Maatstaven gemeentefonds; Sociaal domein; diverse peildata; regio 2017

Maatstaven gemeentefonds; Sociaal domein; diverse peildata; regio 2017

Regio's Participatiewet Beroepsbevolking vijfjaarsgemiddelde Lager opgeleiden (x 1 000) Participatiewet Beroepsbevolking vijfjaarsgemiddelde Lager opgeleiden, percentage (%) Jeugdwet Minderjarige kinderen in particuliere hh Inkomen hh tot 120% sociaal minimum (aantal) Jeugdwet Minderjarige kinderen in particuliere hh Inkomen hh tot 120% sociaal minimum % (%) Jeugdwet Particuliere huishoudens Totaal particuliere huishoudens (aantal) Jeugdwet Particuliere huishoudens Meerpersoonshuishoudens met kinderen Totaal (aantal) Jeugdwet Particuliere huishoudens Meerpersoonshuishoudens met kinderen Jongste kind tot 6 jaar (aantal) Jeugdwet Particuliere huishoudens Meerpersoonshuishoudens met kinderen Jongste kind 6 tot 12 jaar (aantal) Jeugdwet Particuliere huishoudens Meerpersoonshuishoudens met kinderen Jongste kind 12 tot 18 jaar (aantal) Jeugdwet Particuliere huishoudens Eenouderhuishoudens Totaal (aantal) Jeugdwet Particuliere huishoudens Eenouderhuishoudens Met 2 of meer kinderen (aantal) Jeugdwet Bijstandshuishoudens Eenouderhuishoudens Driejaarsgemiddelde (aantal) Jeugdwet Bijstandshuishoudens Eenouderhuishoudens 2015 (aantal) Jeugdwet Bijstandshuishoudens Eenouderhuishoudens 2014 (aantal)
Alphen aan den Rijn 10 16 2.100 9,2 46.088 17.224 5.204 3.656 3.880 3.183 1.289 380 400 400
Capelle aan den IJssel 5 16 2.300 18,2 30.519 10.866 3.397 2.121 2.172 3.284 1.369 770 810 780
Coevorden 4 21 900 13,2 15.249 5.227 1.325 1.194 1.307 909 360 210 210 210
Eijsden-Margraten 2 14 300 7,6 10.644 3.867 872 705 967 558 197 30 30 30
Geertruidenberg 3 22 400 9,4 9.292 3.483 986 779 775 607 221 90 80 90
Giessenlanden 2 19 200 6,3 5.783 2.327 628 505 553 292 125 20 20 20
Hardenberg 8 24 1.100 8,2 23.418 9.614 2.762 2.017 2.214 1.287 528 220 210 220
Den Helder 6 21 1.800 18,3 26.485 8.231 2.426 1.745 1.860 2.327 871 550 550 570
Heusden 5 23 800 9,4 18.113 7.047 1.851 1.495 1.573 1.184 476 160 150 160
Krimpen aan den IJssel 3 19 500 8,6 12.181 4.544 1.283 1.010 964 940 366 140 160 150
Leeuwarden 8 15 3.300 17,5 55.231 14.657 4.939 3.269 3.218 4.016 1.424 1.140 1.160 1.150
Leiden 7 10 2.700 14,1 66.793 15.453 5.245 3.225 3.321 3.637 1.250 860 850 860
Leusden 2 10 300 5,6 12.456 4.627 1.274 1.052 1.105 766 304 60 60 60
Midden-Delfland 2 19 200 5,0 7.554 3.188 873 654 740 424 146 30 20 30
Midden-Drenthe 4 20 600 9,3 14.135 4.922 1.221 1.084 1.290 817 329 120 120 130
Noordenveld 2 14 600 11,0 13.670 4.548 1.159 1.022 1.184 874 320 130 120 130
Oldenzaal 3 17 700 10,5 13.826 4.967 1.398 1.130 1.100 846 363 140 130 130
Reusel-De Mierden 2 20 200 8,8 5.226 2.014 549 405 383 270 113 30 30 30
Rheden 4 17 1.100 14,6 20.807 6.001 1.639 1.336 1.466 1.388 510 270 260 290
Rijnwaarden 1 19 300 13,8 4.666 1.736 436 373 427 310 105 60 60 70
Uden 4 20 900 11,1 17.826 6.465 1.768 1.441 1.433 1.241 520 200 200 200
Wierden 2 15 400 6,9 9.231 3.929 1.088 780 874 462 200 50 50 50
Woerden 4 14 800 7,4 21.187 8.274 2.517 1.872 1.868 1.328 581 130 120 130
De Wolden 3 20 400 7,7 9.830 3.593 859 758 924 518 233 50 50 50
Woudenberg 1 16 200 6,6 4.807 2.004 650 448 445 265 91 30 30 20
Bron: CBS.
Verklaring van tekens

