Kerncijfers wijken en buurten 2016

Kerncijfers wijken en buurten 2016

Wijken en buurten Regioaanduiding Gemeentenaam (naam) Regioaanduiding Indelingswijziging wijken en buurten (code) Wonen Gemiddelde WOZ-waarde van woningen (x 1 000 euro) Wonen Woningen naar bouwjaar Bouwjaar vanaf 2000 (%) Inkomen Inkomen van personen Aantal inkomensontvangers   (aantal) Inkomen Inkomen van personen Gemiddeld inkomen per inkomensontvanger  (x 1 000 euro) Inkomen Inkomen van personen Gemiddeld inkomen per inwoner  (x 1 000 euro) Inkomen Inkomen van personen 40% personen met laagste inkomen (%) Inkomen Inkomen van personen 20% personen met hoogste inkomen (%) Inkomen Inkomen van personen Actieven 15-75 jaar (%) Inkomen Inkomen van huishoudens 40% huishoudens met laagste inkomen (%) Inkomen Inkomen van huishoudens 20% huishoudens met hoogste inkomen (%) Inkomen Inkomen van huishoudens Huishoudens met een laag inkomen (%) Inkomen Inkomen van huishoudens Huish. onder of rond sociaal minimum (%) Sociale zekerheid Personen per soort uitkering; Bijstand (aantal) Sociale zekerheid Personen per soort uitkering; AO (aantal) Sociale zekerheid Personen per soort uitkering; WW (aantal) Sociale zekerheid Personen per soort uitkering; AOW (aantal) Bedrijfsvestigingen, SBI 2008 Bedrijfsvestigingen naar activiteit K-L Financiële diensten, onroerend goed (aantal) Bedrijfsvestigingen, SBI 2008 Bedrijfsvestigingen naar activiteit R-U Cultuur, recreatie, overige diensten (aantal) Stedelijkheid Mate van stedelijkheid (code)
Wijk 17 Gieten Aa en Hunze 1 207 11 4.000 30,6 24,8 40,7 19,9 55,9 33,5 21,1 4,8 4,6 90 170 140 1.330 35 55 4
Gieten Aa en Hunze 1 203 11 3.900 30,5 24,7 40,8 19,7 55,9 34,1 20,7 4,6 4,5 90 160 130 1.280 35 55 4
Verspreide huizen Gieten Aa en Hunze 1 335 9 100 31,8 27,8 36,5 27,0 56,1 . . . . 0 0 10 50 0 0 5
Aalten Aalten . 185 11 21.200 26,6 21,4 42,3 13,3 61,6 34,7 16,9 4,6 4,4 340 1.100 510 5.440 190 245 4
Wijk 01 Buitengebied Aalten Aalten 1 258 6 3.200 26,7 21,5 44,8 14,9 64,1 25,8 28,9 5,0 4,8 10 100 60 710 40 45 5
Verspreide huizen ten westen van Aalten Aalten 1 249 3 200 25,9 20,4 43,4 11,1 65,5 . . . . 0 0 0 50 5 0 5
Wijk 03 Aalten Kern Aalten 1 169 14 10.000 26,9 21,5 41,6 13,3 61,6 36,0 14,9 4,1 4,1 170 570 240 2.620 70 100 3
Aalten-kern West Aalten 1 161 1 1.600 25,5 20,1 41,3 11,2 57,3 34,7 10,5 3,8 3,8 30 80 50 450 5 5 4
Aalten-kern Zuid 1 Aalten 1 165 6 1.900 24,9 19,7 44,6 10,2 63,2 34,7 12,3 3,7 3,5 40 120 40 390 5 15 4
Aalten-kern Zuid 2 Aalten 1 189 4 1.200 27,4 21,6 39,7 14,9 65,3 20,0 24,1 3,1 2,4 10 90 40 140 5 15 4
Aalten-kern Noord/Noordoost Aalten 1 174 12 2.100 27,2 22,2 41,1 14,1 62,3 36,3 14,6 2,8 2,8 10 90 40 690 25 20 4
Aalten Kern 't Kobus Aalten 1 250 97 500 37,2 25,0 30,0 30,4 73,9 12,2 36,3 1,3 0,8 0 10 10 40 10 10 5
Aalten-kern Oost Aalten 1 153 1 800 25,4 20,1 39,6 11,0 61,0 30,6 12,7 3,3 3,5 10 50 20 180 5 5 3
Aalten-kern Centrum Aalten 1 155 24 1.800 27,3 23,5 44,4 12,8 56,8 53,1 12,8 7,4 8,3 60 120 40 730 20 35 3
Buitenpost Achtkarspelen 1 154 6 3.900 27,1 20,8 42,9 15,1 55,4 39,1 13,8 7,0 6,6 140 200 130 1.100 25 55 4
Verspreide huizen Buitenpost Achtkarspelen 1 215 32 500 28,1 21,0 44,8 16,2 57,9 30,8 26,1 7,6 8,4 20 20 10 100 10 5 5
Buitengebied Poortugaal Albrandswaard 1 373 5 100 41,7 36,2 29,8 40,4 . . . . . 0 0 10 30 . . 5
Buitengebied Rhoon-Noord Albrandswaard 1 . . 0 . . . . . . . . . . . . . . . 5
Buitengebied Rhoon-Zuid Albrandswaard 1 425 7 100 40,5 34,6 33,6 34,4 63,6 . . . . 0 10 0 20 5 0 5
