Arbeidsdeelname; provincie, 2003-2022

Arbeidsdeelname; provincie, 2003-2022

Perioden Regio's Beroepsbevolking Werkzame beroepsbevolking Werkzame beroepsbevolking (x 1 000) Beroepsbevolking Werkzame beroepsbevolking Positie in de werkkring Werknemer (x 1 000) Beroepsbevolking Werkzame beroepsbevolking Positie in de werkkring Zelfstandige (x 1 000)
2017 3e kwartaal Groningen (PV) 289 244 45
2017 4e kwartaal Groningen (PV) 286 240 46
2018 1e kwartaal Groningen (PV) 280 233 46
2018 2e kwartaal Groningen (PV) 288 241 47
2018 3e kwartaal Groningen (PV) 292 243 49
2018 4e kwartaal Groningen (PV) 295 246 49
2019 1e kwartaal Groningen (PV) 290 242 48
2019 2e kwartaal Groningen (PV) 293 246 47
2019 3e kwartaal Groningen (PV) 296 249 46
2019 4e kwartaal Groningen (PV) 294 246 48
2020 1e kwartaal Groningen (PV) 293 244 50
2020 2e kwartaal Groningen (PV) 291 239 52
2020 3e kwartaal Groningen (PV) 296 242 54
2017 3e kwartaal Friesland (PV) 319 265 54
2017 4e kwartaal Friesland (PV) 316 260 56
2018 1e kwartaal Friesland (PV) 317 258 59
2018 2e kwartaal Friesland (PV) 321 261 59
2018 3e kwartaal Friesland (PV) 326 266 60
2018 4e kwartaal Friesland (PV) 326 267 59
2019 1e kwartaal Friesland (PV) 324 266 58
2019 2e kwartaal Friesland (PV) 329 269 60
2019 3e kwartaal Friesland (PV) 331 273 58
2019 4e kwartaal Friesland (PV) 331 271 60
2020 1e kwartaal Friesland (PV) 328 270 58
2020 2e kwartaal Friesland (PV) 324 263 61
2020 3e kwartaal Friesland (PV) 326 267 58
2017 3e kwartaal Drenthe (PV) 239 198 41
2017 4e kwartaal Drenthe (PV) 237 198 39
2018 1e kwartaal Drenthe (PV) 238 198 40
2018 2e kwartaal Drenthe (PV) 236 197 39
2018 3e kwartaal Drenthe (PV) 242 203 39
2018 4e kwartaal Drenthe (PV) 240 201 39
2019 1e kwartaal Drenthe (PV) 237 200 37
2019 2e kwartaal Drenthe (PV) 243 205 38
2019 3e kwartaal Drenthe (PV) 248 207 41
2019 4e kwartaal Drenthe (PV) 246 207 39
2020 1e kwartaal Drenthe (PV) 243 203 40
2020 2e kwartaal Drenthe (PV) 240 200 40
2020 3e kwartaal Drenthe (PV) 244 204 40
2017 3e kwartaal Overijssel (PV) 579 489 90
2017 4e kwartaal Overijssel (PV) 581 494 87
2018 1e kwartaal Overijssel (PV) 580 493 87
2018 2e kwartaal Overijssel (PV) 581 497 84
2018 3e kwartaal Overijssel (PV) 597 512 85
2018 4e kwartaal Overijssel (PV) 599 512 88
2019 1e kwartaal Overijssel (PV) 597 513 84
2019 2e kwartaal Overijssel (PV) 599 513 86
2019 3e kwartaal Overijssel (PV) 602 515 87
2019 4e kwartaal Overijssel (PV) 600 515 86
2020 1e kwartaal Overijssel (PV) 595 511 84
2020 2e kwartaal Overijssel (PV) 593 502 90
2020 3e kwartaal Overijssel (PV) 595 504 91
2017 3e kwartaal Flevoland (PV) 210 179 30
2017 4e kwartaal Flevoland (PV) 211 180 31
