Kerncijfers wijken en buurten 2016

Kerncijfers wijken en buurten 2016

Wijken en buurten Wonen Gemiddelde WOZ-waarde van woningen (x 1 000 euro) Wonen Woningen naar bouwjaar Bouwjaar vanaf 2000 (%) Inkomen Inkomen van personen Aantal inkomensontvangers   (aantal) Inkomen Inkomen van personen Gemiddeld inkomen per inkomensontvanger  (x 1 000 euro) Inkomen Inkomen van personen Gemiddeld inkomen per inwoner  (x 1 000 euro) Inkomen Inkomen van personen 40% personen met laagste inkomen (%) Inkomen Inkomen van personen 20% personen met hoogste inkomen (%) Inkomen Inkomen van personen Actieven 15-75 jaar (%) Inkomen Inkomen van huishoudens 40% huishoudens met laagste inkomen (%) Inkomen Inkomen van huishoudens 20% huishoudens met hoogste inkomen (%) Inkomen Inkomen van huishoudens Huishoudens met een laag inkomen (%) Inkomen Inkomen van huishoudens Huish. onder of rond sociaal minimum (%) Stedelijkheid Mate van stedelijkheid (code)
Verspreide huizen ten westen van Aalten 249 3 200 25,9 20,4 43,4 11,1 65,5 . . . . 5
Van Boetzelaerstraat 215 10 2.100 33,1 26,7 33,2 23,0 67,6 31,8 22,3 4,7 3,8 2
G. van Stellingwerfstraat 171 12 1.300 29,6 23,8 32,5 18,2 69,0 42,4 13,3 6,0 5,7 1
Juliana van Stolberg 164 0 1.100 30,4 25,7 40,0 17,1 52,3 57,7 10,9 14,9 12,1 1
Van Loonbuurt 598 3 1.200 58,4 48,5 29,6 40,3 63,9 39,3 33,9 8,5 7,5 1
Van Lennepbuurt 235 1 6.000 30,9 26,6 41,8 21,0 61,3 60,8 10,5 17,4 17,1 1
Van der Helstpleinbuurt 273 10 3.200 38,8 33,2 33,3 30,8 69,5 52,2 17,3 13,4 12,7 1
Laan van Spartaan 241 100 1.000 27,6 20,7 46,8 20,3 53,0 62,0 13,3 17,5 15,1 1
Pieter van der Doesbuurt 228 4 1.600 31,5 26,1 41,4 22,2 65,3 56,0 15,0 17,2 17,6 1
Van Galenbuurt 197 0 5.700 24,6 20,9 53,3 14,3 52,2 70,3 6,0 33,2 31,6 1
Van Tuyllbuurt 296 0 3.500 42,2 36,3 30,2 34,8 70,1 45,8 22,9 7,9 8,1 1
Van der Kunbuurt 175 0 400 20,3 16,5 59,9 7,4 44,3 72,3 5,9 24,2 22,2 1
Van der Pekbuurt 153 0 3.600 21,6 16,8 56,4 7,6 52,3 71,0 5,2 24,6 23,3 1
Plan van Gool 136 0 2.200 23,3 17,8 50,3 11,5 49,6 56,1 6,8 19,5 17,1 1
Filips van Almondekwartier 236 21 900 37,5 30,6 34,6 31,2 71,4 52,1 17,8 14,7 13,9 1
Van Brakelkwartier 218 8 800 27,9 21,2 43,2 17,3 57,8 54,5 14,1 16,0 15,3 1
Emanuel van Meterenbuurt 194 0 1.500 31,3 24,0 37,7 21,0 61,9 50,7 17,4 13,0 12,4 1
Verspr.h. ten zuiden van Eemskanaal . 7 100 . 28,0 . . . . . . . 5
Verspr.h. ten N. van het Damsterdiep 207 8 100 27,5 20,4 41,9 14,5 57,3 . . . . 5
Van Verschuerbuurt 120 0 400 20,3 17,3 55,4 3,0 47,2 81,6 2,1 31,2 27,1 1
