningen (met uitzondering van kinderbijslag).
Het percentage is vermeld bij minimaal 100 personen met persoonlijk inkomen in particuliere huishoudens per regio.


Inkomen van huishoudens
De doelpopulatie bestaat uit particuliere huishoudens waarvan het inkomen is waargenomen.
Gem. gestandaardiseerd inkomen van huish
Het besteedbaar inkomen gecorrigeerd voor verschillen in grootte en samenstelling van het huishouden. Deze correctie vindt plaats met behulp van equivalentiefactoren. In de equivalentiefactor komen de schaalvoordelen tot uitdrukking die het gevolg zijn van het voeren van een gemeenschappelijke huishouding. Met behulp van de equivalentiefactoren worden alle inkomens herleid tot het inkomen van een eenpersoonshuishouden. Op deze wijze zijn de welvaartsniveaus van huishoudens onderling vergelijkbaar gemaakt. Het gestandaardiseerd inkomen is een maat voor de welvaart van (de leden van) een huishouden.


40% huishoudens met laagste inkomen
Aandeel particuliere huishoudens die behoren tot de landelijke 40% huishoudens met het laagste huishoudensinkomen.
Particuliere huishoudens zijn ingedeeld naar hoogte van het besteedbaar huishoudensinkomen.
De indeling vindt plaats nadat huishoudens landelijk zijn gerangschikt van laag naar hoog besteedbaar huishoudensinkomen. Tot de laagste 40-procent-groep worden de veertig procent huishoudens met het laagste besteedbaar inkomen gerekend.
Het percentage is vermeld bij minimaal 100 particuliere huishoudens per regio.

Het besteedbaar inkomen van particuliere huishoudens bestaat uit het bruto-inkomen verminderd met:
- betaalde inkomensoverdrachten, zoals alimentatie van de ex-echtgeno(o)t(e);
- premies inkomensverzekeringen zoals premies betaald voor sociale verzekeringen, volksverzekeringen en particuliere verzekeringen in verband met werkloosheid, arbeidsongeschiktheid en ouderdom en nabestaanden;
- premies ziektekostenverzekeringen;
- belastingen op inkomen en vermogen.

20% huishoudens met hoogste inkomen
Aandeel particuliere huishoudens die behoren tot de landelijke 20% huishoudens met het hoogste huishoudensinkomen.
Particuliere huishoudens zijn ingedeeld naar hoogte van het besteedbaar huishoudensinkomen.
De indeling vindt plaats nadat huishoudens landelijk zijn gerangschikt van laag naar hoog besteedbaar huishoudensinkomen. Tot de hoogste 20-procent-groep worden de twintig procent huishoudens met het hoogste besteedbaar inkomen gerekend.
Het percentage is vermeld bij minimaal 100 particuliere huishoudens per regio.

Het besteedbaar inkomen van particuliere huishoudens bestaat uit het bruto-inkomen verminderd met:
- betaalde inkomensoverdrachten, zoals alimentatie van de ex-echtgeno(o)t(e);
- premies inkomensverzekeringen zoals premies betaald voor sociale verzekeringen, volksverzekeringen en particuliere verzekeringen in verband met werkloosheid, arbeidsongeschiktheid en ouderdom en nabestaanden;
- premies ziektekostenverzekeringen;
- belastingen op inkomen en vermogen.

Huishoudens met een laag inkomen
Bij de bepaling van laag inkomen is van de particuliere huishoudens een aantal groepen niet meegenomen. Dit betreft enerzijds studentenhuishoudens en anderzijds huishoudens met een onvolledig jaarinkomen. De doelpopulatie bestaat dan ook uit particuliere huishoudens waarvan de hoofdkostwinner (of eventuele partner) het gehele jaar inkomen heeft en niet afhankelijk is van studiefinanciering.