2018 1e kwartaal Flevoland (PV) 212 182 30
2018 2e kwartaal Flevoland (PV) 215 184 31
2018 3e kwartaal Flevoland (PV) 216 184 31
2018 4e kwartaal Flevoland (PV) 216 185 31
2019 1e kwartaal Flevoland (PV) 217 183 34
2019 2e kwartaal Flevoland (PV) 217 183 35
2019 3e kwartaal Flevoland (PV) 220 186 34
2019 4e kwartaal Flevoland (PV) 220 186 34
2020 1e kwartaal Flevoland (PV) 223 187 36
2020 2e kwartaal Flevoland (PV) 220 182 37
2020 3e kwartaal Flevoland (PV) 221 182 39
2017 3e kwartaal Gelderland (PV) 1.042 873 169
2017 4e kwartaal Gelderland (PV) 1.048 874 174
2018 1e kwartaal Gelderland (PV) 1.042 866 176
2018 2e kwartaal Gelderland (PV) 1.052 884 168
2018 3e kwartaal Gelderland (PV) 1.053 886 167
2018 4e kwartaal Gelderland (PV) 1.060 894 166
2019 1e kwartaal Gelderland (PV) 1.059 888 171
2019 2e kwartaal Gelderland (PV) 1.066 894 172
2019 3e kwartaal Gelderland (PV) 1.076 905 171
2019 4e kwartaal Gelderland (PV) 1.080 898 181
2020 1e kwartaal Gelderland (PV) 1.086 910 176
2020 2e kwartaal Gelderland (PV) 1.074 890 184
2020 3e kwartaal Gelderland (PV) 1.078 899 179
2017 3e kwartaal Utrecht (PV) 690 574 116
2017 4e kwartaal Utrecht (PV) 691 575 116
2018 1e kwartaal Utrecht (PV) 699 584 115
2018 2e kwartaal Utrecht (PV) 699 581 118
2018 3e kwartaal Utrecht (PV) 708 588 120
2018 4e kwartaal Utrecht (PV) 709 588 121
2019 1e kwartaal Utrecht (PV) 714 588 126
2019 2e kwartaal Utrecht (PV) 721 599 122
2019 3e kwartaal Utrecht (PV) 724 601 123
2019 4e kwartaal Utrecht (PV) 729 601 129
2020 1e kwartaal Utrecht (PV) 730 599 132
2020 2e kwartaal Utrecht (PV) 717 590 127
2020 3e kwartaal Utrecht (PV) 722 597 126
2017 3e kwartaal Noord-Holland (PV) 1.446 1.182 265
2017 4e kwartaal Noord-Holland (PV) 1.447 1.176 271
2018 1e kwartaal Noord-Holland (PV) 1.453 1.184 269
2018 2e kwartaal Noord-Holland (PV) 1.468 1.184 284
2018 3e kwartaal Noord-Holland (PV) 1.483 1.199 284
2018 4e kwartaal Noord-Holland (PV) 1.486 1.201 286
2019 1e kwartaal Noord-Holland (PV) 1.497 1.208 289
2019 2e kwartaal Noord-Holland (PV) 1.503 1.216 287
2019 3e kwartaal Noord-Holland (PV) 1.508 1.223 284
2019 4e kwartaal Noord-Holland (PV) 1.508 1.217 291
2020 1e kwartaal Noord-Holland (PV) 1.518 1.231 287
2020 2e kwartaal Noord-Holland (PV) 1.493 1.199 294
2020 3e kwartaal Noord-Holland (PV) 1.495 1.199 296
2017 3e kwartaal Zuid-Holland (PV) 1.792 1.505 286
2017 4e kwartaal Zuid-Holland (PV) 1.794 1.503 291
2018 1e kwartaal Zuid-Holland (PV) 1.803 1.508 294
2018 2e kwartaal Zuid-Holland (PV) 1.833 1.542 291
2018 3e kwartaal Zuid-Holland (PV) 1.848 1.557 291
2018 4e kwartaal Zuid-Holland (PV) 1.843 1.556 287
2019 1e kwartaal Zuid-Holland (PV) 1.851 1.560 291