Tabeltoelichting


Gemeenten ontvangen geld van de Rijksoverheid uit het gemeentefonds. Hiermee betalen zij een deel van hun uitgaven. Sinds 2015 zijn gemeenten verantwoordelijk voor de uitvoering van de Jeugdwet, Participatiewet en WMO (Sociaal domein). Voor de verdeling van het landelijke budget voor de uitvoering van deze drie wetten over de gemeenten zijn verdeelmodellen ontwikkeld. In opdracht van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) stelt CBS cijfers samen waarmee deze verdeelmodellen doorgerekend kunnen worden. Deze tabel bevat gegevens die als grondslag dienen bij het bepalen van de verdeling van het landelijk budget over de gemeenten ten behoeve van de Jeugdwet, Participatiewet en Wmo.

Gegevens beschikbaar voor 2017

Status van de cijfers:
De cijfers in deze tabel zijn definitief, maar samengesteld op basis van gegevens uit verschillende bronnen, en berekend op verschillende basisjaren. Dit wil zeggen dat de cijfers niet zondermeer vergelijkbaar zijn met reeds gepubliceerde cijfers op StatLine. In de toelichting bij de onderwerpen wordt dit nader verklaard.

Wijzigingen per 31 mei 2017:
Deze tabel is een update van de tabel Maatstaven gemeentefonds; regio 2016.
Ten opzichte van de vorige tabel is de indicator ‘Aantal minderjarige kinderen met inkomen onder lage inkomensgrens’ komen te vervallen en is de indicator ‘Eenouderhuishoudens met minderjarige kinderen met bijstand’ toegevoegd.

Wijzigingen per 31 mei 2018:
De naam en toelichting van de indicator ‘Personen met een Wajong-uitkering’ is aangepast. Het gaat om ‘Wajong-uitkeringen’ en niet om ‘Personen met een Wajong-uitkering’. Dat staat nu goed in de tabel.

Wanneer komen er nieuwe cijfers?
De nieuwe cijfers komen naar verwachting in mei 2018 beschikbaar.

Toelichting onderwerpen

Participatiewet
De wet regelt in Nederland de ondersteuning bij arbeidsinschakeling en het verlenen van bijstand door gemeenten voor mensen die weinig of geen ander inkomen (waaronder andere uitkeringen) hebben en ook weinig of geen vermogen.
Werk gaat voor inkomen: oogmerk is om mensen met of zonder arbeidsbeperking op de kortste weg naar betaald werk te kunnen zetten.
De gemeenten voeren de wet uit en bepalen, binnen de wettelijke grenzen, hun eigen beleid.
De participatiewet vervangt sinds 1 januari 2015 de Wet werk en bijstand (WWB), de Wet Sociale Werkvoorziening (WSW) en een groot deel van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (wet Wajong).
Onder dit onderwerp zijn in deze tabel de gegevens terug te vinden die als grondslag dienen bij het bepalen van de verdeling van het landelijk budget over de gemeenten ten behoeve van de Participatiewet.

Beroepsbevolking vijfjaarsgemiddelde
Tot de beroepsbevolking horen personen:
- die betaald werk hebben (werkzame beroepsbevolking), of
- die geen betaald werk hebben, recent naar betaald werk hebben gezocht en daarvoor direct beschikbaar zijn (werkloze beroepsbevolking).
Deze definitie heeft betrekking op personen die in Nederland wonen (exclusief de institutionele bevolking). De gegevens worden meestal gepresenteerd voor de bevolking van 15 tot 75 jaar. Bij betaald werk gaat het om werkzaamheden ongeacht de arbeidsduur.
Het gaat hier om een vijfjaarsgemiddelde van de beroepsbevolking.
Lager opgeleiden
Vijfjaarsgemiddelde van het aantal lager opgeleiden in de beroepsbevolking voor de jaren 2012 tot en met 2016 voor de gemeentelijke indeling van 1-1-2017.