Wijk 05 Buitengebied Albrandswaard Albrandswaard 1 465 20 200 42,9 33,8 31,6 29,5 63,5 . . . . 0 0 10 40 5 5 5
Buitengebied Albrandswaard 1 464 20 200 43,2 33,9 31,3 29,1 63,8 . . . . 0 0 10 30 5 5 5
Staatsliedenkwartier en Landstraten Alkmaar 1 166 4 1.800 29,3 24,2 41,0 17,5 56,6 49,0 17,2 11,9 9,7 90 160 50 390 5 20 1
Huttenveld Almelo 1 219 10 1.300 33,8 24,6 33,5 26,6 67,7 10,1 34,1 1,5 1,2 10 40 30 110 15 10 3
De Meenten Almere 1 165 2 1.800 29,6 24,0 37,6 19,2 58,4 39,0 17,3 8,7 8,3 70 110 60 360 5 30 3
Tussen de Vaarten Noord Almere 1 176 66 4.000 30,4 22,7 37,9 20,6 62,9 31,4 21,8 9,0 7,6 190 260 180 320 20 55 2
Tussen de Vaarten Zuid Almere 1 197 100 7.400 32,6 23,9 34,8 23,9 64,9 27,7 25,3 6,1 5,2 230 420 280 880 45 95 2
Wijk 03 Almere Buiten Almere 1 176 38 41.100 31,2 23,3 36,7 21,7 62,3 33,0 21,7 8,3 7,3 1.700 2.740 1.640 4.330 250 520 2
Centrum Almere Buiten Almere 1 131 34 1.200 26,1 21,3 38,6 12,1 59,5 55,8 5,3 12,5 12,1 90 90 50 360 5 40 2
Buitenvaart Almere 1 232 36 200 28,0 23,2 39,2 18,3 75,4 . . . . 0 10 0 20 0 5 5
Overig Almere Buiten Almere 1 . . 0 . . . . . . . . . . . . . . . 5
Ambachtenbuurt-West Alphen aan den Rijn 3 170 0 1.200 28,5 23,8 37,4 17,4 61,1 41,2 13,4 5,5 5,8 30 90 40 270 5 10 2
Ambachtenbuurt-Oost Alphen aan den Rijn 3 162 0 1.300 28,5 22,5 37,9 15,3 62,1 40,7 14,2 6,9 5,8 50 80 50 280 0 10 2
Horstenbuurt-Noord Alphen aan den Rijn 3 194 0 1.300 32,5 25,5 33,5 23,2 62,2 27,2 22,8 4,6 3,7 30 60 50 190 5 15 2
Horstenbuurt-Zuid Alphen aan den Rijn 3 182 0 1.300 31,2 23,7 31,7 20,8 67,9 24,0 21,6 4,4 3,5 20 60 50 150 0 10 1
Burgtenbuurt Alphen aan den Rijn 2 206 0 1.000 38,8 30,2 25,3 32,0 63,2 11,0 30,9 0,8 0,6 0 20 40 200 10 10 1
Componistenbuurt-Noord Alphen aan den Rijn 3 195 0 900 32,9 24,7 34,5 24,4 57,0 17,5 25,6 2,8 2,3 20 30 30 210 5 15 1
Componistenbuurt-Zuid Alphen aan den Rijn 3 169 0 1.300 29,8 25,4 31,9 18,4 55,7 33,1 12,4 3,4 2,7 10 60 40 480 0 25 1
Planetenbuurt-Noord Alphen aan den Rijn 3 133 4 1.300 25,4 19,2 45,3 12,5 56,3 42,7 13,3 13,2 11,8 100 70 40 220 0 5 1
Planetenbuurt-Zuid Alphen aan den Rijn 3 131 10 1.500 22,2 18,1 52,9 8,1 49,5 66,7 6,1 10,1 12,6 100 70 40 620 5 15 1
Edelstenenbuurt Alphen aan den Rijn 1 157 9 2.100 26,9 20,6 44,6 13,9 52,9 45,8 12,7 14,9 11,6 160 170 70 470 5 15 2
Buitengebied Hazerswoude-Dorp Alphen aan den Rijn 3 265 18 1.400 33,3 27,5 38,3 22,7 65,3 34,7 28,9 5,1 5,6 20 40 20 410 20 15 4
Buitengebied Hazerswoude-Rijndijk Alphen aan den Rijn 3 245 11 1.200 32,9 26,1 33,3 24,3 66,5 23,8 30,6 2,5 2,3 10 50 30 180 15 10 3
Buitengebied Koudekerk aan den Rijn Alphen aan den Rijn 3 392 3 400 36,7 31,3 40,8 25,1 57,1 25,4 41,2 5,7 5,7 0 0 0 120 10 5 4
Buitengebied Alphen Alphen-Chaam 1 378 11 700 31,4 26,1 40,4 19,2 68,4 21,4 45,0 6,1 6,4 0 20 10 120 5 5 5
Verspreide huizen in het Noordoosten Alphen-Chaam 1 394 7 600 30,5 25,5 39,2 21,4 57,8 24,7 35,8 3,8 3,5 0 20 10 200 10 10 5
Verspreide huizen in het Zuidwesten Alphen-Chaam 1 405 16 500 34,2 28,6 42,1 21,1 67,7 22,9 38,0 6,5 3,5 0 20 10 100 10 10 5
Beestenmarkt Amersfoort 1 186 8 900 38,3 33,9 23,7 31,4 72,4 38,8 14,5 4,3 3,8 20 40 30 210 15 35 1
Puntenburg Amersfoort 1 213 97 1.400 39,9 32,8 20,5 33,0 79,7 28,5 22,4 6,3 4,4 20 50 30 110 15 30 1
De Horsten Amersfoort 1 134 0 1.300 22,9 16,5 50,8 9,1 54,4 52,8 7,7 17,6 15,6 160 90 40 190 5 10 1
Wijk 11 Rustenburg Amersfoort 1 207 0 2.500 30,1 24,1 37,9 18,7 49,8 31,6 20,4 3,4 3,5 40 130 70 830 15 20 2
Bron: CBS.
Verklaring van tekens