Om te bepalen of een huishouden een laag inkomen heeft, wordt het inkomen van een huishouden omgerekend tot het gestandaardiseerde inkomen (exclusief eventueel ontvangen huurtoeslag). Vervolgens wordt dit gestandaardiseerde inkomen (met het prijsindexcijfer) herleid naar het prijspeil in 2000. Het resulterende gestandaardiseerde en gedefleerde inkomen is laag wanneer het minder is dan 9249 euro. Deze grens komt ongeveer overeen met de koopkracht van een bijstandsuitkering voor een alleenstaande in 1979 toen deze op zijn hoogst was.
Het percentage is vermeld bij minimaal 100 particuliere huishoudens behorende tot de doelpopulatie per regio.

Huish. onder of rond sociaal minimum
Huishoudens onder of rond het sociaal minimum.
Bij de bepaling van het sociaal minimum is van de particuliere huishoudens een aantal groepen niet meegenomen. Dit betreft enerzijds studentenhuishoudens en anderzijds huishoudens met een onvolledig jaarinkomen. De doelpopulatie bestaat dan ook uit particuliere huishoudens waarvan de hoofdkostwinner (of eventuele partner) het gehele jaar inkomen heeft en niet afhankelijk is van studiefinanciering.

Het sociaal minimum is het wettelijk bestaansminimum zoals dat in de politieke besluitvorming is vastgesteld. Om te kunnen beoordelen hoe het inkomen zich verhoudt tot het minimum, is aan de hand van de regelgeving vastgesteld welke norm voor het desbetreffende huishouden van toepassing is. De norm voor een (echt)paar met uitsluitend minderjarige kinderen is bijvoorbeeld gelijkgesteld aan de bijstandsuitkering van een echtpaar, aangevuld met de (leeftijdsafhankelijke) kinderbijslag. Bij 65-plussers is het bedrag aan AOW-pensioen als norm gekozen.
Het waargenomen inkomen van huishoudens, die uitsluitend op een bijstandsuitkering zijn aangewezen, wijkt in veel gevallen in geringe mate af van de vastgestelde normbedragen. Zouden de normbedragen als inkomensgrens worden gehanteerd, dan komt een deel van deze huishoudens met hun inkomen net boven het sociale minimum uit. Daarom is niet 100%, maar 101% van het sociaal minimum als inkomensgrens gehanteerd.
Het percentage is vermeld bij minimaal 100 particuliere huishoudens behorende tot de doelpopulatie per regio.

Huishoudens tot 110% van sociaal minimum
Het besteedbaar huishoudensinkomen exclusief gebonden uitkeringen is lager dan 110 procent van het sociaal minimum. Het sociaal minimum is het wettelijk bestaansminimum dat in de politieke besluitvorming is vastgesteld. Tot aan de pensioengerechtigde leeftijd is het sociaal minimum gelijk aan de hoogte van de bijstandsuitkering en vanaf de pensioengerechtigde leeftijd is het ontleend aan het AOW-pensioen. Voor huishoudens met kinderen zijn de kinderbijslag en het kindgebonden budget aan het normbedrag toegevoegd.
Huishoudens tot 120% van sociaal minimum
Het besteedbaar huishoudensinkomen exclusief gebonden uitkeringen is lager dan 120 procent van het sociaal minimum. Het sociaal minimum is het wettelijk bestaansminimum dat in de politieke besluitvorming is vastgesteld. Tot aan de pensioengerechtigde leeftijd is het sociaal minimum gelijk aan de hoogte van de bijstandsuitkering en vanaf de pensioengerechtigde leeftijd is het ontleend aan het AOW-pensioen. Voor huishoudens met kinderen zijn de kinderbijslag en het kindgebonden budget aan het normbedrag toegevoegd.
Mediaan vermogen van particuliere huish.
De mediaan is het middelste getal wanneer alle getallen van laag naar hoog worden gesorteerd. Vermogen is het saldo van bezittingen en schulden. Bezittingen worden gevormd door bank- en spaartegoeden, effecten, de eigen woning, overig onroerend goed, ondernemingsvermogen, aanmerkelijk belang en de overige bezittingen. De schulden omvatten onder meer schulden ten behoeve van een eigen woning en consumptief krediet.
Sociale zekerheid
Deze variabelen geven per gemeente, wijk en buurt inzicht in het aantal personen dat een uitkering ontvangt op grond van arbeidsongeschiktheid, bijstand, werkloosheid en ouderdom.
Het is mogelijk dat een persoon aanspraak maakt op meer dan één uitkering. Dat kunnen uitkeringen zijn van eenzelfde soort (bijvoorbeeld twee uitkeringen op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO)) of twee uitkeringen van verschillende soort (zoals een uitkering op grond van de Werkloosheidswet en een bijstandsuitkering). In het laatste geval wordt de persoon bij beide soorten uitkeringen meegeteld, in het eerste geval slechts één keer (bij de WAO).

