Koopkrachtontwikkeling personen; huishoudenskenmerken
Huishoudenskenmerken | Perioden | Mediane koopkrachtontwikkeling (%) | Personen met koopkrachtdaling (%) | Personen met koopkrachtstijging (%) | Koopkrachtontwikkeling (percentielen) 20e percentiel (%) | Koopkrachtontwikkeling (percentielen) 40e percentiel (%) | Koopkrachtontwikkeling (percentielen) 60e percentiel (%) | Koopkrachtontwikkeling (percentielen) 80e percentiel (%) |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Totaal personen | 2020 | 2,5 | 32,0 | 68,0 | -5,6 | 1,2 | 4,8 | 13,4 |
Totaal personen | 2021 | 1,4 | 41,8 | 58,2 | -5,8 | -0,2 | 3,7 | 13,0 |
Totaal personen | 2022 | -1,1 | 54,5 | 45,5 | -8,4 | -2,9 | 1,5 | 9,6 |
Totaal personen | 2023* | 0,3 | 47,9 | 52,1 | -7,1 | -1,2 | 2,1 | 9,3 |
Type: Eenpersoonshuishouden | 2020 | 1,7 | 24,3 | 75,7 | -1,5 | 1,3 | 2,4 | 7,9 |
Type: Eenpersoonshuishouden | 2021 | 0,1 | 46,6 | 53,4 | -2,3 | -0,2 | 1,1 | 7,2 |
Type: Eenpersoonshuishouden | 2022 | -1,3 | 55,2 | 44,8 | -4,8 | -2,6 | 1,5 | 6,5 |
Type: Eenpersoonshuishouden | 2023* | -0,1 | 51,0 | 49,0 | -4,8 | -1,1 | 0,9 | 5,1 |
Type: Eenoudergezin | 2020 | 2,7 | 33,2 | 66,8 | -5,8 | 1,3 | 5,0 | 13,8 |
Type: Eenoudergezin | 2021 | 2,1 | 38,0 | 62,0 | -5,7 | 0,3 | 4,5 | 13,9 |
Type: Eenoudergezin | 2022 | 1,1 | 45,9 | 54,1 | -7,4 | -1,5 | 3,5 | 12,1 |
Type: Eenoudergezin | 2023* | 3,4 | 34,4 | 65,6 | -5,1 | 1,4 | 5,5 | 13,7 |
Type: Paar, zonder kind | 2020 | 1,4 | 31,5 | 68,5 | -3,7 | 0,8 | 2,4 | 8,1 |
Type: Paar, zonder kind | 2021 | 0,1 | 49,4 | 50,6 | -3,9 | -0,6 | 1,4 | 7,9 |
Type: Paar, zonder kind | 2022 | -2,8 | 65,7 | 34,3 | -6,9 | -3,5 | -1,3 | 4,5 |
Type: Paar, zonder kind | 2023* | -0,5 | 55,3 | 44,7 | -5,7 | -1,7 | 0,5 | 4,7 |
Type: Paar, met kind(eren) | 2020 | 4,8 | 29,9 | 70,1 | -4,2 | 2,6 | 7,2 | 15,1 |
Type: Paar, met kind(eren) | 2021 | 3,3 | 34,4 | 65,6 | -4,9 | 1,2 | 5,7 | 14,3 |
Type: Paar, met kind(eren) | 2022 | 0,3 | 48,8 | 51,2 | -7,6 | -1,9 | 2,7 | 11,0 |
Type: Paar, met kind(eren) | 2023* | 1,3 | 43,1 | 56,9 | -6,3 | -0,6 | 3,5 | 10,3 |
Bron: Inkomen als werknemer | 2020 | 4,4 | 29,4 | 70,6 | -3,8 | 2,5 | 6,5 | 14,0 |
Bron: Inkomen als werknemer | 2021 | 2,8 | 34,6 | 65,4 | -4,7 | 1,0 | 5,0 | 13,2 |
Bron: Inkomen als werknemer | 2022 | -0,4 | 51,7 | 48,3 | -7,5 | -2,2 | 1,9 | 9,8 |
Bron: Inkomen als werknemer | 2023* | 1,1 | 44,3 | 55,7 | -6,1 | -0,8 | 3,2 | 10,3 |
Bron: Inkomen als zelfstandige (totaal) | 2020 | 3,2 | 42,4 | 57,6 | -15,4 | -1,1 | 7,9 | 23,5 |
Bron: Inkomen als zelfstandige (totaal) | 2021 | 2,4 | 43,8 | 56,2 | -12,9 | -1,4 | 6,9 | 22,5 |
Bron: Inkomen als zelfstandige (totaal) | 2022 | -1,4 | 53,4 | 46,6 | -16,5 | -5,1 | 3,0 | 18,3 |
Bron: Inkomen als zelfstandige (totaal) | 2023* | -1,8 | 56,4 | 43,6 | -14,5 | -4,8 | 1,0 | 10,3 |
Bron: Inkomen als zelfstandig ondernemer | 2020 | 4,3 | 40,9 | 59,1 | -13,0 | -0,4 | 9,4 | 24,8 |
Bron: Inkomen als zelfstandig ondernemer | 2021 | 2,7 | 43,7 | 56,3 | -12,5 | -1,6 | 7,5 | 22,9 |
Bron: Inkomen als zelfstandig ondernemer | 2022 | -1,3 | 52,9 | 47,1 | -16,4 | -5,5 | 3,4 | 18,1 |
Bron: Inkomen als zelfstandig ondernemer | 2023* | -1,2 | 54,6 | 45,4 | -15,5 | -4,5 | 1,5 | 10,6 |
Bron: Uitkering pensioen | 2020 | 1,1 | 27,6 | 72,4 | -2,0 | 0,8 | 1,5 | 3,3 |
Bron: Uitkering pensioen | 2021 | -0,3 | 59,0 | 41,0 | -2,3 | -0,6 | 0,0 | 3,3 |
