Maatstaven gemeentefonds; diverse indicatoren; regio-indeling 2019

Maatstaven gemeentefonds; diverse indicatoren; regio-indeling 2019

Regio's Particuliere huishoudens, 1-1-2019 Totaal particuliere huishoudens (aantal) Particuliere huishoudens, 1-1-2019 Eenouderhuishoudens, 2 of meer kinderen (aantal) Particuliere huishoudens, 1-1-2019 Meerpersoonshuishoudens met kinderen Totaal met thuiswonende kinderen (aantal) Particuliere huishoudens, 1-1-2019 Meerpersoonshuishoudens met kinderen Met thuiswonden kinderen 0 tot 18 jaar (aantal) Bijstandshuishoudens, 2016-2018 Eenouderhuishoudens Gemiddelde 2016-2018 (aantal) Bijstandshuishoudens, 2016-2018 Eenouderhuishoudens 31-12-2018 (aantal) Bijstandshuishoudens, 2016-2018 Eenouderhuishoudens 31-12-2017 (aantal) Bijstandshuishoudens, 2016-2018 Eenouderhuishoudens 31-12-2016 (aantal) Bijstandshuishoudens, 2016-2018 Meerpersoonshuishoudens met kinderen Gemiddelde 2016-2018 (aantal) Bijstandshuishoudens, 2016-2018 Meerpersoonshuishoudens met kinderen 31-12-2018 (aantal) Bijstandshuishoudens, 2016-2018 Meerpersoonshuishoudens met kinderen 31-12-2017 (aantal) Bijstandshuishoudens, 2016-2018 Meerpersoonshuishoudens met kinderen 31-12-2016 (aantal) Huishoudens met inkomen, 2014 Totaal huishoudens met inkomen Huishoudens met inkomen (aantal) Huishoudens met inkomen, 2014 Totaal huishoudens met inkomen Gemiddeld gestandaardiseerd inkomen (euro) Huishoudens met inkomen, 2014 Huishoudens met kinderen Totaal huishoudens met kinderen (aantal) Huishoudens met inkomen, 2014 Huishoudens met kinderen Gemiddeld gestandaardiseerd inkomen (euro) Huishoudens met inkomen, 2014 Minderjarige kinderen in huishoudens Totaal minderjarige kinderen (aantal) Huishoudens met inkomen, 2014 Minderjarige kinderen in huishoudens In huishoudens tot 120% sociaal minimum (aantal) Huishoudens met inkomen, 2014 Minderjarige kinderen in huishoudens In huishoudens met laag inkomen (aantal) Beroepsbevolking, gemiddelde 2014-2018 Lager opgeleiden (x 1 000) Beroepsbevolking, gemiddelde 2014-2018 Lager opgeleiden, percentage (%)
Alphen aan den Rijn 48.240 1.340 17.410 12.550 400 380 410 420 510 480 530 530 46.900 26.200 16.800 27.300 22.400 2.100 1.900 9 15
Capelle aan den IJssel 30.990 1.430 10.840 7.530 770 720 780 820 770 720 770 830 30.900 25.000 10.600 25.500 12.400 2.300 2.100 6 16
Coevorden 15.440 360 5.230 3.650 200 180 200 210 250 230 260 260 15.600 23.700 5.200 24.200 6.800 900 900 4 21
Eijsden-Margraten 11.000 180 3.920 2.550 30 30 30 30 60 60 60 50 10.700 26.900 3.800 28.800 4.400 300 300 2 13
