Elektriciteitsbalans; aanbod en verbruik
Perioden | Bruto productie (mln kWh) | Eigen verbruik bij elektr.productie (mln kWh) | Netto productie Netto productie, totaal (mln kWh) | Netto productie Kernenergie (mln kWh) | Netto productie Brandstoffen Brandstoffen, totaal (mln kWh) | Netto productie Brandstoffen Kolen (mln kWh) | Netto productie Brandstoffen Olieproducten (mln kWh) | Netto productie Brandstoffen Aardgas (mln kWh) | Netto productie Brandstoffen Biomassa (mln kWh) | Netto productie Brandstoffen Overige brandstoffen (niet-hernieuwbaar) (mln kWh) |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
2023 september** | 9.652 | 276 | 9.376 | 338 | 5.480 | 467 | 132 | 4.151 | 591 | 139 |
2023 oktober** | 9.754 | 302 | 9.452 | 355 | 4.928 | 944 | 120 | 3.150 | 570 | 143 |
2023 november** | 9.770 | 254 | 9.517 | 348 | 5.061 | 1.051 | 119 | 3.194 | 592 | 105 |
2023 december** | 10.655 | 258 | 10.396 | 303 | 5.727 | 997 | 109 | 3.924 | 586 | 110 |
2024 januari* | 11.748 | 248 | 11.499 | 362 | 6.762 | 1.005 | 104 | 4.938 | 583 | 132 |
2024 februari* | 10.411 | 214 | 10.196 | 338 | 5.382 | 864 | 117 | 3.591 | 666 | 145 |
2024 maart* | 10.935 | 225 | 10.711 | 361 | 5.725 | 857 | 115 | 3.860 | 745 | 148 |
2024 april* | 10.039 | 144 | 9.895 | 54 | 3.944 | 447 | 81 | 2.922 | 368 | 125 |
2024 mei* | 9.265 | 141 | 9.124 | 4.158 | 508 | 86 | 3.025 | 425 | 114 | |
2024 juni* | 9.264 | 126 | 9.138 | 167 | 3.730 | 267 | 128 | 2.955 | 266 | 114 |
2024 juli* | 9.697 | 137 | 9.560 | 351 | 3.786 | 278 | 130 | 2.985 | 289 | 104 |
2024 augustus* | 9.741 | 160 | 9.581 | 348 | 4.148 | 461 | 136 | 3.087 | 357 | 106 |
Bron: CBS. |
Tabeltoelichting
Deze tabel geeft het aanbod van elektriciteit weer. Uit het aanbod wordt het verbruik berekend. Het aanbod van elektriciteit betreft de productie plus invoer minus uitvoer. Het grootste deel van de geproduceerde elektriciteit wordt afgeleverd aan het openbare elektriciteitsnet door bijvoorbeeld elektriciteitscentrales en windmolens. Een kleiner deel wordt door bedrijven zelf opgewekt ten bate van hun eigen bedrijfsprocessen. Zo wekken veel tuinders zelf elektriciteit op voor de belichting van hun kassen.
De netto productie wordt bepaald als bruto productie minus het eigen verbruik van elektriciteit. Het eigen verbruik is de hoeveelheid elektriciteit die een producent of installatie verbruikt bij de elektriciteitsproductie. De netto productie wordt in deze tabel uitgesplitst naar de volgende energiebronnen waaruit de elektriciteit wordt geproduceerd: kernenergie, kolen, olieproducten, aardgas, biomassa, overige brandstoffen (niet-hernieuwbaar), waterkracht, windenergie, zonnestroom en overige bronnen.
De in- en uitvoer wordt nader uitgesplitst naar het land van herkomst of bestemming.
Het totale netto verbruik van elektriciteit in Nederland wordt berekend als de netto productie plus de invoer verminderd met de uitvoer en de distributieverliezen.
Gegevens beschikbaar vanaf:
Volledige gegevens per maand zijn beschikbaar vanaf 2015. Vanaf 1936 per jaar en vanaf 1976 per maand zijn alleen de totale productie, invoer en uitvoer bekend.