2019 2e kwartaal Zuid-Holland (PV) 1.870 1.584 287
2019 3e kwartaal Zuid-Holland (PV) 1.885 1.594 291
2019 4e kwartaal Zuid-Holland (PV) 1.879 1.582 297
2020 1e kwartaal Zuid-Holland (PV) 1.887 1.578 310
2020 2e kwartaal Zuid-Holland (PV) 1.851 1.546 304
2020 3e kwartaal Zuid-Holland (PV) 1.867 1.557 310
2017 3e kwartaal Zeeland (PV) 187 156 31
2017 4e kwartaal Zeeland (PV) 185 151 33
2018 1e kwartaal Zeeland (PV) 187 152 35
2018 2e kwartaal Zeeland (PV) 190 153 37
2018 3e kwartaal Zeeland (PV) 194 157 36
2018 4e kwartaal Zeeland (PV) 192 157 35
2019 1e kwartaal Zeeland (PV) 190 158 32
2019 2e kwartaal Zeeland (PV) 191 158 33
2019 3e kwartaal Zeeland (PV) 191 161 30
2019 4e kwartaal Zeeland (PV) 193 162 32
2020 1e kwartaal Zeeland (PV) 193 161 32
2020 2e kwartaal Zeeland (PV) 190 159 31
2020 3e kwartaal Zeeland (PV) 191 160 31
2017 3e kwartaal Noord-Brabant (PV) 1.299 1.088 211
2017 4e kwartaal Noord-Brabant (PV) 1.312 1.107 205
2018 1e kwartaal Noord-Brabant (PV) 1.298 1.093 205
2018 2e kwartaal Noord-Brabant (PV) 1.315 1.106 209
2018 3e kwartaal Noord-Brabant (PV) 1.324 1.114 210
2018 4e kwartaal Noord-Brabant (PV) 1.334 1.122 212
2019 1e kwartaal Noord-Brabant (PV) 1.332 1.112 220
2019 2e kwartaal Noord-Brabant (PV) 1.352 1.129 223
2019 3e kwartaal Noord-Brabant (PV) 1.354 1.131 222
2019 4e kwartaal Noord-Brabant (PV) 1.367 1.143 224
2020 1e kwartaal Noord-Brabant (PV) 1.363 1.136 228
2020 2e kwartaal Noord-Brabant (PV) 1.343 1.119 224
2020 3e kwartaal Noord-Brabant (PV) 1.349 1.122 227
2017 3e kwartaal Limburg (PV) 546 458 88
2017 4e kwartaal Limburg (PV) 543 462 81
2018 1e kwartaal Limburg (PV) 545 461 84
2018 2e kwartaal Limburg (PV) 550 465 85
2018 3e kwartaal Limburg (PV) 553 466 87
2018 4e kwartaal Limburg (PV) 561 477 84
2019 1e kwartaal Limburg (PV) 557 476 81
2019 2e kwartaal Limburg (PV) 556 475 82
2019 3e kwartaal Limburg (PV) 557 482 76
2019 4e kwartaal Limburg (PV) 565 484 81
2020 1e kwartaal Limburg (PV) 552 473 80
2020 2e kwartaal Limburg (PV) 548 466 83
2020 3e kwartaal Limburg (PV) 552 469 83
2017 3e kwartaal Utrecht (gemeente) 190 160 30
2017 4e kwartaal Utrecht (gemeente) 189 160 29
2018 1e kwartaal Utrecht (gemeente) 194 165 29
2018 2e kwartaal Utrecht (gemeente) 194 164 30
2018 3e kwartaal Utrecht (gemeente) 197 165 32
2018 4e kwartaal Utrecht (gemeente) 196 165 31
2019 1e kwartaal Utrecht (gemeente) 199 166 33
2019 2e kwartaal Utrecht (gemeente) 203 171 31
2019 3e kwartaal Utrecht (gemeente) 202 172 30
2019 4e kwartaal Utrecht (gemeente) 204 171 33
2020 1e kwartaal Utrecht (gemeente) 205 169 36
2020 2e kwartaal Utrecht (gemeente) 202 167 35
2020 3e kwartaal Utrecht (gemeente) 202 169 33
Bron: CBS.
Verklaring van tekens