Geertruidenberg 9.330 240 3.450 2.440 80 70 80 80 80 70 90 90 9.500 25.000 3.400 26.200 4.300 400 300 3 20
Hardenberg 24.120 540 9.570 6.820 180 160 180 200 240 220 240 240 23.900 23.200 9.300 24.200 13.400 1.100 1.100 7 21
Den Helder 26.770 870 8.070 5.680 490 460 500 520 480 440 490 510 27.600 22.600 8.200 23.100 9.800 1.800 1.600 5 20
Heusden 18.700 470 7.010 4.800 130 120 120 140 160 140 160 170 18.300 25.900 6.900 27.600 8.600 800 700 5 22
Krimpen aan den IJssel 12.350 410 4.600 3.250 170 170 180 170 180 170 180 180 12.300 26.400 4.400 27.300 5.900 500 500 2 16
Leeuwarden 62.410 1.740 16.830 12.800 1.240 1.210 1.250 1.270 1.390 1.350 1.380 1.430 61.100 21.200 16.500 23.500 21.900 3.600 3.200 8 13
Leiden 68.550 1.400 15.430 11.420 790 750 780 840 910 880 910 940 63.700 22.500 15.000 27.300 19.300 2.700 2.500 7 9
Leusden 12.890 310 4.680 3.410 60 60 60 60 80 80 80 80 12.600 29.000 4.500 29.700 6.100 300 300 2 12
Midden-Delfland 7.820 200 3.260 2.270 30 30 30 20 40 50 40 40 7.500 29.900 3.100 31.100 4.100 200 200 2 17
Midden-Drenthe 14.380 330 4.840 3.420 100 90 100 110 130 130 140 140 14.500 24.200 4.800 25.300 6.500 600 600 3 18
Midden-Groningen 27.650 820 9.130 6.470 470 440 470 510 510 470 530 540 28.100 22.300 9.200 23.200 11.700 1.800 1.600 6 19
Molenlanden 16.780 350 7.000 4.980 90 90 90 90 130 130 130 130 16.500 27.500 6.900 28.500 10.500 500 600 4 19
Noordenveld 13.870 320 4.510 3.220 120 120 110 120 160 150 160 160 14.000 25.100 4.500 25.500 5.900 600 600 2 13
Oldenzaal 13.960 400 4.890 3.480 130 120 140 130 160 150 160 160 14.200 24.300 4.900 26.100 6.700 700 700 3 16
Reusel-De Mierden 5.450 120 2.020 1.360 20 20 20 30 30 30 30 30 5.200 25.700 2.000 27.700 2.500 200 200 1 17
Rheden 20.890 550 6.090 4.370 260 270 240 270 310 300 300 310 21.500 24.200 5.900 25.600 7.700 1.100 1.000 4 17
Uden 18.490 530 6.420 4.530 190 170 190 200 210 200 220 220 18.100 25.200 6.300 26.400 8.200 900 800 4 20
Vijfheerenlanden 22.850 620 8.990 6.320 190 190 200 200 240 230 250 250 22.400 25.500 8.500 26.500 11.500 1.100 1.000 6 22
Wierden 9.530 210 3.940 2.690 50 50 50 50 70 70 80 60 9.300 26.200 3.700 27.100 5.200 400 400 2 15
Woerden 21.780 620 8.430 6.220 130 130 130 130 180 190 180 180 21.400 27.900 8.100 29.500 11.400 800 800 4 15
De Wolden 10.140 240 3.580 2.480 50 40 50 50 70 70 80 70 10.000 25.200 3.500 26.700 4.700 400 300 3 21
Woudenberg 5.050 110 2.090 1.590 20 20 20 30 50 40 40 50 5.000 26.400 1.900 26.900 3.000 200 200 1 16
Bron: CBS.
Verklaring van tekens

