Inkomen, bestedingen en vermogen huishoudens; kerncijfers, NR, 2005-2014

Inkomen, bestedingen en vermogen huishoudens; kerncijfers, NR, 2005-2014

Huishoudens kenmerken Perioden Totaal bedrag Inkomens Bruto exploitatieoverschot (mln euro) Totaal bedrag Inkomens Bruto gemengd inkomen (mln euro) Totaal bedrag Inkomens Beloning van werknemers (mln euro) Totaal bedrag Inkomens Bruto beschikbaar inkomen (mln euro) Totaal bedrag Inkomens Sociale overdrachten in natura (mln euro) Totaal bedrag Inkomens Bruto alternatief beschikbaar inkomen (mln euro) Totaal bedrag Bestedingen Consumptieve bestedingen (mln euro) Totaal bedrag Bestedingen Werkelijke individuele bestedingen (mln euro) Totaal bedrag Vermogens Vermogenssaldo (mln euro) Totaal bedrag Vermogens Vorderingen Totaal (mln euro) Totaal bedrag Vermogens Schulden Totaal (mln euro) Totaal bedrag Vermogens Niet-financiële activa Totaal (mln euro) Gemiddeld bedrag Inkomens Bruto exploitatieoverschot (1 000 euro) Gemiddeld bedrag Inkomens Bruto gemengd inkomen (1 000 euro) Gemiddeld bedrag Inkomens Beloning van werknemers (1 000 euro) Gemiddeld bedrag Inkomens Bruto beschikbaar inkomen (1 000 euro) Gemiddeld bedrag Inkomens Sociale overdrachten in natura (1 000 euro) Gemiddeld bedrag Inkomens Bruto alternatief beschikbaar inkomen (1 000 euro) Gemiddeld bedrag Bestedingen Consumptieve bestedingen (1 000 euro) Gemiddeld bedrag Bestedingen Werkelijke individuele bestedingen (1 000 euro) Gemiddeld bedrag Vermogens Vermogenssaldo (1 000 euro) Gemiddeld bedrag Vermogens Vorderingen Totaal (1 000 euro) Gemiddeld bedrag Vermogens Schulden Totaal (1 000 euro) Gemiddeld bedrag Vermogens Niet-financiële activa Totaal (1 000 euro) Gestandaardiseerd bedrag Inkomens Bruto exploitatieoverschot (1 000 euro) Gestandaardiseerd bedrag Inkomens Bruto gemengd inkomen (1 000 euro) Gestandaardiseerd bedrag Inkomens Beloning van werknemers (1 000 euro) Gestandaardiseerd bedrag Inkomens Bruto beschikbaar inkomen (1 000 euro) Gestandaardiseerd bedrag Inkomens Sociale overdrachten in natura (1 000 euro) Gestandaardiseerd bedrag Inkomens Bruto alternatief beschikbaar inkomen (1 000 euro) Gestandaardiseerd bedrag Bestedingen Consumptieve bestedingen (1 000 euro) Gestandaardiseerd bedrag Bestedingen Werkelijke individuele bestedingen (1 000 euro) Gestandaardiseerd bedrag Vermogens Vermogenssaldo (1 000 euro) Gestandaardiseerd bedrag Vermogens Vorderingen Totaal (1 000 euro) Gestandaardiseerd bedrag Vermogens Schulden Totaal (1 000 euro) Gestandaardiseerd bedrag Vermogens Niet-financiële activa Totaal (1 000 euro)
Totaal 2014 4.732 55.878 323.285 318.137 120.589 438.726 291.027 411.616 2.739.984 2.106.981 819.409 1.452.412 0,6 7,1 41,1 40,4 15,3 55,7 37,0 52,3 347,9 267,6 104,1 184,4 0,4 5,2 29,9 29,5 11,2 40,6 27,0 38,1 253,8 195,2 75,9 134,5
Gest. besteedbaar inkomen: 1e 20%-groep 2014 256 1.812 10.086 25.460 22.167 47.627 36.806 58.973 149.187 112.942 66.968 103.213 0,2 1,2 6,4 16,2 14,1 30,2 23,4 37,4 94,7 71,7 42,5 65,5 0,1 0,9 5,2 13,1 11,4 24,5 19,0 30,4 76,8 58,2 34,5 53,2