Tabeltoelichting


Overzicht van statistische gegevens van gemeenten, wijken en buurten in Nederland.

Gegevens beschikbaar over: 2016.

Status van de cijfers:
Definitief, tenzij in de toelichting bij het onderwerp expliciet is vermeld dat het voorlopige cijfers betreft.
Aangezien deze tabel is stopgezet, worden gegevens niet meer definitief gemaakt.

Wijzigingen per oktober 2024
De indicator ‘Gemiddelde woningwaarde’ binnen thema Wonen is alsnog hernoemd tot ‘Gemiddelde WOZ-waarde van woningen’ ten behoeve van de aansluiting op andere verslagjaren. De definitie in deze jaartabel is ongewijzigd gebleven.

Wijzigingen per juli 2023
Geen, deze tabel is stopgezet.

Wanneer komen er nieuwe cijfers?
Niet meer van toepassing.

Toelichting onderwerpen

Regioaanduiding
De gemeenten in Nederland zijn onderverdeeld in wijken en buurten. Buurten vormen het laagste regionale niveau. Wijken zijn optellingen van één of meer aaneengesloten buurten. De gemeente bepaalt zelf de indeling in wijken en buurten. Het CBS coördineert landelijk deze indeling.

Wijk:
Onderdeel van een gemeente waarin een bepaalde vorm van bodemgebruik of bebouwing overheerst. Bijvoorbeeld: industriegebied, woongebied met hoogbouw of laagbouw. Een wijk bestaat uit één of meerdere buurten.

Buurt:
Onderdeel van een gemeente, dat vanuit bebouwingsoogpunt of sociaaleconomische structuur homogeen is afgebakend. Homogeen wil zeggen dat één functie dominant is, bijvoorbeeld woonfunctie (woongebied), werkfunctie (industriegebied) of recreatieve functie (natuurgebied). Functies kunnen echter ook gemengd voorkomen.
Gemeentenaam
De naam van de bestuurlijke gemeente. Deze naam volgt de officiële schrijfwijze.
Indelingswijziging wijken en buurten
Deze indicator geeft per wijk en buurt aan of de cijfers uit deze tabel zonder problemen kunnen worden gekoppeld aan en vergeleken met de cijfers van een jaar eerder, of dat er wijzigingen in de Wijk- en Buurtindeling zijn waardoor dit niet kan. Detailinformatie over wijzigingen in de Wijk- en Buurtindeling kan worden verkregen door de wijk- en buurtkaart van twee opeenvolgende jaren met elkaar te vergelijken.

