Overheidsondernemingen; schulden, sector met zeggenschap
Verklaring van tekens
Tabeltoelichting
Deze tabel bevat de schulden van overheidsondernemingen met uitzondering van De Nederlandsche Bank (DNB), voor zover het om economisch significante bedragen (0,01 % van het bbp) gaat. De schulden zijn het totaal van deposito's, kortlopende schuldbewijzen, langlopende schuldbewijzen, kortlopende leningen en langlopende leningen aan de passiva-kant van de balans van de overheidsonderneming. De schulden van overheidsondernemingen zijn ook beschikbaar per subsector van de overheid met de meeste zeggenschap. Daarnaast zijn de overheidsondernemingen onderverdeeld naar financiële instellingen en overige (verlies- of winstgevende) instellingen. Alle gegevens betreffen de balansstanden aan het eind van het jaar. Met deze tabel wordt invulling gegeven aan EU-richtlijn 2011/85. Deze richtlijn maakt deel uit van zes Europese wetgevende maatregelen die bekend staan onder de naam 'Sixpack'.
Gegevens beschikbaar vanaf: stand van 31 december 2017.
Status van de cijfers:
De cijfers van de meeste recente eindstand van 2021 hebben de status voorlopig, de eerdere eindstanden hebben de status definitief.
Wijzigingen per 22 december 2023:
Cijfers voor de eindstand van 2021 zijn beschikbaar.
In het kader van het revisiebeleid van de Nationale rekeningen zijn de jaarcijfers 2018 en 2019 herzien.
De cijfers voor de eindstand 2020 zijn nu definitief.
Wanneer komen er nieuwe cijfers?
De nieuwe voorlopige cijfers over verslagperiode 2022 worden in oktober 2024 gepubliceerd. De eerder gepubliceerde voorlopige cijfers krijgen dan de status definitief.
Informatie over het revisiebeleid van Nationale rekeningen is te vinden onder paragraaf 3 'relevante artikelen'.
Toelichting onderwerpen
- Schulden (in mln euro)
- De schulden van de overheidsondernemingen, exclusief de transitorische schulden en de schulden op de titel financiële derivaten.
De schuld bestaat uit de titels: deposito's, kortlopende schuldbewijzen, langlopende schuldbewijzen, kortlopende leningen en langlopende leningen. Dit komt overeen met de schuldtitels van de overheidsschuld (ook wel EMU-schuld genoemd). EMU staat voor Economische en Monetaire Unie. Schulden van de overheidsondernemingen worden echter niet tot de overheidsschuld gerekend, omdat overheidsondernemingen niet behoren tot de sector overheid.
De schuld van De Nederlandsche Bank (DNB) en overheidsondernemingen met een schuld van minder dan 0,01 % van het bbp worden niet meegerekend in deze tabel.- Totaal schulden
- De schulden van de overheidsondernemingen, exclusief de transitorische schulden en de schulden op de titel financiële derivaten.
De schuld bestaat uit de titels: deposito's, kortlopende schuldbewijzen, langlopende schuldbewijzen, kortlopende leningen en langlopende leningen. Dit komt overeen met de schuldtitels van de overheidsschuld (ook wel EMU-schuld genoemd). EMU staat voor Economische en Monetaire Unie. Schulden van de overheidsondernemingen worden echter niet tot de overheidsschuld gerekend, omdat overheidsondernemingen niet behoren tot de sector overheid.
De schuld van De Nederlandsche Bank (DNB) en overheidsondernemingen met een schuld van minder dan 0,01 % van het bbp worden niet meegerekend in deze tabel.
- Financiële instellingen
- De institutionele sector van de economie die alle (quasi-)vennootschappen bevat met als hoofdfunctie financiële intermediatie, dat wil zeggen het aantrekken, transformeren en distribueren van financiële middelen.
De sector financiële instellingen bestaat uit drie subsectoren: monetaire financiële instellingen, verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen en overige financiële instellingen.
Niet in de sector financiële instellingen begrepen zijn:
- juridisch zelfstandige beleggingsmaatschappijen in het bezit van één of enkele eigenaren, die zelf niet tot de financiële instellingen behoren. Deze zijn ingedeeld bij de sector waartoe de eigenaar behoort;
- niet onder toezicht staande fondsen gericht op de pensioenverzekering van één enkel persoon (pensioen-bv’s). Deze zijn ingedeeld bij de sector huishoudens;
- financiële hulpbedrijven en dergelijke die geen rechtspersoonlijkheid bezitten. Deze zijn ingedeeld bij de sector huishoudens.
Vanuit de bedrijfsklassen gezien bevat de sector financiële instellingen alle eenheden uit de bedrijfsklassen banken, verzekeringswezen en pensioenfondsen en financiële hulpactiviteiten, met uitzondering van de niet onder toezicht staande financiële eenheden die werkzaam zijn voor een niet-financiële vennootschap, waarvan zij onderdeel vormen.