Tabeltoelichting


Gemeenten ontvangen geld van de Rijksoverheid uit het gemeentefonds. Hiermee betalen zij een deel van hun uitgaven. In opdracht van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) stelt CBS cijfers samen waarmee deze verdeelmodellen doorgerekend kunnen worden. Deze tabel bevat gegevens die onder andere als grondslag dienen bij het bepalen van de verdeling van het landelijk budget over de gemeenten ten behoeve van de algemene uitkeringen, Jeugdwet en de Participatiewet.

Gegevens beschikbaar voor 2019

Status van de cijfers:
De cijfers in deze tabel zijn definitief, maar samengesteld op basis van gegevens uit verschillende bronnen, en berekend op verschillende basisjaren. Dit wil zeggen dat de cijfers niet zondermeer vergelijkbaar zijn met reeds gepubliceerde cijfers op StatLine. In de toelichting bij de onderwerpen wordt dit nader verklaard.

Wanneer komen er nieuwe cijfers?
Nieuwe cijfers worden onregelmatig gepubliceerd.

Toelichting onderwerpen

Particuliere huishoudens, 1-1-2019
Particuliere huishoudens op 1 januari 2019.

Een particulier huishouden is een verzameling van één of meer personen die een woonruimte bewoont en zichzelf daar particulier, dat wil zeggen niet bedrijfsmatig voorziet in huisvesting en dergelijke levensbehoeften.
Totaal particuliere huishoudens
Het totaal aantal particuliere huishoudens op 1 januari 2019 voor de gemeentelijke indeling van 1-1-2019.
Meerpersoonshuishoudens met kinderen
Meerpersoonshuishoudens met thuiswonende kinderen.

Thuiswonend kind:
Persoon ongeacht leeftijd of burgerlijke staat die een kind-ouder relatie heeft met één of twee tot het huishouden behorende ouders. Onder thuiswonende kinderen worden ook inbegrepen adoptie- en stiefkinderen, maar geen pleegkinderen.
Totaal met thuiswonende kinderen
Het totaal aantal meerpersoonshuishouden met thuiswonende kinderen op 1 januari 2019 voor de gemeentelijke indeling van 1-1-2019.
Met thuiswonden kinderen 0 tot 18 jaar
Het totaal aantal meerpersoonshuishouden met minimaal één thuiswonend kind jonger dan 18 jaar op 1 januari 2019 voor de gemeentelijke indeling van 1-1-2019.
Eenouderhuishoudens, 2 of meer kinderen
Het aantal particulier huishouden bestaande uit één ouder met minimaal twee thuiswonende kinderen op 1 januari 2019 voor de gemeentelijke indeling van 1-1-2019.

Thuiswonend kind:
Persoon ongeacht leeftijd of burgerlijke staat die een kind-ouder relatie heeft met de ouder die tot het huishouden behoort. Onder thuiswonende kinderen worden ook begrepen adoptie- en stiefkinderen maar geen pleegkinderen.
Bijstandshuishoudens, 2016-2018
Huishoudens met een uitkering op grond van de Wet werk en bijstand (WWB, tot 2015) en de Participatiewet (vanaf 2015) en het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 (Bbz).
Eenouderhuishoudens
Eenouderhuishoudens die bijstand ontvangen.
Onder bijstand wordt hier verstaan uitkeringen aan huishoudens op grond van de Wet werk en bijstand (WWB, tot 2015) en de Participatiewet (vanaf 2015) en het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 (Bbz).
Gemiddelde 2016-2018
Het gemiddeld aantal eenouderhuishoudens met bijstand voor de jaren 2016 tot en met 2018 voor de gemeentelijke indeling van 1-1-2019.
Het gemiddelde is berekend door de aantallen voor de drie peilmomenten op te tellen en te delen door drie.
31-12-2018
Het aantal eenouderhuishoudens met bijstand op 31 december 2018 voor de gemeentelijke indeling van 1-1-2019.
31-12-2017
Het aantal eenouderhuishoudens met bijstand op 31 december 2017 voor de gemeentelijke indeling van 1-1-2019.
31-12-2016
Het aantal eenouderhuishoudens met bijstand op 31 december 2016 voor de gemeentelijke indeling van 1-1-2019.
Meerpersoonshuishoudens met kinderen
Bijstandshuishoudens met één of meer minderjarige kinderen.
Onder bijstand wordt hier verstaan uitkeringen aan huishoudens op grond van de Wet werk en bijstand (WWB, tot 2015) en de Participatiewet (vanaf 2015) en het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 (Bbz).
Gemiddelde 2016-2018
Het gemiddeld aantal bijstandshuishoudens met één of meer kinderen tot 18 jaar voor de jaren 2016 tot en met 2018 voor de gemeentelijke indeling van 1-1-2019.
Het gemiddelde is berekend door de aantallen voor de drie peilmomenten op te tellen en te delen door drie.
31-12-2018
Het aantal bijstandshuishoudens met één of meer kinderen tot 18 jaar op 31 december 2018 voor de gemeentelijke indeling van 1-1-2019.
31-12-2017
Het aantal bijstandshuishoudens met één of meer kinderen tot 18 jaar op 31 december 2017 voor de gemeentelijke indeling van 1-1-2019.
31-12-2016
Het aantal bijstandshuishoudens met één of meer kinderen tot 18 jaar op 31 december 2016 voor de gemeentelijke indeling van 1-1-2019.
Huishoudens met inkomen, 2014
De uitkomsten hebben betrekking op huishoudens in Nederland met inkomen.
Totaal huishoudens met inkomen
Totaal aantal huishoudens met inkomen (incl. personen die in tehuizen of inrichtingen verblijven) op 31 december 2014 voor de gemeentelijke indeling van 1-1-2019.