Op het gebied van sociale zekerheid vinden er regelmatig revisies plaats. Via het thema sociale zekerheid in StatLine vindt u altijd de meest recente cijfers.

Personen per soort uitkering; Bijstand
Personen die een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet ontvangen.
Personen met een uitkering die verblijven in een instelling, de elders verzorgden, zijn niet inbegrepen. Ook dak- en thuislozen met bijstand zijn niet inbegrepen.

Participatiewet
De Participatiewet vervangt sinds 1 januari 2015 de Wet werk en bijstand (WWB), de Wet Sociale Werkvoorziening (WsW) en een groot deel van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (wet Wajong).De Participatiewet komt vrijwel overeen met de WWB, maar nog sterker wordt de nadruk gelegd op participatie aan het arbeidsproces.
De wet regelt in Nederland de ondersteuning bij arbeidsinschakeling en het verlenen van bijstand door gemeenten voor mensen die weinig of geen ander inkomen (waaronder andere uitkeringen) hebben en ook weinig of geen vermogen. Gemeenten voeren de wet uit en bepalen, binnen de wettelijke grenzen, hun eigen beleid.

Op het gebied van sociale zekerheid vinden er regelmatig revisies plaats. Via het thema sociale zekerheid in StatLine vindt u altijd de meest recente cijfers.
Personen per soort uitkering; AO
Personen die een arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvangen op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ), Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (wet Wajong) en de Wet werk en Inkomen naar arbeidsvermogen (WIA).

Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO)
Wet die als doel heeft om personen in loondienst te verzekeren van een loonvervangende uitkering bij langdurige arbeidsongeschiktheid. De WAO is met ingang van 29 december 2005 vervangen door de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA), maar blijft bestaan voor mensen die al een WAO-uitkering hadden of binnen 5 jaar na het beëindigen van de uitkering opnieuw arbeidsongeschikt worden door dezelfde oorzaak.

Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ)
Een verplichte verzekering voor zelfstandigen, beroepsbeoefenaren, directeuren-grootaandeelhouders en meewerkende echtgenoten tegen de financiële gevolgen van langdurige arbeidsongeschiktheid.
De WAZ is met ingang van 1 augustus 2004 geblokkeerd, maar blijft bestaan voor mensen die al een WAZ-uitkering hadden.

Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (wet Wajong)
Wettelijke voorziening in de financiële gevolgen van langdurige arbeidsongeschiktheid van mensen die geen aanspraak kunnen maken op de WAO/WIA omdat er geen arbeidsverleden is opgebouwd.
Dit zijn mensen die arbeidsongeschikt zijn voor de dag dat zij 17 jaar worden of na hun 17e jaar arbeidsongeschikt worden en een opleiding of studie volgen.

Met ingang van 1 januari 2010 is de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wet Wajong) in werking getreden, ter vervanging van de oude Wajong.
In tegenstelling tot de 'oude' Wajong hebben jongeren met een ziekte of handicap in de eerste plaats recht op hulp bij het vinden en houden van werk. Daaraan gekoppeld kunnen ze een inkomensondersteuning krijgen. De 'oude' Wajong blijft gelden voor jongeren die voor 1 januari 2010 een uitkering hebben aangevraagd.

Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA)
De wet geeft werknemers die na een wachttijd van twee jaar nog minstens 35 procent arbeidsongeschikt zijn, recht op een uitkering.
De wet is zo opgezet dat een persoon gestimuleerd wordt om naar vermogen te werken.
De WIA kent twee regelingen: de regeling inkomensvoorziening volledig arbeidsongeschikten (IVA) en de regeling werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA).
De IVA regelt een loonvervangende uitkering voor werknemers die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zijn.
De WGA regelt een aanvulling op het met arbeid verdiende inkomen of een minimumuitkering als men niet of onvoldoende werkt.