De indicator kent drie mogelijke waarden:
1: De codering en afbakening van deze wijk/buurt is ongewijzigd ten opzichte van het voorgaande jaar. Het is wel mogelijk dat een naamswijziging heeft plaatsgevonden. De cijfers kunnen worden gekoppeld en vergeleken met die van het voorgaande jaar.
2: De codering van de wijk/buurt is veranderd ten opzichte van het voorgaande jaar. De afbakening is ongewijzigd. Om te kunnen koppelen met cijfers van het voorgaande jaar zal eerst moeten worden achterhaald wat de codering van het voorgaande jaar was. Is de koppeling eenmaal geslaagd dan kunnen de cijfers alsnog met elkaar worden vergeleken.
3: De afbakening van de wijk/buurt is veranderd ten opzichte van het voorgaande jaar. Dit kan gepaard zijn gegaan met een gewijzigde codering. De cijfers kunnen niet zonder meer worden vergeleken met die van het voorgaande jaar. Verschillen kunnen immers samenhangen met de verandering in de afbakening van de wijk of buurt.

Voor een wijk of buurt wordt alleen een wijziging in de afbakening geconstateerd wanneer een grens circa 5 meter of meer is verlegd. Kleinere grenswijzigingen worden niet als significant beschouwd.
Wonen
Gemiddelde WOZ-waarde van woningen
De gemiddelde waarde onroerende zaken van woonobjecten gebaseerd op de Wet Waardering Onroerende Zaken (WOZ-waarde).
Voor de bepaling van de gemiddelde woningwaarde wordt alleen gebruik gemaakt van die WOZ-objecten omschreven als woningen dienend tot hoofdverblijf (WOZ-objectcode 10) en woningen met praktijkruimte (WOZ-objectcode 11) met een waarde groter dan nul euro.

De (voorlopig) gemiddelde woningwaarde wordt bepaald met de waardepeildatum van voorgaand jaar, bijv:
- 2016: waardepeildatum 1 januari 2015

Wanneer de woningvoorraad kleiner is dan 20 woningen of het aantal WOZ-objecten kleiner is dan 50 wordt er geen WOZ-waarde opgenomen.
Woningen naar bouwjaar
De aanduiding van het bouwjaar van een pand, waarin een woning zich bevindt. Oorspronkelijk als het pand bouwkundig gereed is of wordt opgeleverd. Latere wijziging aan een pand leidt niet tot wijziging van het bouwjaar. Bij een verblijfobject dat in meerdere panden is gelegen, wordt het oudste bouwjaar genomen.
De bouwjaarklasse heeft hier twee waarden:
1) in of na het jaar 2000 gebouwd;
2) vóór het jaar 2000 gebouwd.
Bouwjaar vanaf 2000
Peildatum: 1 januari van het desbetreffende jaar.
Het aantal woningen met bouwjaar 2000 of later, uitgedrukt in hele procenten van het totaal aantal woningen. Het percentage is vermeld bij 20 woningen of meer per buurt.
Inkomen
Deze tabel geeft informatie over het persoonlijk inkomen van personen in particuliere huishoudens waarvan het inkomen is waargenomen en het inkomen van particuliere huishoudens met een waargenomen inkomen. De gegevens komen uit de Integrale Inkomens- en Vermogensstatistiek (IIVS) met als populatie de bevolking van Nederland op 1 januari van het verslagjaar met het inkomen over het verslagjaar.

De Integrale Inkomens- en Vermogensstatistiek van het CBS is voornamelijk gebaseerd op registers afkomstig van het Ministerie van Financiën (de fiscale registers) en de bevolkingsregisters van de Nederlandse gemeenten (Basisregistratie personen). De Basisregistratie personen is een register waarin alle inwoners van een gemeente behoren te zijn ingeschreven. Uitgezonderd zijn:
- Inwoners van Nederland die gebruik maken van uitzonderingsregels die gelden met betrekking tot opneming in de bevolkingsregisters (niet-Nederlandse diplomaten en niet-Nederlandse NAVO militairen). Zij mogen zelf bepalen of zij in de bevolkingsregisters ingeschreven worden of niet.
- Asielzoekers die korter dan zes maanden in de centrale opvang verblijven en nog geen verblijfsvergunning hebben gekregen.
Inkomen van personen
De doelpopulatie bestaat uit personen behorende tot particuliere huishoudens waarvan het inkomen is waargenomen.