West van Schaarsbergen . 2 300 23,2 18,7 52,7 13,6 47,2 73,9 9,2 19,0 11,7 5
N.O. van Schaarsbergen 358 2 100 38,2 29,2 36,2 32,3 69,6 . . . . 5
Verspr.h. ten Z.W. van Middenbeemster 457 5 300 37,4 29,6 33,3 29,3 62,3 15,2 39,4 1,8 2,5 5
Verspr.h. ten O. en Z. van de spoorlijn . 0 100 . . . . . . . . . 5
Verspr.h. ten Z.O. van Bellingwolde 202 6 300 28,7 21,9 39,0 17,0 51,3 25,6 16,5 4,3 3,7 5
Verspr.h. ten zuidoosten van Vriescheloo . 12 100 . . . . . . . . . 5
Verspr.h. ten noordoosten van Rhederbrug . 8 100 . 20,7 . . . . . . . 5
Verspreide huizen ten westen van Blijham . 4 100 31,2 26,0 37,8 26,1 69,1 . . . . 5
Van Reenen 734 8 500 52,3 43,7 37,9 35,4 44,7 23,6 50,2 4,1 3,7 4
Verspreide huizen ten noorden van Bladel 413 16 200 30,9 25,4 44,8 16,1 69,7 . . . . 5
Verspreide huizen ten zuiden van Bladel . 12 200 28,8 22,8 44,2 17,3 70,8 . . . . 5
Bijvanck 232 18 3.700 34,4 27,9 33,5 23,4 54,2 31,2 22,7 5,6 5,4 3
Verspr.h. ten noorden van het Eemskanaal 220 24 400 28,7 20,8 37,7 23,4 66,6 17,9 29,5 8,9 8,3 5
Verspr.h. ten noorden van het Eemskanaal . 6 100 28,6 21,8 39,3 22,1 70,2 . . . . 5
Verspreide huizen ten noorden van Drempt 356 5 300 33,5 27,5 41,9 24,7 60,9 24,0 38,7 3,3 4,7 5
Verspr.h. ten zuidoosten van Hummelo 355 9 200 35,2 28,6 35,5 24,3 69,9 . . . . 5
Verspreide huizen van Odijk 515 4 200 37,0 30,6 39,5 25,4 64,9 . . . . 5
Verspreide huizen van Werkhoven 507 8 300 35,2 27,5 41,7 23,9 67,6 29,4 41,2 5,4 6,1 5
Verspreide huizen ten oosten van kanaal . 13 100 28,2 22,7 43,3 14,2 50,4 . . . . 5
Verspreide huizen ten westen van Cuijk 341 13 100 34,2 27,1 38,6 25,7 59,9 . . . . 4
Verspr.h. ten zuidwesten van Cuijk . 0 0 . . . . . . . . . 5
Verspr.h. ten W. en Z. van Culemborg 276 83 1.700 34,0 25,8 35,6 25,2 63,8 33,0 26,7 6,8 5,1 4
Wijk 13 Hof van Delft 198 0 10.500 29,7 24,4 44,0 21,5 53,7 57,3 14,6 8,6 7,4 1
Aart van der Leeuwbuurt 136 4 700 29,9 27,8 35,0 19,6 52,1 52,4 9,3 5,5 7,5 1
Van Kinsbergenstraat en omgeving 113 1 1.100 22,3 16,6 53,5 7,6 41,5 67,5 4,7 24,5 23,6 2
Van Ewijckstraat en omgeving 94 12 900 20,5 15,0 56,4 5,0 45,9 68,4 3,1 22,2 21,3 2
Van Ravesteijn-erf en omgeving 176 8 2.400 31,7 26,7 36,9 22,3 57,4 36,9 21,4 3,3 4,3 2
Van den Broek-erf en omgeving 197 2 1.500 32,6 26,9 35,7 25,2 63,7 22,2 33,6 1,0 2,1 2
Ten westen van Tolweg 298 6 100 28,2 24,1 34,5 18,9 59,9 . . . . 5
Poort van Dronten . . 0 . . . . . . . . . 5
Bron: CBS.
Verklaring van tekens