De lager opgeleiden in deze tabel wijken af van de standaard CBS-indeling van de laag opgeleiden. In deze tabel worden personen met de volgende hoogstbehaalde opleidingen volgens de Standaard Onderwijsindeling (SOI) tot de laag opgeleiden gerekend:
- 111 Basisonderwijs:
01001 geen onderwijs gevolgd
01002 onderwijs aan kleuters
01003 basisonderwijs groep 3-8
01004 (basis)educatie
- 121 VMBO-basisberoep/kaderberoeps, mbo1:
01006 praktijkonderwijs
01016 overige beroepsopleiding of cursus met lager niveau
01007 assistentenopleiding (web) bol
01008 assistentenopleiding (web) bbl (incl. geen aanduiding leerweg)
01005 gemeenschappelijke leerjaren avo
01013 vmbo basis- en kaderberoepsgerichte leerweg
01015 lbo, vbo.
Ten opzichte van de standaard CBS-indeling van laag opgeleiden worden de personen met de volgende hoogstbehaalde opleidingen niet tot de lager opgeleiden gerekend:
- 122 VMBO-gemengd/theoretisch, avo onderbouw:
01009 havo, vwo leerjaar 1-3
01010 mms, hbs, gymnasium leerjaar 1-3
01011 voortgezet speciaal onderwijs
01012 mavo
01014 vmbo theoretische- of gemengde leerweg.
Lager opgeleiden, percentage
Vijfjaarsgemiddelde van het percentage lager opgeleiden in de beroepsbevolking voor de jaren 2012 tot en met 2016 voor de gemeentelijke indeling van 1-1-2017.

De lager opgeleiden in deze tabel wijken af van de standaard CBS-indeling van de laag opgeleiden. In deze tabel worden personen met de volgende hoogstbehaalde opleidingen tot de laag opgeleiden gerekend:
- 111 Basisonderwijs:
01001 geen onderwijs gevolgd
01002 onderwijs aan kleuters
01003 basisonderwijs groep 3-8
01004 (basis)educatie
- 121 VMBO-basisberoep/kaderberoeps, mbo1:
01006 praktijkonderwijs
01016 overige beroepsopleiding of cursus met lager niveau
01007 assistentenopleiding (web) bol
01008 assistentenopleiding (web) bbl (incl. geen aanduiding leerweg)
01005 gemeenschappelijke leerjaren avo
01013 vmbo basis- en kaderberoepsgerichte leerweg
01015 lbo, vbo.
Ten opzichte van de standaard CBS-indeling van laag opgeleiden worden de personen met de volgende hoogstbehaalde opleidingen niet tot de lager opgeleiden gerekend:
- 122 VMBO-gemengd/theoretisch, avo onderbouw:
01009 havo, vwo leerjaar 1-3
01010 mms, hbs, gymnasium leerjaar 1-3
01011 voortgezet speciaal onderwijs
01012 mavo
01014 vmbo theoretische- of gemengde leerweg.
Jeugdwet
Wettelijke verplichting voor gemeenten om zorg aan jongeren te bieden.
De Jeugdwet wordt op 1 januari 2015 ingevoerd als samenvoeging van de Wet op de jeugdzorg (Wjz), de langdurige jeugd-gehandicaptenzorg en -geestelijke gezondheidszorg uit de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) en de jeugd-geestelijke gezondheidszorg uit de Zorgverzekeringswet (Zvw). De Jeugdwet regelt de ondersteuning, hulp en zorg voor jeugdigen met opvoed- en opgroeiproblemen, met psychische en psychiatrische problemen of met een lichamelijke, zintuiglijke of verstandelijke beperking. Daarnaast regelt de wet de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en de jeugdreclassering.
In de Jeugdwet is de leeftijdsgrens gesteld op 18 jaar voor jeugdhulp en de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen. Jeugdhulp kan doorlopen tot maximaal het 23ste levensjaar, voor zover deze hulp niet onder een ander wettelijk kader valt. Voor jeugdhulp die verstrekt wordt in verband met een psychische stoornis of een verstandelijke beperking die voorheen viel onder zorg als bedoeld bij of krachtens de AWBZ of Zvw geldt echter de leeftijdsgrens van 18 jaar. Voor jeugdreclassering en jeugdhulp die voortvloeit uit een strafrechtelijke beslissing geldt op basis van het wetsvoorstel Jeugdwet geen leeftijdsgrens.
Onder dit onderwerp zijn in deze tabel de gegevens terug te vinden die als grondslag dienen bij het bepalen van de verdeling van het landelijk budget over de gemeenten ten behoeve van de Jeugdwet.
Minderjarige kinderen in particuliere hh
Minderjarige kinderen in particuliere huishoudens met het gehele jaar inkomen (exclusief studentenhuishoudens) op 31 december 2014 voor de gemeentelijke indeling van 1-1-2017.
Een persoon is minderjarig als zijn leeftijd lager is dan 18 jaar.
Inkomen hh tot 120% sociaal minimum
Aantal minderjarige kinderen in particuliere huishoudens met inkomen tot 120 procent van het sociaal minimum in jaar 2014 voor de gemeentelijke indeling van 1-1-2017.
Een persoon is minderjarig als zijn leeftijd lager is dan 18 jaar.