Onlangs is de inkomensstatistiek gereviseerd (vanaf verslagjaar 2011). Dit cijfer is echter op verzoek van de opdrachtgever gebaseerd op inkomensgegevens vóór revisie.
Huishoudens met inkomen
Totaal aantal huishoudens met inkomen in jaar 2014 (incl. personen die in tehuizen of inrichtingen verblijven) op 31 december 2014 voor de gemeentelijke indeling van 1-1-2019.

Onlangs is de inkomensstatistiek gereviseerd (vanaf verslagjaar 2011). Dit cijfer is echter op verzoek van de opdrachtgever gebaseerd op inkomensgegevens vóór revisie.

Gemiddeld gestandaardiseerd inkomen
Gemiddeld gestandaardiseerd inkomen per huishouden in 2014 voor de gemeentelijke indeling van 1-1-2019.

Het gestandaardiseerd inkomen is het besteedbaar inkomen gecorrigeerd voor verschillen in grootte en samenstelling van het huishouden. Om inkomens van huishoudens van verschillende grootte en samenstelling vergelijkbaar te maken, wordt het inkomen gestandaardiseerd. Bij het standaardiseren wordt het besteedbaar huishoudensinkomen gecorrigeerd voor grootte en samenstelling van een huishouden. Hiervoor zijn equivalentiefactoren beschikbaar die afgestemd zijn op het aantal volwassenen en kinderen (naar leeftijd) in een huishouden. In de equivalentiefactor komen de schaalvoordelen tot uitdrukking die het gevolg zijn van het voeren van een gemeenschappelijke huishouding. Hierbij is de CBS-equivalentieschaal gebruikt, waarbij het eenpersoonshuishouden als standaardhuishouden is gekozen. Het gaat hier om het rekenkundig gemiddeld gestandaardiseerd inkomen per huishouden.

Onlangs is de inkomensstatistiek gereviseerd (vanaf verslagjaar 2011). Dit cijfer is echter op verzoek van de opdrachtgever gebaseerd op inkomensgegevens vóór revisie.
Gemiddeld gestandaardiseerd inkomen per huishouden in 2014 voor de gemeentelijke indeling van 1-1-2019.

Het gestandaardiseerd inkomen is het besteedbaar inkomen gecorrigeerd voor verschillen in grootte en samenstelling van het huishouden. Om inkomens van huishoudens van verschillende grootte en samenstelling vergelijkbaar te maken, wordt het inkomen gestandaardiseerd. Bij het standaardiseren wordt het besteedbaar huishoudensinkomen gecorrigeerd voor grootte en samenstelling van een huishouden. Hiervoor zijn equivalentiefactoren beschikbaar die afgestemd zijn op het aantal volwassenen en kinderen (naar leeftijd) in een huishouden. In de equivalentiefactor komen de schaalvoordelen tot uitdrukking die het gevolg zijn van het voeren van een gemeenschappelijke huishouding. Hierbij is de CBS-equivalentieschaal gebruikt, waarbij het eenpersoonshuishouden als standaardhuishouden is gekozen. Het gaat hier om het rekenkundig gemiddeld gestandaardiseerd inkomen per huishouden.