Tabeltoelichting


Overzicht van statistische gegevens van gemeenten, wijken en buurten in Nederland.

Gegevens beschikbaar over: 2016.

Status van de cijfers:
Definitief, tenzij in de toelichting bij het onderwerp expliciet is vermeld dat het voorlopige cijfers betreft.
Aangezien deze tabel is stopgezet, worden gegevens niet meer definitief gemaakt.

Wijzigingen per oktober 2024
De indicator ‘Gemiddelde woningwaarde’ binnen thema Wonen is alsnog hernoemd tot ‘Gemiddelde WOZ-waarde van woningen’ ten behoeve van de aansluiting op andere verslagjaren. De definitie in deze jaartabel is ongewijzigd gebleven.

Wijzigingen per juli 2023
Geen, deze tabel is stopgezet.

Wanneer komen er nieuwe cijfers?
Niet meer van toepassing.

Toelichting onderwerpen

Wonen
Gemiddelde WOZ-waarde van woningen
De gemiddelde waarde onroerende zaken van woonobjecten gebaseerd op de Wet Waardering Onroerende Zaken (WOZ-waarde).
Voor de bepaling van de gemiddelde woningwaarde wordt alleen gebruik gemaakt van die WOZ-objecten omschreven als woningen dienend tot hoofdverblijf (WOZ-objectcode 10) en woningen met praktijkruimte (WOZ-objectcode 11) met een waarde groter dan nul euro.

De (voorlopig) gemiddelde woningwaarde wordt bepaald met de waardepeildatum van voorgaand jaar, bijv:
- 2016: waardepeildatum 1 januari 2015

Wanneer de woningvoorraad kleiner is dan 20 woningen of het aantal WOZ-objecten kleiner is dan 50 wordt er geen WOZ-waarde opgenomen.
Woningen naar bouwjaar
De aanduiding van het bouwjaar van een pand, waarin een woning zich bevindt. Oorspronkelijk als het pand bouwkundig gereed is of wordt opgeleverd. Latere wijziging aan een pand leidt niet tot wijziging van het bouwjaar. Bij een verblijfobject dat in meerdere panden is gelegen, wordt het oudste bouwjaar genomen.
De bouwjaarklasse heeft hier twee waarden:
1) in of na het jaar 2000 gebouwd;
2) vóór het jaar 2000 gebouwd.
Bouwjaar vanaf 2000
Peildatum: 1 januari van het desbetreffende jaar.
Het aantal woningen met bouwjaar 2000 of later, uitgedrukt in hele procenten van het totaal aantal woningen. Het percentage is vermeld bij 20 woningen of meer per buurt.
Inkomen
Deze tabel geeft informatie over het persoonlijk inkomen van personen in particuliere huishoudens waarvan het inkomen is waargenomen en het inkomen van particuliere huishoudens met een waargenomen inkomen. De gegevens komen uit de Integrale Inkomens- en Vermogensstatistiek (IIVS) met als populatie de bevolking van Nederland op 1 januari van het verslagjaar met het inkomen over het verslagjaar.

De Integrale Inkomens- en Vermogensstatistiek van het CBS is voornamelijk gebaseerd op registers afkomstig van het Ministerie van Financiën (de fiscale registers) en de bevolkingsregisters van de Nederlandse gemeenten (Basisregistratie personen). De Basisregistratie personen is een register waarin alle inwoners van een gemeente behoren te zijn ingeschreven. Uitgezonderd zijn:
- Inwoners van Nederland die gebruik maken van uitzonderingsregels die gelden met betrekking tot opneming in de bevolkingsregisters (niet-Nederlandse diplomaten en niet-Nederlandse NAVO militairen). Zij mogen zelf bepalen of zij in de bevolkingsregisters ingeschreven worden of niet.
- Asielzoekers die korter dan zes maanden in de centrale opvang verblijven en nog geen verblijfsvergunning hebben gekregen.
Inkomen van personen
De doelpopulatie bestaat uit personen behorende tot particuliere huishoudens waarvan het inkomen is waargenomen.