Bron: Uitkering pensioen | 2022 | -3,0 | 71,5 | 28,5 | -5,2 | -3,4 | -2,4 | 2,7 |
Bron: Uitkering pensioen | 2023* | -0,6 | 57,6 | 42,4 | -4,3 | -1,4 | 0,2 | 2,5 |
Bron: Uitkering bijstand | 2020 | 1,7 | 24,4 | 75,6 | -1,5 | 1,4 | 2,2 | 7,2 |
Bron: Uitkering bijstand | 2021 | 0,3 | 47,4 | 52,6 | -1,7 | -0,3 | 1,9 | 8,2 |
Bron: Uitkering bijstand | 2022 | 4,7 | 20,2 | 79,8 | -0,1 | 3,5 | 5,5 | 8,8 |
Bron: Uitkering bijstand | 2023* | 2,2 | 28,1 | 71,9 | -1,2 | 1,1 | 3,9 | 9,1 |
Bron: CBS. |
Tabeltoelichting
De tabel bevat gegevens over de dynamische koopkrachtontwikkeling van personen bij gelijke overgangen. Dit betekent dat de koopkrachtontwikkeling alleen getoond wordt voor een bepaalde categorie personen, waarbij een kenmerk in beide jaren hetzelfde is. Bijvoorbeeld in beide jaren voornaamste inkomen werknemer. Personen worden onderscheiden naar kenmerken van het huishouden als samenstelling huishouden, leeftijd, voornaamste inkomensbron, woningbezit en inkomensgroepen.
De gegevens hebben betrekking op alle personen in particuliere huishoudens met inkomen, per 1 januari van het verslagjaar.
Gegevens beschikbaar vanaf: 2012.
Status van de cijfers:
De cijfers over de jaren 2012 - 2022 zijn definitief.
De cijfers over 2023 zijn voorlopig.
Wijzigingen per 12 september 2024:
De cijfers over 2022 zijn definitief gemaakt. De voorlopige cijfers over 2023 zijn toegevoegd.
Wanneer komen er nieuwe cijfers?
De nieuwe cijfers komen in september 2025 beschikbaar.
Toelichting onderwerpen
- Mediane koopkrachtontwikkeling
- Het gestandaardiseerd besteedbaar huishoudensinkomen gedefleerd met behulp van de consumentenprijsindex, waardoor inkomens in de tijd vergelijkbaar worden. Indien het gestandaardiseerde inkomen sterker stijgt dan de prijzen, neemt de koopkracht toe. De koopkracht wordt gebruikt om de (reële) ontwikkeling van het inkomen vast te stellen, maar kan ook worden gebruikt voor het vaststellen van (ontwikkelingen in) welvaartsverschillen tussen huishoudens.
De koopkrachtontwikkeling is de verandering in koopkracht in twee opeenvolgende jaren.
De mediane koopkrachtontwikkeling is de middelste van de naar grootte gerangschikte veranderingen in koopkracht van personen. Dit betekent dat precies de helft van de populatie een lagere of even grote verandering in koopkracht ondervindt. - Personen met koopkrachtdaling
- Percentage van de geselecteerde (sub)populatie dat er in koopkracht op achteruit gaat.
- Personen met koopkrachtstijging
- Percentage van de geselecteerde (sub)populatie dat er in koopkracht op vooruit gaat.
- Koopkrachtontwikkeling (percentielen)
- De koopkrachtontwikkelingen zijn gerangschikt van laag naar hoog. Percentielen geven de koopkrachtontwikkeling aan waar beneden een bepaald percentage van de bevolking zich bevindt.
- 20e percentiel
- De koopkrachtontwikkeling waarvoor geldt dat 20 procent van de populatie een lagere of even grote koopkrachtontwikkeling ondervindt.
- 40e percentiel
- De koopkrachtontwikkeling waarvoor geldt dat 40 procent van de populatie een lagere of even grote koopkrachtontwikkeling ondervindt.
- 60e percentiel
- De koopkrachtontwikkeling waarvoor geldt dat 60 procent van de populatie een lagere of even grote koopkrachtontwikkeling ondervindt.
- 80e percentiel
- De koopkrachtontwikkeling waarvoor geldt dat 80 procent van de populatie een lagere of even grote koopkrachtontwikkeling ondervindt.