De inkomensgegevens zijn gebaseerd op het persoonlijk inkomen. Dit omvat de volgende bestanddelen van het bruto-inkomen van een persoon:
- inkomen uit arbeid;
- inkomen uit eigen onderneming;
- uitkering inkomensverzekeringen;
- uitkering sociale voorzieningen (met uitzondering van kinderbijslag).
Aantal inkomensontvangers  
Personen met persoonlijk inkomen in particuliere huishoudens.
De cijfers zijn afgerond op honderdtallen.
Gemiddeld inkomen per inkomensontvanger 
Het rekenkundig gemiddeld persoonlijk inkomen per persoon op basis van personen met persoonlijk inkomen die deel uitmaken van particuliere huishoudens.
De waarde is vermeld bij minimaal 100 personen met persoonlijk inkomen in particuliere huishoudens per regio.
Gemiddeld inkomen per inwoner 
Het rekenkundig gemiddeld persoonlijk inkomen per persoon op basis van de totale bevolking in particuliere huishoudens.
De waarde is vermeld bij minimaal 100 personen in particuliere huishoudens per regio.
40% personen met laagste inkomen
Aandeel personen in particuliere huishoudens die behoren tot de landelijke 40% personen met het laagste persoonlijk inkomen.
Personen met persoonlijk inkomen in particuliere huishoudens zijn ingedeeld naar hoogte van het persoonlijk inkomen.
De indeling vindt plaats nadat alle personen landelijk zijn gerangschikt van laag naar hoog persoonlijk inkomen. Tot de laagste 40-procent-groep worden de veertig procent personen met het laagste persoonlijk inkomen gerekend.
Het persoonlijk inkomen omvat inkomen uit arbeid, inkomen uit eigen onderneming, uitkering inkomensverzekeringen en uitkering sociale voorzieningen (met uitzondering van kinderbijslag).
Het percentage is vermeld bij minimaal 100 personen met persoonlijk inkomen in particuliere huishoudens per regio.
20% personen met hoogste inkomen
Aandeel personen in particuliere huishoudens die behoren tot de landelijke 20% personen met het hoogste persoonlijk inkomen.
Personen met persoonlijk inkomen in particuliere huishoudens zijn ingedeeld naar hoogte van het persoonlijk inkomen.
De indeling vindt plaats nadat alle personen landelijk zijn gerangschikt van laag naar hoog persoonlijk inkomen. Tot de hoogste 20-procent-groep worden de twintig procent personen met het hoogste persoonlijk inkomen gerekend.
Het persoonlijk inkomen omvat inkomen uit arbeid, inkomen uit eigen onderneming, uitkering inkomensverzekeringen en uitkering sociale voorzieningen (met uitzondering van kinderbijslag).
Het percentage is vermeld bij minimaal 100 personen met persoonlijk inkomen in particuliere huishoudens per regio.
Actieven 15-75 jaar
Het aandeel personen van 15 tot 75 jaar in particuliere huishuishoudens met als persoonlijke voornaamste inkomensbron inkomen uit arbeid of inkomen uit eigen onderneming, uitgedrukt in hele procenten van het totale aantal personen van 15 tot 75 jaar in particuliere huishoudens.
Het percentage is vermeld bij minimaal 100 personen van 15 tot 75 jaar in particuliere huishoudens.
Inkomen van huishoudens
De doelpopulatie bestaat uit particuliere huishoudens waarvan het inkomen is waargenomen.
40% huishoudens met laagste inkomen
Aandeel particuliere huishoudens die behoren tot de landelijke 40% huishoudens met het laagste huishoudensinkomen.
Particuliere huishoudens zijn ingedeeld naar hoogte van het besteedbaar huishoudensinkomen.
De indeling vindt plaats nadat huishoudens landelijk zijn gerangschikt van laag naar hoog besteedbaar huishoudensinkomen. Tot de laagste 40-procent-groep worden de veertig procent huishoudens met het laagste besteedbaar inkomen gerekend.
Het percentage is vermeld bij minimaal 100 particuliere huishoudens per regio.

Het besteedbaar inkomen van particuliere huishoudens bestaat uit het bruto-inkomen verminderd met:
- betaalde inkomensoverdrachten, zoals alimentatie van de ex-echtgeno(o)t(e);
- premies inkomensverzekeringen zoals premies betaald voor sociale verzekeringen, volksverzekeringen en particuliere verzekeringen in verband met werkloosheid, arbeidsongeschiktheid en ouderdom en nabestaanden;
- premies ziektekostenverzekeringen;
- belastingen op inkomen en vermogen.
20% huishoudens met hoogste inkomen
Aandeel particuliere huishoudens die behoren tot de landelijke 20% huishoudens met het hoogste huishoudensinkomen.
Particuliere huishoudens zijn ingedeeld naar hoogte van het besteedbaar huishoudensinkomen.
De indeling vindt plaats nadat huishoudens landelijk zijn gerangschikt van laag naar hoog besteedbaar huishoudensinkomen. Tot de hoogste 20-procent-groep worden de twintig procent huishoudens met het hoogste besteedbaar inkomen gerekend.
Het percentage is vermeld bij minimaal 100 particuliere huishoudens per regio.