Onlangs is de inkomensstatistiek gereviseerd (vanaf verslagjaar 2011). Dit cijfer is echter op verzoek van de opdrachtgever gebaseerd op inkomensgegevens vóór revisie.
Huishoudens met kinderen
Aantal particuliere huishoudens met kinderen op 31 december 2014 met inkomen in het jaar 2014 voor de gemeentelijke indeling van 1-1-2019.

De uitkomsten hebben betrekking op particuliere huishoudens met kinderen (exclusief studentenhuishoudens). Dit gaat om paren met kinderen zonder anderen en eenoudergezinnen zonder anderen. De indeling van het huishouden hangt af van de relaties van de huishoudensleden ten opzichte van de hoofdkostwinner. Het al dan niet gehuwd samenwonen van de hoofdkostwinner en de aanwezigheid van inwonende kinderen spelen hier een rol.

Onlangs is de inkomensstatistiek gereviseerd (vanaf verslagjaar 2011). Dit cijfer is echter op verzoek van de opdrachtgever gebaseerd op inkomensgegevens vóór revisie.


Totaal huishoudens met kinderen
Aantal particuliere huishoudens met kinderen op 31 december 2014 met inkomen in het jaar 2014 voor de gemeentelijke indeling van 1-1-2019.

De uitkomsten hebben betrekking op particuliere huishoudens met kinderen (exclusief studentenhuishoudens). Dit gaat om paren met kinderen zonder anderen en eenoudergezinnen zonder anderen. De indeling van het huishouden hangt af van de relaties van de huishoudensleden ten opzichte van de hoofdkostwinner. Het al dan niet gehuwd samenwonen van de hoofdkostwinner en de aanwezigheid van inwonende kinderen spelen hier een rol.

Onlangs is de inkomensstatistiek gereviseerd (vanaf verslagjaar 2011). Dit cijfer is echter op verzoek van de opdrachtgever gebaseerd op inkomensgegevens vóór revisie.
Gemiddeld gestandaardiseerd inkomen
Gemiddeld gestandaardiseerd inkomen voor huishoudens met kinderen in 2014 voor de gemeentelijke indeling van 1-1-2019.

Het gestandaardiseerd inkomen is het besteedbaar inkomen gecorrigeerd voor verschillen in grootte en samenstelling van het huishouden. Om inkomens van huishoudens van verschillende grootte en samenstelling vergelijkbaar te maken, wordt het inkomen gestandaardiseerd. Bij het standaardiseren wordt het besteedbaar huishoudensinkomen gecorrigeerd voor grootte en samenstelling van een huishouden. Hiervoor zijn equivalentiefactoren beschikbaar die afgestemd zijn op het aantal volwassenen en kinderen (naar leeftijd) in een huishouden. In de equivalentiefactor komen de schaalvoordelen tot uitdrukking die het gevolg zijn van het voeren van een gemeenschappelijke huishouding. Hierbij is de CBS-equivalentieschaal gebruikt, waarbij het eenpersoonshuishouden als standaardhuishouden is gekozen. Het gaat hier om het rekenkundig gemiddeld gestandaardiseerd inkomen per huishouden.

Onlangs is de inkomensstatistiek gereviseerd (vanaf verslagjaar 2011). Dit cijfer is echter op verzoek van de opdrachtgever gebaseerd op inkomensgegevens vóór revisie.
Minderjarige kinderen in huishoudens
Totaal aantal minderjarige kinderen in particuliere huishoudens met het gehele jaar inkomen (exclusief studentenhuishoudens) op 31 december 2014 voor de gemeentelijke indeling van 1-1-2019.

Een persoon is minderjarig als zijn leeftijd lager is dan 18 jaar.

Onlangs is de inkomensstatistiek gereviseerd (vanaf verslagjaar 2011). Dit cijfer is echter op verzoek van de opdrachtgever gebaseerd op inkomensgegevens vóór revisie.
Totaal minderjarige kinderen
Totaal aantal minderjarige kinderen in particuliere huishoudens met het gehele jaar inkomen (exclusief studentenhuishoudens) op 31 december 2014 voor de gemeentelijke indeling van 1-1-2019.