De inkomensgegevens zijn gebaseerd op het persoonlijk inkomen. Dit omvat de volgende bestanddelen van het bruto-inkomen van een persoon:
- inkomen uit arbeid;
- inkomen uit eigen onderneming;
- uitkering inkomensverzekeringen;
- uitkering sociale voorzieningen (met uitzondering van kinderbijslag).
Aantal inkomensontvangers  
Personen met persoonlijk inkomen in particuliere huishoudens.
De cijfers zijn afgerond op honderdtallen.
Gemiddeld inkomen per inkomensontvanger 
Het rekenkundig gemiddeld persoonlijk inkomen per persoon op basis van personen met persoonlijk inkomen die deel uitmaken van particuliere huishoudens.
De waarde is vermeld bij minimaal 100 personen met persoonlijk inkomen in particuliere huishoudens per regio.
Gemiddeld inkomen per inwoner 
Het rekenkundig gemiddeld persoonlijk inkomen per persoon op basis van de totale bevolking in particuliere huishoudens.
De waarde is vermeld bij minimaal 100 personen in particuliere huishoudens per regio.
40% personen met laagste inkomen
Aandeel personen in particuliere huishoudens die behoren tot de landelijke 40% personen met het laagste persoonlijk inkomen.
Personen met persoonlijk inkomen in particuliere huishoudens zijn ingedeeld naar hoogte van het persoonlijk inkomen.
De indeling vindt plaats nadat alle personen landelijk zijn gerangschikt van laag naar hoog persoonlijk inkomen. Tot de laagste 40-procent-groep worden de veertig procent personen met het laagste persoonlijk inkomen gerekend.
Het persoonlijk inkomen omvat inkomen uit arbeid, inkomen uit eigen onderneming, uitkering inkomensverzekeringen en uitkering sociale voorzieningen (met uitzondering van kinderbijslag).
Het percentage is vermeld bij minimaal 100 personen met persoonlijk inkomen in particuliere huishoudens per regio.
20% personen met hoogste inkomen
Aandeel personen in particuliere huishoudens die behoren tot de landelijke 20% personen met het hoogste persoonlijk inkomen.
Personen met persoonlijk inkomen in particuliere huishoudens zijn ingedeeld naar hoogte van het persoonlijk inkomen.
De indeling vindt plaats nadat alle personen landelijk zijn gerangschikt van laag naar hoog persoonlijk inkomen. Tot de hoogste 20-procent-groep worden de twintig procent personen met het hoogste persoonlijk inkomen gerekend.
Het persoonlijk inkomen omvat inkomen uit arbeid, inkomen uit eigen onderneming, uitkering inkomensverzekeringen en uitkering sociale voorzieningen (met uitzondering van kinderbijslag).
Het percentage is vermeld bij minimaal 100 personen met persoonlijk inkomen in particuliere huishoudens per regio.
Actieven 15-75 jaar
Het aandeel personen van 15 tot 75 jaar in particuliere huishuishoudens met als persoonlijke voornaamste inkomensbron inkomen uit arbeid of inkomen uit eigen onderneming, uitgedrukt in hele procenten van het totale aantal personen van 15 tot 75 jaar in particuliere huishoudens.
Het percentage is vermeld bij minimaal 100 personen van 15 tot 75 jaar in particuliere huishoudens.
Inkomen van huishoudens
De doelpopulatie bestaat uit particuliere huishoudens waarvan het inkomen is waargenomen.
40% huishoudens met laagste inkomen
Aandeel particuliere huishoudens die behoren tot de landelijke 40% huishoudens met het laagste huishoudensinkomen.
Particuliere huishoudens zijn ingedeeld naar hoogte van het besteedbaar huishoudensinkomen.
De indeling vindt plaats nadat huishoudens landelijk zijn gerangschikt van laag naar hoog besteedbaar huishoudensinkomen. Tot de laagste 40-procent-groep worden de veertig procent huishoudens met het laagste besteedbaar inkomen gerekend.
Het percentage is vermeld bij minimaal 100 particuliere huishoudens per regio.

Het besteedbaar inkomen van particuliere huishoudens bestaat uit het bruto-inkomen verminderd met:
- betaalde inkomensoverdrachten, zoals alimentatie van de ex-echtgeno(o)t(e);
- premies inkomensverzekeringen zoals premies betaald voor sociale verzekeringen, volksverzekeringen en particuliere verzekeringen in verband met werkloosheid, arbeidsongeschiktheid en ouderdom en nabestaanden;
- premies ziektekostenverzekeringen;
- belastingen op inkomen en vermogen.
20% huishoudens met hoogste inkomen
Aandeel particuliere huishoudens die behoren tot de landelijke 20% huishoudens met het hoogste huishoudensinkomen.
Particuliere huishoudens zijn ingedeeld naar hoogte van het besteedbaar huishoudensinkomen.
De indeling vindt plaats nadat huishoudens landelijk zijn gerangschikt van laag naar hoog besteedbaar huishoudensinkomen. Tot de hoogste 20-procent-groep worden de twintig procent huishoudens met het hoogste besteedbaar inkomen gerekend.
Het percentage is vermeld bij minimaal 100 particuliere huishoudens per regio.