Op het gebied van sociale zekerheid vinden er regelmatig revisies plaats. Via het thema sociale zekerheid in StatLine vindt u altijd de meest recente cijfers.
Personen per soort uitkering; WW
Personen die een uitkering ontvangen op grond van de Werkloosheidswet (WW).

Werkloosheidswet (WW)
De wet heeft tot doel werknemers te verzekeren tegen de financiële gevolgen van werkloosheid.
De wet voorziet in een uitkering die gerelateerd is aan het laatstverdiende inkomen uit dienstbetrekking. De duur van de uitkering is afhankelijk van het arbeidsverleden van de verzekerde. Het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) beoordeelt of men voor een WW-uitkering in aanmerking komt.

Op het gebied van sociale zekerheid vinden er regelmatig revisies plaats. Via het thema sociale zekerheid in StatLine vindt u altijd de meest recente cijfers.
Personen per soort uitkering; AOW
Personen die een basispensioen van de Rijksoverheid ontvangen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW).

Algemene Ouderdomswet (AOW)
De AOW is een algemene, de gehele bevolking omvattende, verplichte verzekering die personen vanaf de AOW-gerechtigde leeftijd een inkomen garandeert. In het Nederlandse sociale zekerheidsstelsel is dit een volksverzekering.
In principe is iedereen die nog niet de AOW-gerechtige leeftijd heeft bereikt en in Nederland woont, verzekerd voor de AOW.
Ook degenen die niet in Nederland wonen, maar in Nederland in dienstbetrekking arbeid verrichten waarover loonbelasting wordt betaald, zijn verzekerd.
Voor perioden die men in het buitenland woont, kan men zich verzekeren tegen verlies van aanspraak op een AOW-uitkering.
Een uitkering kan, binnen het kader van de wet Beperking export uitkeringen (wet BEU), naar het buitenland worden overgemaakt.

AOW-gerechtigde leeftijd (AOW-leeftijd)
De AOW-leeftijd is de leeftijd waarop het AOW-pensioen ingaat. De AOW-leeftijd is tot en met 2024 als volgt:

Tot 2013: 65 jaar
2013: 65 jaar en 1 maand
2014: 65 jaar en 2 maanden
2015: 65 jaar en 3 maanden
2016: 65 jaar en 6 maanden
2017: 65 jaar en 9 maanden
2018: 66 jaar
2019-2021: 66 jaar en 4 maanden.
2022: 66 jaar en 7 maanden
2023: 66 jaar en 10 maanden
2024: 67 jaar.

Na 2024 zal de AOW-leeftijd niet 1 jaar stijgen per jaar dat we langer leven, maar 8 maanden. De AOW-leeftijd blijft dus gekoppeld aan de levensverwachting, maar in mindere mate.

Op het gebied van sociale zekerheid vinden er regelmatig revisies plaats. Via het thema sociale zekerheid in StatLine vindt u altijd de meest recente cijfers.


Zorg
Deze variabelen geven per gemeente, wijk en buurt inzicht in het aantal personen dat gebruik maakte van jeugdzorg in natura en/of een maatwerkarrangement in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning.

De cijfers zijn afgerond op vijftallen. Om het risico op onthulling van individuen te voorkomen zijn de waarden 0 tot en met 7 weergegeven als geheim. Hierdoor kan het voorkomen, dat de som van de detailgegevens afwijkt van het totaal.
Wmo-cliënten
Aantal personen dat ten minste één maatwerkarrangement in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) heeft gehad. Deze cijfers zijn samengesteld op basis van gegevens die gemeenten aan CBS hebben geleverd in het kader van de Gemeentelijke Monitor Sociaal Domein.

Maatwerkarrangement
Ondersteuning binnen het kader van de Wmo2015 geleverd in de vorm van een product of dienst die is afgestemd op de wensen, persoonskenmerken mogelijkheden en behoeften van een individu.