Status van de cijfers:
- tot en met 2021 definitief;
- 2022 en 2023 zijn nader voorlopig;
- 2024 is voorlopig.
Wijzigingen per 31 oktober 2024:
Cijfers over augustus 2024 zijn toegevoegd.
Wijzigingen per 7 juni 2024:
Nader voorlopige cijfers over 2023 zijn toegevoegd.
Wijzigingen per 14 november 2023:
De cijfers van 2015 t/m 2020 zijn gereviseerd. De verbeterde analysemethode zorgt voor sommige jaren voor verschuivingen in de maandcijfers, deze zijn het duidelijkst in 2018. Hier zijn er relatief grote verschillen zichtbaar op maandbasis van maximaal 15% op jaarbasis blijven de cijfers echter constant.
De cijfers van 2021 t/m 2023 zijn geactualiseerd. De status van de cijfers van 2021 zijn nu definitief.
Wanneer komen er nieuwe cijfers?
Voorlopige cijfers: de tweede maand na afloop van de verslagperiode.
Nader voorlopige cijfers: uiterlijk in december van het jaar volgend op het verslagjaar.
Definitieve cijfers: uiterlijk in december van het tweede jaar volgend op het verslagjaar.
Toelichting onderwerpen
- Bruto productie
- De totale hoeveelheid opgewekte elektriciteit in Nederland. Dit is zonder aftrek van het eigen verbruik van de installaties waarmee de elektriciteit is geproduceerd.
- Eigen verbruik bij elektr.productie
- De hoeveelheid elektriciteit die een producent of installatie verbruikt bij de elektriciteitsproductie.
- Netto productie
- De totale hoeveelheid opgewekte elektriciteit in Nederland minus het eigen verbruik van de installaties waarmee de elektriciteit is geproduceerd.
- Netto productie, totaal
- Kernenergie
- Energie die vrijkomt bij splitsing of fusie van atoomkernen. Door verhitting van water wordt deze energie omgezet in stoom onder hoge druk. Vervolgens kan met deze stoom elektriciteit worden opgewekt met behulp van een stoomturbine.
- Brandstoffen
- Stof waaruit door middel van verbranding energie wordt gewonnen.
- Brandstoffen, totaal
- Kolen
- Kool bestaat uit steenkool, bruinkool en koolproducten. Steenkool en bruinkool zijn vaste fossiele brandstoffen die bestaan uit verkoolde plantenresten. Het verkolen is een gevolg van langdurige blootstelling aan hoge temperatuur en druk. De belangrijkste koolproducten in Nederland zijn cokesovencokes, cokesovengas, hoogovengas en steenkoolteer. Voor elektriciteitsproductie wordt in Nederland gebruik gemaakt van steenkool (ketelkool), cokesovengas en hoogovengas.
- Olieproducten
- Vloeibare en gasvormige brandstoffen gemaakt uit aardoliegrondstoffen zoals ruwe olie en aardgascondensaat. Voorbeelden van aardolieproducten zijn benzine, gasolie/diesel, kerosine, zware stookolie, LPG, nafta en olierestgassen. Voor elektriciteitsproductie wordt in Nederland gebruik gemaakt van olierestgassen en een klein beetje andere olieproducten.
- Aardgas
- Gas van natuurlijke oorsprong dat vooral bestaat uit methaan. Het ontstaat bij hetzelfde proces dat tot de vorming van aardolie leidt. Voor vervoer over lange afstanden per schip wordt aardgas vloeibaar gemaakt.
- Biomassa
- Plantaardig of dierlijk materiaal van recente oorsprong in gebruik voor de productie van energie. Voorbeelden zijn hout, mest en afval uit de voedselverwerkende industrie.
- Overige brandstoffen (niet-hernieuwbaar)
- Het niet-hernieuwbare deel van huishoudelijk en industrieel afval.