Het besteedbaar inkomen van particuliere huishoudens bestaat uit het bruto-inkomen verminderd met:
- betaalde inkomensoverdrachten, zoals alimentatie van de ex-echtgeno(o)t(e);
- premies inkomensverzekeringen zoals premies betaald voor sociale verzekeringen, volksverzekeringen en particuliere verzekeringen in verband met werkloosheid, arbeidsongeschiktheid en ouderdom en nabestaanden;
- premies ziektekostenverzekeringen;
- belastingen op inkomen en vermogen.
Huishoudens met een laag inkomen
Bij de bepaling van laag inkomen is van de particuliere huishoudens een aantal groepen niet meegenomen. Dit betreft enerzijds studentenhuishoudens en anderzijds huishoudens met een onvolledig jaarinkomen. De doelpopulatie bestaat dan ook uit particuliere huishoudens waarvan de hoofdkostwinner (of eventuele partner) het gehele jaar inkomen heeft en niet afhankelijk is van studiefinanciering.

Om te bepalen of een huishouden een laag inkomen heeft, wordt het inkomen van een huishouden omgerekend tot het gestandaardiseerde inkomen (exclusief eventueel ontvangen huurtoeslag). Vervolgens wordt dit gestandaardiseerde inkomen (met het prijsindexcijfer) herleid naar het prijspeil in 2000. Het resulterende gestandaardiseerde en gedefleerde inkomen is laag wanneer het minder is dan 9249 euro. Deze grens komt ongeveer overeen met de koopkracht van een bijstandsuitkering voor een alleenstaande in 1979 toen deze op zijn hoogst was.
Het percentage is vermeld bij minimaal 100 particuliere huishoudens behorende tot de doelpopulatie per regio.
Huish. onder of rond sociaal minimum
Huishoudens onder of rond het sociaal minimum.
Bij de bepaling van het sociaal minimum is van de particuliere huishoudens een aantal groepen niet meegenomen. Dit betreft enerzijds studentenhuishoudens en anderzijds huishoudens met een onvolledig jaarinkomen. De doelpopulatie bestaat dan ook uit particuliere huishoudens waarvan de hoofdkostwinner (of eventuele partner) het gehele jaar inkomen heeft en niet afhankelijk is van studiefinanciering.

Het sociaal minimum is het wettelijk bestaansminimum zoals dat in de politieke besluitvorming is vastgesteld. Om te kunnen beoordelen hoe het inkomen zich verhoudt tot het minimum, is aan de hand van de regelgeving vastgesteld welke norm voor het desbetreffende huishouden van toepassing is. De norm voor een (echt)paar met uitsluitend minderjarige kinderen is bijvoorbeeld gelijkgesteld aan de bijstandsuitkering van een echtpaar, aangevuld met de (leeftijdsafhankelijke) kinderbijslag. Bij 65-plussers is het bedrag aan AOW-pensioen als norm gekozen.
Het waargenomen inkomen van huishoudens, die uitsluitend op een bijstandsuitkering zijn aangewezen, wijkt in veel gevallen in geringe mate af van de vastgestelde normbedragen. Zouden de normbedragen als inkomensgrens worden gehanteerd, dan komt een deel van deze huishoudens met hun inkomen net boven het sociale minimum uit. Daarom is niet 100%, maar 101% van het sociaal minimum als inkomensgrens gehanteerd.
Het percentage is vermeld bij minimaal 100 particuliere huishoudens behorende tot de doelpopulatie per regio.
Sociale zekerheid
Deze tabel geeft per gemeente, wijk en buurt inzicht in het aantal personen dat een uitkering ontvangt op grond van arbeidsongeschiktheid, bijstand, werkloosheid en AOW.
Het is mogelijk dat een persoon aanspraak maakt op meer dan één uitkering. Dat kunnen uitkeringen zijn van eenzelfde soort (bijvoorbeeld twee uitkeringen op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO)) of twee uitkeringen van verschillende soort (zoals een uitkering op grond van de Werkloosheidswet en een bijstandsuitkering). In het laatste geval wordt de persoon bij beide soorten uitkeringen meegeteld, in het eerste geval slechts één keer (bij de WAO).
Bij de categorie personen met een uitkering (totaal) wordt de persoon uiteraard ook maar één keer geteld.
Personen per soort uitkering; Bijstand
Personen die een bijstandsuitkering op grond van de Wet werk en bijstand (WWB, tot 1 januari 2015) of de Participatiewet (vanaf 1 januari 2015) ontvangen.
Het gaat in deze tabel om algemeen periodieke uitkeringen aan thuiswonende personen tot de AOW-leeftijd.

Wet werk en bijstand (WWB)
Wettelijke sociale voorziening die op 1 januari 2004 in werking is getreden ter vervanging van de Algemene bijstandswet (Abw), de Wet inschakeling werkzoekenden (WIW) en het Besluit In- en Doorstroombanen (ID-banen).
De WWB was tot 1 januari 2015 de wet die in Nederland de ondersteuning bij arbeidsinschakeling en bijstand regelde voor mensen die weinig of geen ander inkomen (waaronder andere uitkeringen) hebben en ook weinig of geen vermogen.
De wet is per 1 januari 2015 gewijzigd en heet sindsdien Participatiewet.

