Prognose intervallen personen in huishoudens; 2016-2060
Geslacht | Prognose(-interval) | Perioden | Personen in huishoudens Totaal personen in huishoudens (aantal) | Personen in huishoudens Personen in particuliere huishoudens Totaal personen in particuliere huish. (aantal) | Personen in huishoudens Personen in particuliere huishoudens Thuiswonend kind (aantal) | Personen in huishoudens Personen in particuliere huishoudens Alleenstaand (aantal) | Personen in huishoudens Personen in particuliere huishoudens Samenwonend (aantal) | Personen in huishoudens Personen in particuliere huishoudens Ouder in eenouderhuishouden (aantal) | Personen in huishoudens Personen in particuliere huishoudens Overig lid huishouden (aantal) | Personen in huishoudens Personen in institutionele huishoudens (aantal) | Particuliere huishoudens Totaal particuliere huishoudens (aantal) | Particuliere huishoudens Gemiddelde huishoudensgrootte (aantal) |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Totaal mannen en vrouwen | Prognose | 2060 | 18.175.442 | 17.857.530 | 4.688.144 | 3.687.670 | 8.581.363 | 598.718 | 301.635 | 319.320 | 8.623.341 | 2,07 |
Totaal mannen en vrouwen | Ondergrens 95%-prognose-interval | 2060 | 15.994.946 | 15.721.958 | 3.450.610 | 1.874.484 | 6.296.173 | 297.973 | 199.306 | 66.668 | 7.162.687 | 1,78 |
Totaal mannen en vrouwen | Bovengrens 95%-prognose-interval | 2060 | 20.812.700 | 20.438.174 | 6.159.118 | 5.726.232 | 11.070.825 | 935.567 | 466.572 | 638.311 | 10.268.292 | 2,46 |
Totaal mannen en vrouwen | Ondergrens 67%-prognose-interval | 2060 | 17.043.656 | 16.758.646 | 4.034.271 | 2.683.881 | 7.436.581 | 438.558 | 248.947 | 183.432 | 7.833.471 | 1,93 |
Totaal mannen en vrouwen | Bovengrens 67%-prognose-interval | 2060 | 19.397.900 | 19.071.912 | 5.406.093 | 4.620.854 | 9.719.323 | 750.799 | 371.993 | 448.564 | 9.416.555 | 2,25 |
Mannen | Prognose | 2060 | 8.915.474 | 8.770.945 | 2.513.989 | 1.721.850 | 4.297.627 | 91.357 | 146.122 | 145.449 | ||
Mannen | Ondergrens 95%-prognose-interval | 2060 | 7.815.926 | 7.686.710 | 1.872.766 | 793.909 | 3.219.390 | 39.664 | 102.222 | 21.211 | ||
Mannen | Bovengrens 95%-prognose-interval | 2060 | 10.223.354 | 10.066.778 | 3.279.886 | 2.799.515 | 5.497.457 | 148.046 | 216.041 | 296.408 | ||
Mannen | Ondergrens 67%-prognose-interval | 2060 | 8.347.819 | 8.213.113 | 2.174.103 | 1.219.501 | 3.734.739 | 64.127 | 123.242 | 79.861 | ||
Mannen | Bovengrens 67%-prognose-interval | 2060 | 9.523.178 | 9.369.246 | 2.885.856 | 2.194.081 | 4.843.894 | 117.048 | 176.695 | 208.546 | ||
Vrouwen | Prognose | 2060 | 9.259.968 | 9.086.586 | 2.174.155 | 1.965.820 | 4.283.736 | 507.362 | 155.513 | 173.871 | ||
Vrouwen | Ondergrens 95%-prognose-interval | 2060 | 8.168.931 | 8.028.123 | 1.589.743 | 1.070.573 | 3.103.163 | 257.147 | 96.973 | 47.699 | ||
Vrouwen | Bovengrens 95%-prognose-interval | 2060 | 10.577.632 | 10.380.742 | 2.880.621 | 2.965.096 | 5.564.261 | 793.090 | 248.955 | 343.694 | ||
Vrouwen | Ondergrens 67%-prognose-interval | 2060 | 8.701.706 | 8.540.034 | 1.864.548 | 1.493.703 | 3.688.098 | 374.596 | 125.683 | 102.333 | ||
Vrouwen | Bovengrens 67%-prognose-interval | 2060 | 9.871.884 | 9.693.195 | 2.518.594 | 2.408.741 | 4.879.097 | 634.456 | 194.867 | 241.510 | ||
Bron: CBS. |
Tabeltoelichting
Deze tabel bevat cijfers over de prognose van de bevolking van Nederland in huishoudens en particuliere huishoudens in Nederland. De cijfers hebben betrekking op de situatie per 1 januari.
De volgende uitsplitsingen zijn mogelijk:
- Personen naar positie in het huishouden, geslacht en prognose-interval;
- Particuliere huishoudens naar prognose-interval;
- Gemiddelde huishoudensgrootte naar prognose-interval;
Gegevens beschikbaar van 2016 tot en met 2060
Status van de cijfers:
De cijfers in deze tabel zijn berekende prognosecijfers.
Wijzigingen per 18 december 2018:
Geen, deze tabel is stopgezet.
Wijzigingen per: 29 januari 2016.
In deze nieuwe tabel is de voorgaande prognose bijgesteld op basis van de meest recente inzichten, de prognoseperiode loopt nu van 2016 tot 2060.
Wanneer komen er nieuwe cijfers?
Niet meer van toepassing. Deze tabel wordt opgevolgd door Prognose intervallen personen in huishoudens; 2019-2060. Zie paragraaf 3.
Toelichting onderwerpen
- Personen in huishoudens
- Bevolking van Nederland naar positie in het huishouden, 1 januari.