Wmo2015
Wet maatschappelijke ondersteuning zoals ingegaan op 1 januari 2015. Deze wet stelt gemeenten verantwoordelijk voor het ondersteunen van de zelfredzaamheid en participatie van mensen met een beperking, chronische psychische of psychosociale problemen.

Regio
Alleen de gegevens van gemeenten die aangeleverd hebben en die toestemming hebben gegeven voor publicatie worden gepubliceerd. Gemeenten kunnen daarbij apart toestemming geven voor de basisvariabelen Wmo en de facultatieve variabelen Wmo. Als gemeenten herlevering doen over eerdere verslagperioden, is de toestemming voor publicatie zoals die bij de herlevering is gegeven, leidend.

De cijfers over het totaal aantal cliënten in Nederland zijn geschat met een regressiemodel op de data van de deelnemende gemeenten. Voor meer informatie over deze methode wordt verwezen naar de onderzoeksbeschrijving Gemeentelijke monitor sociaal domein, Wmo.
Wmo-cliënten relatief
Het aantal Wmo-cliënten per 1000 inwoners dat ten minste één maatwerkarrangement in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) heeft gehad. De relatieve cijfers zijn berekend na het afronden van de absolute cijfers.
Bedrijfsvestigingen, SBI 2008
Bedrijfsvestigingen naar activiteit op 1 januari (SBI 2008).

Deze tabel bevat gegevens over het aantal vestigingen van bedrijven naar economische activiteit, gebaseerd op de Standaard Bedrijfsindeling 2008 (SBI 2008). De vestigingen zijn voorts ingedeeld naar de gemeentelijke indeling per 1 januari van het verslagjaar, naar wijken en naar buurten.

Vestiging:
Elke afzonderlijk gelegen ruimte, terrein of complex van ruimten of terreinen, benut door een bedrijf voor uitoefening van de activiteiten. Ieder bedrijf bestaat uit ten minste één vestiging. Meerdere locaties van een bedrijf binnen één postcodegebied worden als één vestiging beschouwd.

Standaard Bedrijfsindeling 2008 (SBI 2008):
De Nederlandse hiërarchische indeling van economische activiteiten die door het CBS wordt gebruikt om bedrijfseenheden in te delen naar hun hoofdactiviteit. De SBI 2008 is de versie die vanaf 2008 gebruikt wordt.

In deze tabel is gekozen voor de hoofdactiviteit (SBI) van de vestiging. Niet iedere vestiging van een bedrijf houdt zich bezig met de hoofdactiviteit (SBI) van het bedrijf als geheel. Om te weten welke activiteiten worden uitgevoerd in een regio is de hoofdactiviteit (SBI) van de vestiging gebruikt. In de tabel zijn de vestigingen (naast de totalen) ook naar de volgende acht sectoren onderverdeeld:
A Landbouw, bosbouw en visserij
B-F Nijverheid en energie
G+I Handel en horeca
H+J Vervoer, informatie en communicatie
K-L Financiële diensten, onroerend goed
M-N Zakelijke dienstverlening
O-Q Overheid, onderwijs en zorg
R-U Cultuur, recreatie, overige diensten

Het aantal vestigingen is afgerond op een veelvoud van vijf. In geval van afrondingen kan het voorkomen, dat de totalen niet precies overeenstemmen met de som der opgetelde getallen.
In geval de wijk of buurt van het bedrijf onbekend is, wordt dit bedrijf alleen op gemeentelijk niveau meegeteld. De onderverdeling naar sectoren is alleen vermeld bij 20 of meer bedrijven per buurt.
Bedrijfsvestigingen naar activiteit
K-L Financiële diensten, onroerend goed
R-U Cultuur, recreatie, overige diensten
Stedelijkheid
Mate van stedelijkheid
Op grond van de omgevingsadressendichtheid is aan iedere buurt, wijk of gemeente een stedelijkheidsklasse toegekend. De volgende klassenindeling is gehanteerd:
1: zeer sterk stedelijk >= 2 500 adressen per km²
2: sterk stedelijk 1 500 - 2 500 adressen per km²
3: matig stedelijk 1 000 - 1 500 adressen per km²
4: weinig stedelijk 500 - 1 000 adressen per km²
5: niet stedelijk < 500 adressen per km²