Een persoon is minderjarig als zijn leeftijd lager is dan 18 jaar.

Onlangs is de inkomensstatistiek gereviseerd (vanaf verslagjaar 2011). Dit cijfer is echter op verzoek van de opdrachtgever gebaseerd op inkomensgegevens vóór revisie.
In huishoudens tot 120% sociaal minimum
Aantal minderjarige kinderen in particuliere huishoudens met inkomen tot 120 procent van het sociaal minimum in het jaar 2014 voor de gemeentelijke indeling van 1-1-2019.

Inkomen tot 120 procent van het sociaal minimum
Om te kunnen beoordelen hoe het besteedbaar inkomen van een huishouden zich verhoudt tot het sociale minimum, moet aan de hand van de regelgeving worden vastgesteld welke norm voor het desbetreffende huishouden van toepassing is. De norm voor een (echt)paar met uitsluitend minderjarige kinderen, bijvoorbeeld, is gelijkgesteld aan de bijstandsuitkering van een echtpaar, aangevuld met de (leeftijdsafhankelijke) Kinderbijslag. Bij 65-plussers is het bedrag aan AOW (uitkering in het kader van de algemene ouderdomswet) als norm gekozen.
Het waargenomen inkomen van huishoudens die uitsluitend op een bijstandsuitkering zijn aangewezen, wijkt in veel gevallen in geringe mate af van de vastgestelde normbedragen. Zouden de normbedragen als inkomensgrens worden gehanteerd, dan valt een deel van deze huishoudens met hun inkomen net boven het sociale minimum. Daarom is niet 100%, maar 120% van het sociaal minimum als inkomensgrens gehanteerd.

Onlangs is de inkomensstatistiek gereviseerd (vanaf verslagjaar 2011). Dit cijfer is echter op verzoek van de opdrachtgever gebaseerd op inkomensgegevens vóór revisie.
In huishoudens met laag inkomen
Aantal minderjarige kinderen in particuliere huishoudens met inkomen in het 2e, 3e, of 4e deciel van de landelijke inkomensverdeling in 2014 voor de gemeentelijke indeling van 1-1-2019.

Huishoudens zijn in tien inkomensklasse verdeeld. De klassengrenzen van de verdeling zijn als volgt bepaald. De huishoudens van geheel Nederland worden gerangschikt naar hoogte van besteedbaar inkomen van het voorafgaande jaar. Daarna worden de eenheden in tien, qua aantal gelijke groepen (decielgroepen) verdeeld en wordt het hoogste inkomen in elke groep bepaald. Deze inkomens vormen de klassengrenzen (decielen). De huishoudens in het 2e, 3e en 4e deciel vormen in dit geval de groep 'relatief lage inkomens'.
De populatie omvat alle huishoudens inclusief studentenhuishoudens en institutionele huishoudens; huishoudens zonder (waargenomen) belastbaar inkomen zijn buiten beschouwing gelaten.
Een particulier huishouden bestaat uit een of meer personen die alleen of samen in een woonruimte gehuisvest zijn en zelf in hun dagelijkse levensbehoeften voorzien.
Een institutioneel huishouden is gedefinieerd als een uit een of meer leden bestaande verzameling van personen, woonachtig in een tot bewoning bestemd gebouw of in een andere bewoonde ruimte, die daar door derden wordt voorzien van huisvesting en van dagelijkse levensbehoeften.
Huishoudens waarvan alle huishoudensleden een WSF-uitkering (Wet Studie Financiering) ontvangen behoren tot de groep studentenhuishoudens; werkstudenten behoren ook tot deze categorie.
Het 'besteedbaar inkomen' is het bruto-inkomen verminderd met de premies sociale zekerheid en andere betaalde overdrachten (o.a. alimentatie voor ex-partner) en de loon-, inkomsten- en vermogensbelasting.
Het bruto-inkomen omvat winst uit onderneming, bruto-inkomsten uit arbeid, inkomsten uit vermogen en bruto ontvangen overdrachten (zoals RWW, AOW, WAZ, WAJONG en WAO).