Participatiewet
De Participatiewet vervangt sinds 1 januari 2015 de Wet werk en bijstand (WWB), de Wet Sociale Werkvoorziening (WsW) en een groot deel van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (wet Wajong).
De wet regelt in Nederland de ondersteuning bij arbeidsinschakeling en het verlenen van bijstand door gemeenten voor mensen die weinig of geen ander inkomen (waaronder andere uitkeringen) hebben en ook weinig of geen vermogen.
Werk gaat voor inkomen: oogmerk van de wet is om mensen met of zonder arbeidsbeperking op de kortste weg naar betaald werk te kunnen zetten.
De gemeenten voeren de wet uit en bepalen, binnen de wettelijke grenzen, hun eigen beleid.

De AOW-leeftijd is de leeftijd waarop recht is ontstaan op het basispensioen van de Rijksoverheid op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW).
Tot 1 januari 2013 was de AOW-leeftijd 65 jaar. Vanaf die datum gaat de AOW-leeftijd jaarlijks met één of meerdere maanden omhoog. Zo was de AOW-leeftijd in 2013 65 jaar en één maand, in 2014 was die leeftijd 65 jaar en twee maanden.
De AOW-leeftijd wordt vanaf 2016 in stappen van 3 maanden verhoogd en vanaf 2018 in stappen van 4 maanden. Daarmee wordt de AOW-leeftijd 66 jaar in 2018 en 67 jaar in 2021. Vanaf 2022 wordt de AOW-leeftijd gekoppeld aan de levensverwachting.

Het betreft voorlopige cijfers.
Personen per soort uitkering; AO
Personen die een arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvangen op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ), de Wet werk en Inkomen naar arbeidsvermogen (WIA), de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) en de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (wet Wajong).

Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO)
Wet die als doel heeft om personen in loondienst te verzekeren van een loonvervangende uitkering bij langdurige arbeidsongeschiktheid.

Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ)
Een verplichte verzekering voor zelfstandigen, beroepsbeoefenaren, directeuren-grootaandeelhouders en meewerkende echtgenoten tegen de financiële gevolgen van langdurige arbeidsongeschiktheid.
De WAZ is met ingang van 1 augustus 2004 geblokkeerd.

Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong)
Wettelijke voorziening in de financiële gevolgen van langdurige arbeidsongeschiktheid van mensen die geen aanspraak kunnen maken op de WAO/WIA omdat er geen arbeidsverleden is opgebouwd.
Dit zijn mensen die arbeidsongeschikt zijn voor de dag dat zij 17 jaar worden of na hun 17e jaar arbeidsongeschikt worden en een opleiding of studie volgen.

Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (wet Wajong)
Met ingang van 1 januari 2010 is de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wet Wajong) in werking getreden.
In tegenstelling tot de 'oude' Wajong hebben jongeren met een ziekte of handicap in de eerste plaats recht op hulp bij het vinden en houden van werk. Daaraan gekoppeld kunnen ze een inkomensondersteuning krijgen.
De 'oude' Wajong blijft gelden voor jongeren die voor 1 januari 2010 een uitkering hebben aangevraagd.

Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA)
De wet geeft werknemers die na een wachttijd van twee jaar nog minstens 35 procent arbeidsongeschikt zijn, recht op een uitkering.
De wet is zo opgezet dat een persoon gestimuleerd wordt om naar vermogen te werken.
De WIA kent twee regelingen: de regeling inkomensvoorziening volledig arbeidsongeschikten (IVA) en de regeling werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA).
De IVA regelt een loonvervangende uitkering voor werknemers die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zijn.
De WGA regelt een aanvulling op het met arbeid verdiende inkomen of een minimumuitkering als men niet of onvoldoende werkt.

Het betreft voorlopige cijfers.
Personen per soort uitkering; WW
Personen die een uitkering ontvangen op grond van de Werkloosheidswet (WW).

Werkloosheidswet (WW)
De wet heeft tot doel werknemers te verzekeren tegen de financiële gevolgen van werkloosheid.
De wet voorziet in een uitkering die gerelateerd is aan het laatstverdiende inkomen uit dienstbetrekking.
De duur van de uitkering is afhankelijk van het arbeidsverleden van de verzekerde. Het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) beoordeelt of men voor een WW-uitkering in aanmerking komt.

Het betreft voorlopige cijfers.
Personen per soort uitkering; AOW
Personen die een basispensioen van de Rijksoverheid ontvangen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW).