Inkomen tot 120 procent van het sociaal minimum
Om te kunnen beoordelen hoe het besteedbaar inkomen van een huishouden zich verhoudt tot het sociale minimum, moet aan de hand van de regelgeving worden vastgesteld welke norm voor het desbetreffende huishouden van toepassing is. De norm voor een (echt)paar met uitsluitend minderjarige kinderen, bijvoorbeeld, is gelijkgesteld aan de bijstandsuitkering van een echtpaar, aangevuld met de (leeftijdsafhankelijke) Kinderbijslag. Bij 65-plussers is het bedrag aan AOW (uitkering in het kader van de algemene ouderdomswet) als norm gekozen.
Het waargenomen inkomen van huishoudens die uitsluitend op een bijstandsuitkering zijn aangewezen, wijkt in veel gevallen in geringe mate af van de vastgestelde normbedragen. Zouden de normbedragen als inkomensgrens worden gehanteerd, dan valt een deel van deze huishoudens met hun inkomen net boven het sociale minimum. Daarom is niet 100%, maar 120% van het sociaal minimum als inkomensgrens gehanteerd.

De cijfers over kinderen in huishoudens tot 120% sociaal minimum in deze tabel kunnen afwijken van soortgelijke cijfers op Statline over kinderen in huishoudens tot 120% sociaal minimum. Dit komt doordat in deze tabel de gemeentelijke indeling van 2017 is toegepast maar de definitieve cijfers ten behoeve van de Jeugdwet over 31 december 2014 gaan.
Inkomen hh tot 120% sociaal minimum %
Minderjarige kinderen in particuliere huishoudens met inkomen tot 120 procent sociaal minimum als percentage van het totaal aantal minderjarige kinderen op 31 december 2014 voor de gemeentelijke indeling van 1-1-2017.
Een persoon is minderjarig als zijn leeftijd lager is dan 18 jaar.

Inkomen tot 120 procent van het sociaal minimum
Om te kunnen beoordelen hoe het besteedbaar inkomen van een huishouden zich verhoudt tot het sociale minimum, moet aan de hand van de regelgeving worden vastgesteld welke norm voor het desbetreffende huishouden van toepassing is. De norm voor een (echt)paar met uitsluitend minderjarige kinderen, bijvoorbeeld, is gelijkgesteld aan de bijstandsuitkering van een echtpaar, aangevuld met de (leeftijdsafhankelijke) Kinderbijslag. Bij 65-plussers is het bedrag aan AOW (uitkering in het kader van de algemene ouderdomswet) als norm gekozen. Het waargenomen inkomen van huishoudens die uitsluitend op een bijstandsuitkering zijn aangewezen, wijkt in veel gevallen in geringe mate af van de vastgestelde normbedragen. Zouden de normbedragen als inkomensgrens worden gehanteerd, dan valt een deel van deze huishoudens met hun inkomen net boven het sociale minimum. Daarom is niet 100%, maar 120% van het sociaal minimum als inkomensgrens gehanteerd.

