Bedrijfsleven; conjunctuurbeeld per bedrijfstak, SBI 2008
Verklaring van tekens
Tabeltoelichting
In deze tabel zijn de belangrijkste uitkomsten uit diverse conjunctuurrelevante statistieken bij elkaar gebracht. De tabel biedt hiermee een actueel samenhangend conjunctuurbeeld van de betrokken bedrijfstakken en branches en voor het Nederlandse bedrijfsleven als geheel. Naast kwartaalinformatie bevat deze tabel een aantal structuurgegevens uit de laatst gepubliceerde productiestatistieken die jaarlijks worden samengesteld.
Gegevens beschikbaar vanaf: eerste kwartaal 2008
Wijzigingen per 16 augustus 2023:
Cijfers van het tweede kwartaal 2023 zijn, voor zover beschikbaar, toegevoegd. Voorgaande perioden vanaf 2019 kunnen zijn bijgesteld.
De geheimhoudingsregels voor uitkomsten vanaf 2016 zijn aangescherpt. Om deze reden zijn meer uitkomsten weggepunt dan voorheen. Ook is de wijze van afronden aangepast en kunnen uitkomsten maximaal 0,1 naar boven of beneden zijn bijgesteld.
Wanneer komen er nieuwe cijfers?
De eerste voorlopige uitkomsten publiceert het CBS als regel twee maanden na afloop van het verslagkwartaal.
Deze tabel wordt op één moment voor alle kwartaalvariabelen uit de diverse statistieken ververst. Dit betreft zowel nieuwe cijfers als het actualiseren van reeds gepubliceerde cijfers.
Na publicatie van definitieve uitkomsten past het CBS de uitkomsten alleen aan als er grote bijstellingen en/of correcties noodzakelijk zijn.
Doordat deze tabel op één moment voor alle betrokken statistieken wordt ververst, kan het voorkomen dat er op enig moment per bedrijfstak/branche beperkte verschillen zijn tussen de uitkomsten van variabelen in deze tabel en dezelfde variabelen in de specifieke, vaak meer gedetailleerde branchetabel (zie paragraaf 3 voor overzicht van deze tabellen). De specifieke branchetabellen hebben namelijk hun eigen moment van update en bevatten altijd de meest actuele cijfers.
Toelichting onderwerpen
- Omzet
- De opbrengst uit verkoop van goederen en diensten aan derden, exclusief btw (detailhandel en horeca incl. btw). De omzet omvat zowel de hoofdactiviteit als de nevenactiviteiten. Derden zijn consumenten en bedrijven buiten het (Nederlandse deel van het) eigen concernverband.
- Indexcijfers
- Een indexcijfer geeft de verhouding weer tussen de waarde van een variabele in een bepaalde periode en de waarde van diezelfde variabele in de basisperiode. De basisperiode heeft het indexcijfer 100.
- Prijzen
- Het betreft verkoopprijzen: prijzen die in rekening gebracht worden aan afnemers.
- Indexcijfers
- Een indexcijfer geeft de verhouding weer tussen de waarde van een variabele in een bepaalde periode en de waarde van diezelfde variabele in de basisperiode. De basisperiode heeft het indexcijfer 100.
- Ontwikkeling t.o.v. een jaar eerder
- De ontwikkeling geeft de verandering in procenten aan ten opzichte van dezelfde periode van het jaar ervoor. Het CBS berekent deze ontwikkeling op basis van niet afgeronde indexcijfers.
- Conjunctuur
- De op- en neergaande beweging van de economie binnen een periode van vijf tot tien jaar. Doorgaans kunnen de volgende fases worden onderscheiden:
- opleving,
- hoogconjunctuur,
- depressie en recessie- Verwachting lopend kwartaal
- Het gewogen percentage bedrijven dat een toename/stijging verwacht van de omzet, verkoopprijzen en personeelssterkte, minus het gewogen percentage bedrijven dat een afname/daling verwacht voor het lopende kwartaal.
- Totale omzet
- Het gewogen percentage ondernemers met een verwachte toename van de omzet minus het gewogen percentage ondernemers met een verwachte afname van de omzet. Dit saldo geeft inzicht in de te verwachten ontwikkeling van de omzet in het lopende kwartaal.
- Verkoopprijzen
- Het gewogen percentage ondernemers met een verwachte stijging van de verkoopprijzen/tarieven, minus het gewogen percentage ondernemers dat een daling van de verkoopprijzen/tarieven voorziet. Dit saldo geeft inzicht in de te verwachten ontwikkeling van de verkoopprijzen/tarieven in het lopende kwartaal.
- Personeelssterkte
- Het gewogen percentage ondernemers met een verwachte toename van de personeelssterkte minus het gewogen percentage ondernemers met een verwachte afname. Dit saldo geeft inzicht in de te verwachten ontwikkeling van de personeelssterkte in het lopende kwartaal.
- Productiebelemmering
- Gewogen percentage bedrijven dat aan het begin van het kwartaal aangeeft belemmeringen te ondervinden bij het uitoefenen van hun bedrijfsactiviteiten.
- Onvoldoende vraag
- Gewogen percentage ondernemers dat aan het begin van het kwartaal aangeeft dat het uitoefenen van de bedrijfsactiviteiten wordt belemmerd door onvoldoende vraag naar hun producten/diensten.