Onlangs is de inkomensstatistiek gereviseerd (vanaf verslagjaar 2011). Dit cijfer is echter op verzoek van de opdrachtgever gebaseerd op inkomensgegevens vóór revisie.
Beroepsbevolking, gemiddelde 2014-2018
Tot de beroepsbevolking horen personen:
- die betaald werk hebben (werkzame beroepsbevolking), of
- die geen betaald werk hebben, recent naar betaald werk hebben gezocht en daarvoor direct beschikbaar zijn (werkloze beroepsbevolking).
Deze definitie heeft betrekking op personen die in Nederland wonen (exclusief de institutionele bevolking). De gegevens worden meestal gepresenteerd voor de bevolking van 15 tot 75 jaar. Bij betaald werk gaat het om werkzaamheden ongeacht de arbeidsduur.
Het gaat hier om een vijfjaarsgemiddelde van de beroepsbevolking.
Lager opgeleiden
Vijfjaarsgemiddelde van het aantal lager opgeleiden in de beroepsbevolking voor de jaren 2014 tot en met 2018 voor de gemeentelijke indeling van 1-1-2019.

De lager opgeleiden in deze tabel wijken af van de standaard CBS-indeling van de laag opgeleiden. In deze tabel worden personen met de volgende hoogstbehaalde opleidingen volgens de Standaard Onderwijsindeling (SOI) tot de laag opgeleiden gerekend:
- 111 Basisonderwijs:
01001 geen onderwijs gevolgd
01002 onderwijs aan kleuters
01003 basisonderwijs groep 3-8
01004 (basis)educatie
- 121 VMBO-basisberoep/kaderberoeps, mbo1:
01006 praktijkonderwijs
01016 overige beroepsopleiding of cursus met lager niveau
01007 assistentenopleiding (web) bol
01008 assistentenopleiding (web) bbl (incl. geen aanduiding leerweg)
01005 gemeenschappelijke leerjaren avo
01013 vmbo basis- en kaderberoepsgerichte leerweg
01015 lbo, vbo.
Ten opzichte van de standaard CBS-indeling van laag opgeleiden worden de personen met de volgende hoogstbehaalde opleidingen niet tot de lager opgeleiden gerekend:
- 122 VMBO-gemengd/theoretisch, avo onderbouw:
01009 havo, vwo leerjaar 1-3
01010 mms, hbs, gymnasium leerjaar 1-3
01011 voortgezet speciaal onderwijs
01012 mavo
01014 vmbo theoretische- of gemengde leerweg.
Lager opgeleiden, percentage
Vijfjaarsgemiddelde van het percentage lager opgeleiden in de beroepsbevolking voor de jaren 2014 tot en met 2018 voor de gemeentelijke indeling van 1-1-2019.

De lager opgeleiden in deze tabel wijken af van de standaard CBS-indeling van de laag opgeleiden. In deze tabel worden personen met de volgende hoogstbehaalde opleidingen tot de laag opgeleiden gerekend:
- 111 Basisonderwijs:
01001 geen onderwijs gevolgd
01002 onderwijs aan kleuters
01003 basisonderwijs groep 3-8
01004 (basis)educatie
- 121 VMBO-basisberoep/kaderberoeps, mbo1:
01006 praktijkonderwijs
01016 overige beroepsopleiding of cursus met lager niveau
01007 assistentenopleiding (web) bol
01008 assistentenopleiding (web) bbl (incl. geen aanduiding leerweg)
01005 gemeenschappelijke leerjaren avo
01013 vmbo basis- en kaderberoepsgerichte leerweg
01015 lbo, vbo.
Ten opzichte van de standaard CBS-indeling van laag opgeleiden worden de personen met de volgende hoogstbehaalde opleidingen niet tot de lager opgeleiden gerekend:
- 122 VMBO-gemengd/theoretisch, avo onderbouw:
01009 havo, vwo leerjaar 1-3
01010 mms, hbs, gymnasium leerjaar 1-3
01011 voortgezet speciaal onderwijs
01012 mavo
01014 vmbo theoretische- of gemengde leerweg.