Het besteedbaar inkomen van particuliere huishoudens bestaat uit het bruto-inkomen verminderd met:
- betaalde inkomensoverdrachten, zoals alimentatie van de ex-echtgeno(o)t(e);
- premies inkomensverzekeringen zoals premies betaald voor sociale verzekeringen, volksverzekeringen en particuliere verzekeringen in verband met werkloosheid, arbeidsongeschiktheid en ouderdom en nabestaanden;
- premies ziektekostenverzekeringen;
- belastingen op inkomen en vermogen.
Huishoudens met een laag inkomen
Bij de bepaling van laag inkomen is van de particuliere huishoudens een aantal groepen niet meegenomen. Dit betreft enerzijds studentenhuishoudens en anderzijds huishoudens met een onvolledig jaarinkomen. De doelpopulatie bestaat dan ook uit particuliere huishoudens waarvan de hoofdkostwinner (of eventuele partner) het gehele jaar inkomen heeft en niet afhankelijk is van studiefinanciering.

Om te bepalen of een huishouden een laag inkomen heeft, wordt het inkomen van een huishouden omgerekend tot het gestandaardiseerde inkomen (exclusief eventueel ontvangen huurtoeslag). Vervolgens wordt dit gestandaardiseerde inkomen (met het prijsindexcijfer) herleid naar het prijspeil in 2000. Het resulterende gestandaardiseerde en gedefleerde inkomen is laag wanneer het minder is dan 9249 euro. Deze grens komt ongeveer overeen met de koopkracht van een bijstandsuitkering voor een alleenstaande in 1979 toen deze op zijn hoogst was.
Het percentage is vermeld bij minimaal 100 particuliere huishoudens behorende tot de doelpopulatie per regio.
Huish. onder of rond sociaal minimum
Huishoudens onder of rond het sociaal minimum.
Bij de bepaling van het sociaal minimum is van de particuliere huishoudens een aantal groepen niet meegenomen. Dit betreft enerzijds studentenhuishoudens en anderzijds huishoudens met een onvolledig jaarinkomen. De doelpopulatie bestaat dan ook uit particuliere huishoudens waarvan de hoofdkostwinner (of eventuele partner) het gehele jaar inkomen heeft en niet afhankelijk is van studiefinanciering.

Het sociaal minimum is het wettelijk bestaansminimum zoals dat in de politieke besluitvorming is vastgesteld. Om te kunnen beoordelen hoe het inkomen zich verhoudt tot het minimum, is aan de hand van de regelgeving vastgesteld welke norm voor het desbetreffende huishouden van toepassing is. De norm voor een (echt)paar met uitsluitend minderjarige kinderen is bijvoorbeeld gelijkgesteld aan de bijstandsuitkering van een echtpaar, aangevuld met de (leeftijdsafhankelijke) kinderbijslag. Bij 65-plussers is het bedrag aan AOW-pensioen als norm gekozen.
Het waargenomen inkomen van huishoudens, die uitsluitend op een bijstandsuitkering zijn aangewezen, wijkt in veel gevallen in geringe mate af van de vastgestelde normbedragen. Zouden de normbedragen als inkomensgrens worden gehanteerd, dan komt een deel van deze huishoudens met hun inkomen net boven het sociale minimum uit. Daarom is niet 100%, maar 101% van het sociaal minimum als inkomensgrens gehanteerd.
Het percentage is vermeld bij minimaal 100 particuliere huishoudens behorende tot de doelpopulatie per regio.
Stedelijkheid
Mate van stedelijkheid
Op grond van de omgevingsadressendichtheid is aan iedere buurt, wijk of gemeente een stedelijkheidsklasse toegekend. De volgende klassenindeling is gehanteerd:
1: zeer sterk stedelijk >= 2 500 adressen per km²
2: sterk stedelijk 1 500 - 2 500 adressen per km²
3: matig stedelijk 1 000 - 1 500 adressen per km²
4: weinig stedelijk 500 - 1 000 adressen per km²
5: niet stedelijk < 500 adressen per km²