De cijfers over kinderen in huishoudens tot 120% sociaal minimum in deze tabel kunnen afwijken van soortgelijke cijfers op Statline over kinderen in huishoudens tot 120% sociaal minimum. Dit komt doordat in deze tabel de gemeentelijke indeling van 2017 is toegepast maar de definitieve cijfers ten behoeve van de Jeugdwet over 31 december 2014 gaan.
Particuliere huishoudens
Een particulier huishouden is een verzameling van één of meer personen die een woonruimte bewoont en zichzelf daar particulier, dat wil zeggen niet bedrijfsmatig voorziet in huisvesting en dergelijke levensbehoeften.
Totaal particuliere huishoudens
Het totaal aantal particuliere huishoudens op 31 december 2015 voor de gemeentelijke indeling van 1-1-2017.

De cijfers over het aantal particuliere huishoudens in deze tabel kunnen afwijken van soortgelijke cijfers op Statline over het aantal particuliere huishoudens.
Dit komt doordat in deze tabel de gemeentelijke indeling van 2017 is toegepast maar de definitieve cijfers ten behoeve van de Jeugdwet over 31 december 2015 gaan.
Meerpersoonshuishoudens met kinderen
Het aantal meerpersoonshuishouden met thuiswonende kinderen op 31 december 2015 voor de gemeentelijke indeling van 1-1-2017.
Thuiswonend kind:
Persoon ongeacht leeftijd of burgerlijke staat die een kind-ouder relatie heeft met één of twee tot het huishouden behorende ouders.
Onder thuiswonende kinderen worden ook inbegrepen adoptie- en stiefkinderen, maar geen pleegkinderen.

De cijfers over het aantal meerpersoonshuishoudens in deze tabel kunnen afwijken van soortgelijke cijfers op Statline over het aantal meerpersoonshuishoudens.
Dit komt doordat in deze tabel de gemeentelijke indeling van 2017 is toegepast maar de definitieve cijfers ten behoeve van de Jeugdwet over 31 december 2015 gaan.
Totaal
Jongste kind tot 6 jaar
Jongste kind 6 tot 12 jaar
Jongste kind 12 tot 18 jaar
Eenouderhuishoudens
Het aantal particulier huishouden bestaande uit één ouder met thuiswonende kinderen op 31 december 2015 voor de gemeentelijke indeling van 1-1-2017.
Thuiswonend kind:
Persoon ongeacht leeftijd of burgerlijke staat die een kind-ouder relatie heeft met de ouder die tot het huishouden behoort.
Onder thuiswonende kinderen worden ook begrepen adoptie- en stiefkinderen maar geen pleegkinderen.

De cijfers over het aantal eenouderhuishoudens in deze tabel kunnen afwijken van soortgelijke cijfers op Statline over het aantal eenouderhuishoudens.
Dit komt doordat in deze tabel de gemeentelijke indeling van 2017 is toegepast maar de definitieve cijfers ten behoeve van de Jeugdwet over 31 december 2015 gaan.
Totaal
Met 2 of meer kinderen
Bijstandshuishoudens
Huishoudens met een uitkering op grond van de Wet werk en bijstand (WWB, tot 2015) en de Participatiewet (vanaf 2015) en het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 (Bbz).
Eenouderhuishoudens
Eenouderhuishoudens die bijstand ontvangen.
Onder bijstand wordt hier verstaan uitkeringen aan huishoudens op grond van de Wet werk en bijstand (WWB, tot 2015) en de Participatiewet (vanaf 2015) en het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 (Bbz).
Driejaarsgemiddelde
Het gemiddeld aantal eenouderhuishoudens met bijstand voor de jaren 2013 tot en met 2015 voor de gemeentelijke indeling van 1-1-2017.
Het gemiddelde is berekend door de aantallen voor de drie peilmomenten op te tellen en te delen door drie.
2015
Het aantal eenouderhuishoudens met bijstand op 31 december 2015 voor de gemeentelijke indeling van 1-1-2017.
2014
Het aantal eenouderhuishoudens met bijstand op 31 december 2014 voor de gemeentelijke indeling van 1-1-2017.