Tabeltoelichting


Deze tabel bevat jaarcijfers en kwartaalcijfers over de arbeidsdeelname in Nederland voor landsdelen, provincies en de vier grote steden. De bevolking van 15 tot 75 jaar wordt ingedeeld in de werkzame, werkloze en de niet-beroepsbevolking. De werkzame beroepsbevolking wordt verder ingedeeld op basis van positie in de werkkring en beroepsniveau.

Vanwege gemeentelijke herindelingen per 2019 zijn een aantal gemeenten overgegaan van de provincie Zuid-Holland naar de provincie Utrecht. De kwartaalcijfers voor de provincies Zuid-Holland en Utrecht zijn zodoende in 2019 gebaseerd op een andere provinciale indeling dan in de jaren daarvoor. Voor een verdere toelichting zie paragraaf 4. Bronnen en methoden.

Vanwege wijzigingen in het onderzoeksdesign en de vragenlijst van de EBB is er een revisie van de cijfers voor verslagjaar 2021 doorgevoerd. De cijfers over 2021 zijn niet zonder meer vergelijkbaar met de cijfers tot en met 2020.

Gegevens beschikbaar van 2003 tot en met 2022.

Status van de cijfers:
De cijfers in deze tabel zijn definitief.

Wijzigingen per 22 juli 2022:
Geen, deze tabel is stopgezet.

Wijzigingen per 17 mei 2022:
De jaarcijfers over 2021 en de kwartaalcijfers over het derde en vierde kwartaal van 2021 zijn gepubliceerd. De cijfers over de eerste twee kwartalen van 2021 zijn gereviseerd. De cijfers van het 1e kwartaal van 2022 zijn toegevoegd.

Wanneer komen er nieuwe cijfers?
Niet meer van toepassing.
Deze tabel wordt opgevolgd door de tabel Arbeidsdeelname; provincie. Zie paragraaf 3.

Toelichting onderwerpen

Beroepsbevolking
Personen:
- die betaald werk hebben (werkzame beroepsbevolking), of
- die geen betaald werk hebben, recent naar betaald werk hebben gezocht en daarvoor direct beschikbaar zijn (werkloze beroepsbevolking).

Deze definitie heeft betrekking op personen die in Nederland wonen (exclusief de institutionele bevolking). De gegevens worden meestal gepresenteerd voor de bevolking van 15 tot 75 jaar. Bij betaald werk gaat het om werkzaamheden ongeacht de arbeidsduur.
Werkzame beroepsbevolking
Personen die betaald werk hebben.

Deze definitie heeft betrekking op personen die in Nederland wonen (exclusief de institutionele bevolking). De gegevens worden meestal gepresenteerd voor de bevolking van 15 tot 75 jaar. Bij betaald werk gaat het om werkzaamheden ongeacht de arbeidsduur.
Werkzame beroepsbevolking
Personen die betaald werk hebben.

Deze definitie heeft betrekking op personen die in Nederland wonen (exclusief de institutionele bevolking). De gegevens worden meestal gepresenteerd voor de bevolking van 15 tot 75 jaar. Bij betaald werk gaat het om werkzaamheden ongeacht de arbeidsduur.
Positie in de werkkring
Indeling van de werkzame beroepsbevolking naar:
Werknemer
- met een vaste arbeidsrelatie
- met een flexibele arbeidsrelatie
Zelfstandige
- zonder personeel
- met personeel
- meewerkend gezinslid

Als een persoon meer dan één baan of werkkring heeft, dan wordt uitgegaan van de baan of werkkring waaraan de meeste tijd wordt besteed.
Werknemer
Een persoon die in een arbeidsovereenkomst afspraken met een economische eenheid maakt om arbeid te verrichten waartegenover een financiële beloning staat.

Als een persoon meer dan één baan of werkkring heeft, dan wordt uitgegaan van de baan of werkkring waaraan de meeste tijd wordt besteed.
Zelfstandige
Een persoon die voor eigen rekening of risico arbeid verricht
- in een eigen bedrijf of praktijk (zelfstandig ondernemer),
- als directeur-grootaandeelhouder (dga),
- in het bedrijf of de praktijk van een gezinslid (meewerkend gezinslid), of
- als overige zelfstandige.

Als een persoon meer dan één baan of werkkring heeft, dan wordt uitgegaan van de baan of werkkring waaraan de meeste tijd wordt besteed.