Bevolking
De bewoners van een bepaald gebied. In de CBS-bevolkingsaantallen zijn uitsluitend personen begrepen die zijn opgenomen in het bevolkingsregister van een Nederlandse gemeente. In principe wordt iedereen die voor onbepaalde tijd in Nederland woont, opgenomen in het bevolkingsregister van de woongemeente. Personen die tot de bevolking van Nederland behoren, maar voor wie geen vaste woonplaats valt aan te wijzen, zijn opgenomen in het bevolkingsregister van de gemeente 's-Gravenhage. In de bevolkingsregisters zijn niet opgenomen de in Nederland wonende personen waarvoor uitzonderingsregels gelden met betrekking tot opneming in de bevolkingsregisters (bijvoorbeeld diplomaten en NAVO militairen) en personen die niet legaal in Nederland verblijven.
Huishouden
Particulier of institutioneel huishouden.
Particulier huishouden
Eén of meer personen die samen een woonruimte bewonen en zichzelf daar niet-bedrijfsmatig voorzien in de dagelijkse levensbehoeften.
Institutioneel huishouden
Eén of meer personen die samen een woonruimte bewonen en daar bedrijfsmatig worden voorzien in dagelijkse levensbehoeften. Ook de huisvesting vindt bedrijfsmatig plaats. Het gaat om personen in instellingen zoals verpleeg-, verzorgings- en kindertehuizen, gezinsvervangende tehuizen, revalidatiecentra en penitentiaire inrichtingen, die daar in principe voor langere tijd (zullen) verblijven.
Positie in het huishouden
Plaats die een persoon in een huishouden inneemt ten opzichte van de referentiepersoon van het huishouden. De referentiepersoon wordt niet als aparte positie onderscheiden maar neemt een van de andere posities in, behalve die van thuiswonend kind of lid van een institutioneel huishouden.
Referentiepersoon
Lid van het huishouden ten opzichte van wie de posities van de andere leden in het huishouden worden bepaald en van wie de kenmerken eventueel ook aan het huishouden worden toegekend. Uit de leden van het huishouden wordt de referentiepersoon als volgt gekozen:
- als er een paar is binnen het huishouden: de man;
- als het paar van gelijk geslacht is: de oudste van het paar;
- in een eenouderhuishouden: de ouder;
- in een overig huishouden: de oudste meerderjarige man of - als deze ontbreekt - de oudste meerderjarige vrouw.- Totaal personen in huishoudens
- Personen in particuliere huishoudens
- Particulier huishouden
Eén of meer personen die samen een woonruimte bewonen en zichzelf daar niet-bedrijfsmatig voorzien in de dagelijkse levensbehoeften.- Totaal personen in particuliere huish.
- Thuiswonend kind
- Persoon ongeacht leeftijd of burgerlijke staat die een kind-ouder relatie heeft met één of twee tot het huishouden behorende ouders.
Onder thuiswonende kinderen worden ook adoptie- en stiefkinderen begrepen, maar geen pleegkinderen.
- Alleenstaand
- Persoon die alléén zichzelf particulier, dus niet-bedrijfsmatig, voorziet van huisvesting en in dagelijkse levensbehoeften.
Een alleenstaande vormt een eenpersoonshuishouden. Tot eenpersoonshuishoudens worden ook personen gerekend die met anderen op eenzelfde adres wonen maar een eigen huishouding voeren. Alleenstaanden worden in alle burgerlijke staten aangetroffen; zo kunnen gehuwden na het stuklopen van hun relatie (in afwachting van een scheiding) alleen wonen.
- Samenwonend
- Situatie van twee personen die als paar, al dan niet met kinderen, een particulier huishouden vormen.
- Ouder in eenouderhuishouden
- Persoon die niet samenwoont met een partner, maar wel thuiswonende kinderen heeft.
Thuiswonend kind
Persoon ongeacht leeftijd of burgerlijke staat die een kind-ouder relatie heeft met één of twee tot het huishouden behorende ouders. Onder thuiswonende kinderen worden ook adoptie- en stiefkinderen begrepen, maar geen pleegkinderen.
- Overig lid huishouden
- Persoon die anders dan als partner, ouder in een eenouderhuishouden of als thuiswonend kind deel uitmaakt van een particulier huishouden. Te denken valt hierbij bijvoorbeeld aan iemand die samen met broer(s) en/of zus(sen) een huishouden vormt, een pleegkind, of een kostganger die bij een gezin inwoont.
- Personen in institutionele huishoudens
- Institutioneel huishouden
Eén of meer personen die samen een woonruimte bewonen en daar bedrijfsmatig worden voorzien in dagelijkse levensbehoeften. Ook de huisvesting vindt bedrijfsmatig plaats. Het gaat om personen in instellingen zoals verpleeg-, verzorgings- en kindertehuizen, gezinsvervangende tehuizen, revalidatiecentra en penitentiaire inrichtingen, die daar in principe voor langere tijd (zullen) verblijven
- Particuliere huishoudens
- Particuliere huishoudens in Nederland, 1 januari.
Particulier huishouden
Eén of meer personen die samen een woonruimte bewonen en zichzelf daar niet-bedrijfsmatig voorzien in de dagelijkse levensbehoeften.- Totaal particuliere huishoudens
- Particulier huishouden
Eén of meer personen die samen een woonruimte bewonen en zichzelf daar niet-bedrijfsmatig voorzien in de dagelijkse levensbehoeften.
- Gemiddelde huishoudensgrootte
- Gemiddeld aantal personen dat deel uitmaakt van een particulier huishouden. Wordt berekend door de totale bevolking in particuliere huishoudens te delen door het aantal particuliere huishoudens