- Financieel
- Gewogen percentage ondernemers dat aan het begin van het kwartaal aangeeft dat het uitoefenen van de bedrijfsactiviteiten wordt belemmerd door financiële oorzaken.
- Concurrentiepositie afgelopen kwartaal
- Ontwikkeling concurrentiepositie afgelopen kwartaal:
Het gewogen percentage ondernemers dat meldt dat de concurrentiepositie in het afgelopen kwartaal is verbeterd, minus het gewogen percentage ondernemers dat aangeeft dat deze verslechterd is.- Nederlandse markt
- Het gewogen percentage ondernemers dat meldt dat de concurrentiepositie op de Nederlandse markt in het afgelopen kwartaal is verbeterd, minus het gewogen percentage ondernemers dat aangeeft dat deze verslechterd is.
- Buitenlandse markt binnen EU
- Het gewogen percentage ondernemers dat meldt dat de concurrentiepositie op de buitenlandse markt, binnen de EU in het afgelopen kwartaal is verbeterd, minus het gewogen percentage ondernemers dat aangeeft dat deze verslechterd is.
- Buitenlandse markt buiten EU
- Het gewogen percentage ondernemers dat meldt dat de concurrentiepositie op de buitenlandse markt, buiten de EU in het afgelopen kwartaal is verbeterd, minus het gewogen percentage ondernemers dat aangeeft dat deze verslechterd is.
- Faillissementen
- Faillissement is de staat waarin de rechter een juridische eenheid, die heeft opgehouden te betalen, kan verklaren. Het vermogen en de inkomsten van die juridische eenheid (de schuldenaar) worden dan ingenomen om de schulden af te lossen. Een faillissement kan worden aangevraagd door een schuldeiser, de schuldenaar zelf of het Openbaar Ministerie. Nadat de inkomsten en het vermogen van de schuldenaar aan de schuldeisers zijn uitgekeerd, wordt het faillissement beëindigd. De schuldenaar is dan vaak echter niet schuldenvrij: restschulden blijven namelijk opeisbaar.
- Aantal faillissementen
- Ontwikkeling t.o.v. een jaar eerder
- De ontwikkeling geeft de verandering in procenten aan ten opzichte van dezelfde periode van het jaar ervoor.
- Structuurgegevens per jaar
- Betreft gegevens die inzicht geven in werkgelegenheid, opbrengsten- en kostenstructuur.
- Aantal werkzame personen
- Personen die een baan hebben bij een in Nederland gevestigd bedrijf of bij een particulier huishouden in Nederland.
Ingeleend en/of gedetacheerd personeel en uitzendkrachten worden bij dit onderzoek tot de bij het bedrijf werkzame personen gerekend, aan derden uitgeleend personeel niet.
- Bedrijfsopbrengsten
- De opbrengsten uit de eigenlijke bedrijfsvoering, i.c. de verkopen van goederen en diensten, alsmede de waarde van voorraadmutaties, geactiveerde productie voor het eigen bedrijf, subsidies en schade-uitkeringen.
- Totaal
- Netto - omzet
- Opbrengst (excl. btw) uit verkoop van goederen en levering van diensten aan derden.
- Overige bedrijfsopbrengsten
- Bedrijfsopbrengsten die niet behoren tot de netto-omzet.
Het gaat hier met name om:
- de waarde van voorraadmutaties, incl. onderhanden werk;
- vergoedingen voor uitgeleend personeel;
- geactiveerde productie voor het eigen bedrijf;
- subsidies en exportrestituties;
- schadeuitkeringen.
- Bedrijfskosten
- De kosten die zijn gemaakt om de bedrijfsopbrengsten te realiseren, te weten de inkoopwaarde van de omzet, de arbeidskosten (PS), de afschrijvingen op vaste activa en de zgn. overige bedrijfskosten.
- Totaal
- Inkoopwaarde omzet
- Kosten van grond- en hulpstoffen, verpakkingsmiddelen, handelsgoederen, loondiensten en uitbestede werkzaamheden, voor zover verbruikt bij de productie van de in het verslagjaar verkochte goederen en diensten. De kosten van de niet verkochte productie zijn niet in deze post begrepen, de kosten van de uit voorraad afkomstige omzet echter wel.
- Personele kosten
- De brutolonen en -salarissen van werknemers, de ten laste van de werkgever komende sociale en pensioenpremies en overige sociale lasten. Verder ook de overige personeelskosten, te weten betalingen in verband met uitzendkrachten en ingeleend personeel, opleidingskosten, kosten van werving en selectie van personeel, kosten van kantine, arbodiensten, bedrijfskleding, jubilea en dergelijke. Ontvangen loon(kosten)subsidies zijn in mindering gebracht op de personele kosten.
- Overige bedrijfskosten
- De bedrijfskosten die niet betrekking hebben op de inkoopwaarde van de omzet, de arbeidskosten en de afschrijvingen op vaste activa.
- Afschrijvingen op vaste activa
- De waardevermindering van duurzame productiemiddelen, zoals machines, gebouwen, vervoermiddelen en software, als gevolg van normale slijtage en voorzienbare economische veroudering.
- Bedrijfsresultaat
- De bedrijfsopbrengsten minus de bedrijfskosten.
Het resultaat behaald uit de productieactiviteiten, i.c. de verkopen van goederen en diensten, alsmede de waarde van voorraadmutaties, geactiveerde productie voor het eigen bedrijf, subsidies en schade-uitkeringen.