Daarnaast zijn er eenheden in een aantal andere bedrijfsklassen die eveneens tot de sector financiële instellingen behoren. Voorbeelden hiervan zijn:
- operationele lease door maatschappijen die onderdeel vormen van een financiële instelling (bedrijfsklasse verhuur van roerende goederen);
- houdstermaatschappijen van verzekeringsmaatschappijen en monetaire financiële instellingen die zelf niet onder toezicht staan (bedrijfsklasse economische dienstverlening);
- werkgevers-, werknemers- en beroepsorganisaties voor zover die in verband staan met financiële instellingen (bedrijfsklasse overige dienstverlening n.e.g. (niet elders genoemd)).
- Overige instellingen
- Institutionele eenheden die niet tot de sector financiële instellingen gerekend worden.
- Totaal overige instellingen
- Institutionele eenheden die niet tot de sector financiële instellingen gerekend worden.
- Verliesgevend
- Institutionele eenheden met een operationeel verlies in het betreffende verslagjaar.
- Winstgevend
- Institutionele eenheden met een operationele winst in het betreffende verslagjaar.
- Schulden (in % bbp)
- De schulden uitgedrukt in percentage van het bruto binnenlands product (bbp).
De schulden van de overheidsondernemingen, exclusief de transitorische schulden en de schulden op de titel financiële derivaten.
De schuld bestaat uit de titels: deposito's, kortlopende schuldbewijzen, langlopende schuldbewijzen, kortlopende leningen en langlopende leningen. Dit komt overeen met de schuldtitels van de overheidsschuld (ook wel EMU-schuld genoemd). EMU staat voor Economische en Monetaire Unie. Schulden van de overheidsondernemingen worden echter niet tot de overheidsschuld gerekend, omdat overheidsondernemingen niet behoren tot de sector overheid.
De schuld van De Nederlandsche Bank (DNB) en overheidsondernemingen met een schuld van minder dan 0,01 % van het bbp worden niet meegerekend in deze tabel.- Totaal schulden
- De schulden uitgedrukt in percentage van het bruto binnenlands product (bbp).
De schulden van de overheidsondernemingen, exclusief de transitorische schulden en de schulden op de titel financiële derivaten.
De schuld bestaat uit de titels: deposito's, kortlopende schuldbewijzen, langlopende schuldbewijzen, kortlopende leningen en langlopende leningen. Dit komt overeen met de schuldtitels van de overheidsschuld (ook wel EMU-schuld genoemd). EMU staat voor Economische en Monetaire Unie. Schulden van de overheidsondernemingen worden echter niet tot de overheidsschuld gerekend, omdat overheidsondernemingen niet behoren tot de sector overheid.
De schuld van De Nederlandsche Bank (DNB) en overheidsondernemingen met een schuld van minder dan 0,01 % van het bbp worden niet meegerekend in deze tabel.
- Financiële instellingen
- De institutionele sector van de economie die alle (quasi-)vennootschappen bevat met als hoofdfunctie financiële intermediatie, dat wil zeggen het aantrekken, transformeren en distribueren van financiële middelen.
De sector financiële instellingen bestaat uit drie subsectoren: monetaire financiële instellingen, verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen en overige financiële instellingen.
Niet in de sector financiële instellingen begrepen zijn:
- juridisch zelfstandige beleggingsmaatschappijen in het bezit van één of enkele eigenaren, die zelf niet tot de financiële instellingen behoren. Deze zijn ingedeeld bij de sector waartoe de eigenaar behoort;
- niet onder toezicht staande fondsen gericht op de pensioenverzekering van één enkel persoon (pensioen-bv’s). Deze zijn ingedeeld bij de sector huishoudens;
- financiële hulpbedrijven en dergelijke die geen rechtspersoonlijkheid bezitten. Deze zijn ingedeeld bij de sector huishoudens.
Vanuit de bedrijfsklassen gezien bevat de sector financiële instellingen alle eenheden uit de bedrijfsklassen banken, verzekeringswezen en pensioenfondsen en financiële hulpactiviteiten, met uitzondering van de niet onder toezicht staande financiële eenheden die werkzaam zijn voor een niet-financiële vennootschap, waarvan zij onderdeel vormen.
Daarnaast zijn er eenheden in een aantal andere bedrijfsklassen die eveneens tot de sector financiële instellingen behoren. Voorbeelden hiervan zijn:
- operationele lease door maatschappijen die onderdeel vormen van een financiële instelling (bedrijfsklasse verhuur van roerende goederen);
- houdstermaatschappijen van verzekeringsmaatschappijen en monetaire financiële instellingen die zelf niet onder toezicht staan (bedrijfsklasse economische dienstverlening);
- werkgevers-, werknemers- en beroepsorganisaties voor zover die in verband staan met financiële instellingen (bedrijfsklasse overige dienstverlening n.e.g. (niet elders genoemd)).
- Overige instellingen
- Institutionele eenheden die niet tot de sector financiële instellingen gerekend worden.
- Totaal overige instellingen
- Institutionele eenheden die niet tot de sector financiële instellingen gerekend worden.
- Verliesgevend
- Institutionele eenheden met een operationeel verlies in het betreffende verslagjaar.
- Winstgevend
- Institutionele eenheden met een operationele winst in het betreffende verslagjaar.