Algemene Ouderdomswet (AOW)
De AOW is een algemene, de gehele bevolking omvattende, verplichte verzekering die personen met de AOW-gerechtigde leeftijd een inkomen garandeert. In het Nederlandse sociale zekerheidsstelsel is dit een volksverzekering.
In principe is iedereen die nog niet de AOW-gerechtige leeftijd heeft bereikt en in Nederland woont, verzekerd voor de AOW.
Ook degenen die niet in Nederland wonen, maar in Nederland in dienstbetrekking arbeid verrichten waarover loonbelasting wordt betaald, zijn verzekerd.
Voor perioden die men in het buitenland woont, kan men zich verzekeren tegen verlies van aanspraak op een AOW-uitkering.
Een uitkering kan, binnen het kader van de wet Beperking export uitkeringen (wet BEU), naar het buitenland worden overgemaakt.

De AOW-leeftijd is de leeftijd waarop recht is ontstaan op het basispensioen van de Rijksoverheid op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW).
Tot 1 januari 2013 was de AOW-leeftijd 65 jaar. Vanaf die datum gaat de AOW-leeftijd jaarlijks met één of meerdere maanden omhoog. Zo was de AOW-leeftijd in 2013 65 jaar en één maand, in 2014 was die leeftijd 65 jaar en twee maanden.
De AOW-leeftijd wordt vanaf 2016 in stappen van 3 maanden verhoogd en vanaf 2018 in stappen van 4 maanden. Daarmee wordt de AOW-leeftijd 66 jaar in 2018 en 67 jaar in 2021. Vanaf 2022 wordt de AOW-leeftijd gekoppeld aan de levensverwachting.

Het betreft voorlopige cijfers.

Bedrijfsvestigingen, SBI 2008
Bedrijfsvestigingen naar activiteit op 1 januari (SBI 2008), exclusief bedrijfsvestigingen in de sectoren overheid, onderwijs en zorg

Deze tabel bevat gegevens over het aantal vestigingen van bedrijven naar economische activiteit, gebaseerd op de Standaard Bedrijfsindeling 2008 (SBI 2008). De vestigingen zijn voorts ingedeeld naar de gemeentelijke indeling per 1 januari van het verslagjaar, naar wijken en naar buurten.

Status van de cijfers:
De cijfers hebben een voorlopig karakter.

Vestiging:
Elke afzonderlijk gelegen ruimte, terrein of complex van ruimten of terreinen, benut door een bedrijf voor uitoefening van de activiteiten. Ieder bedrijf bestaat uit ten minste één vestiging. Meerdere locaties van een bedrijf binnen één postcodegebied worden als één vestiging beschouwd.

Standaard Bedrijfsindeling 2008 (SBI 2008):
De Nederlandse hiërarchische indeling van economische activiteiten die door het CBS wordt gebruikt om bedrijfseenheden in te delen naar hun hoofdactiviteit. De SBI 2008 is de versie die vanaf 2008 gebruikt wordt.

In deze tabel is gekozen voor de hoofdactiviteit (SBI) van de vestiging. Niet iedere vestiging van een bedrijf houdt zich bezig met de hoofdactiviteit (SBI) van het bedrijf als geheel. Om te weten welke activiteiten worden uitgevoerd in een regio is de hoofdactiviteit (SBI) van de vestiging gebruikt. In de tabel zijn de vestigingen (naast de totalen) ook naar de volgende zeven sectoren onderverdeeld:
A Landbouw, bosbouw en visserij
B-F Nijverheid en energie
G+I Handel en horeca
H+J Vervoer, informatie en communicatie
K-L Financiële diensten, onroerend goed
M-N Zakelijke dienstverlening
R-U Cultuur, recreatie, overige diensten

De sectoren overheid, onderwijs en zorg zijn niet opgenomen vanwege de onbetrouwbaarheid van deze gegevens.

Het aantal vestigingen is afgerond op een veelvoud van vijf. In geval van afrondingen kan het voorkomen, dat de totalen niet precies overeenstemmen met de som der opgetelde getallen.
In geval de wijk of buurt van het bedrijf onbekend is, wordt dit bedrijf alleen op gemeentelijk niveau meegeteld. De onderverdeling naar sectoren is alleen vermeld bij 20 of meer bedrijven per buurt.
Bedrijfsvestigingen naar activiteit
K-L Financiële diensten, onroerend goed
Het betreft voorlopige cijfers.
R-U Cultuur, recreatie, overige diensten
Het betreft voorlopige cijfers.
Stedelijkheid
Mate van stedelijkheid
Op grond van de omgevingsadressendichtheid is aan iedere buurt, wijk of gemeente een stedelijkheidsklasse toegekend. De volgende klassenindeling is gehanteerd:
1: zeer sterk stedelijk >= 2 500 adressen per km²
2: sterk stedelijk 1 500 - 2 500 adressen per km²
3: matig stedelijk 1 000 - 1 500 adressen per km²
4: weinig stedelijk 500 - 1 000 adressen per km²
5: niet stedelijk < 500 adressen per km²