Gest. besteedbaar inkomen: 2e 20%-groep 2014 386 3.192 24.222 40.641 27.259 67.900 45.540 72.798 250.738 193.352 71.793 129.179 0,2 2,0 15,4 25,8 17,3 43,1 28,9 46,2 159,2 122,8 45,6 82,0 0,2 1,6 11,9 20,0 13,4 33,5 22,5 35,9 123,7 95,4 35,4 63,7
Gest. besteedbaar inkomen: 3e 20%-groep 2014 785 5.805 52.455 56.580 24.338 80.917 54.517 78.854 416.084 318.812 134.553 231.825 0,5 3,7 33,3 35,9 15,5 51,4 34,6 50,1 264,1 202,4 85,4 147,2 0,4 2,7 24,0 25,9 11,1 37,0 24,9 36,1 190,2 145,8 61,5 106,0
Gest. besteedbaar inkomen: 4e 20%-groep 2014 1.215 10.107 85.905 74.407 23.928 98.334 67.173 91.101 623.924 477.494 193.870 340.301 0,8 6,4 54,5 47,2 15,2 62,4 42,6 57,8 396,1 303,1 123,1 216,0 0,5 4,4 37,5 32,4 10,4 42,9 29,3 39,7 272,1 208,2 84,5 148,4
Gest. besteedbaar inkomen: 5e 20%-groep 2014 2.091 34.962 150.616 121.049 22.899 143.947 86.991 109.890 1.300.051 1.004.382 352.226 647.894 1,3 22,2 95,6 76,9 14,5 91,4 55,2 69,8 825,4 637,7 223,6 411,4 0,9 14,9 64,2 51,6 9,8 61,4 37,1 46,9 554,3 428,2 150,2 276,2
Eenpersoonshuishouden: man 2014 378 4.674 32.029 28.974 8.613 37.587 31.201 39.814 282.603 231.957 80.542 131.188 0,3 3,5 24,1 21,8 6,5 28,3 23,5 30,0 212,9 174,7 60,7 98,8 0,3 3,5 24,1 21,8 6,5 28,3 23,5 30,0 212,9 174,7 60,7 98,8
Eenpersoonshuishouden: vrouw 2014 357 1.786 19.391 32.907 17.213 50.120 35.729 52.942 252.969 187.997 49.658 114.630 0,2 1,2 13,1 22,2 11,6 33,8 24,1 35,7 170,7 126,9 33,5 77,4 0,2 1,2 13,1 22,2 11,6 33,8 24,1 35,7 170,7 126,9 33,5 77,4
Eenouderhuishouden 2014 203 2.164 16.040 19.431 10.476 29.907 17.705 28.181 86.467 71.673 46.185 60.978 0,4 4,1 30,1 36,5 19,7 56,2 33,3 52,9 162,4 134,6 86,7 114,5 0,3 2,8 20,5 24,9 13,4 38,3 22,7 36,1 110,8 91,8 59,2 78,1
Paar: met kind(eren) 2014 1.993 30.448 161.669 127.248 47.383 174.630 102.053 149.435 748.582 540.436 386.087 594.233 1,0 15,2 80,8 63,6 23,7 87,3 51,0 74,7 374,1 270,1 193,0 297,0 0,5 8,1 43,2 34,0 12,6 46,6 27,2 39,9 199,8 144,3 103,1 158,6
Paar: zonder kind 2014 1.738 14.836 86.076 97.647 28.690 126.337 91.253 119.943 1.263.695 988.305 235.819 511.209 0,8 6,8 39,6 44,9 13,2 58,1 42,0 55,2 581,2 454,5 108,5 235,1 0,6 5,0 28,9 32,8 9,6 42,4 30,6 40,3 424,2 331,8 79,2 171,6
Overige huishoudens 2014 62 1.970 8.081 11.930 8.214 20.145 . . 105.668 86.614 21.119 40.173 0,2 5,5 22,6 33,3 22,9 56,3 . . 295,1 241,9 59,0 112,2 0,1 4,1 16,8 24,8 17,1 41,9 . . 220,0 180,3 44,0 83,6
Inkomstenbron: eigen onderneming 2014 987 49.374 33.856 70.431 16.036 86.467 44.527 60.562 698.313 422.027 197.204 473.490 1,0 51,4 35,2 73,3 16,7 90,0 46,4 63,1 727,0 439,4 205,3 493,0 0,7 32,9 22,6 46,9 10,7 57,6 29,7 40,3 465,3 281,2 131,4 315,5
Inkomstenbron: uit arbeid 2014 2.599 4.864 282.237 167.074 54.178 221.252 157.495 211.673 959.887 821.127 512.648 651.408 0,7 1,3 73,2 43,3 14,1 57,4 40,9 54,9 249,1 213,0 133,0 169,0 0,5 0,9 50,2 29,7 9,6 39,3 28,0 37,6 170,7 146,0 91,2 115,8
Uitkering ouderdom/nabestaanden 2014 1.036 1.265 3.924 55.921 38.366 94.287 67.835 106.201 984.757 776.624 86.371 294.503 0,5 0,6 1,9 27,1 18,6 45,8 32,9 51,5 477,9 376,9 41,9 142,9 0,4 0,5 1,6 22,8 15,6 38,4 27,7 43,3 401,6 316,7 35,2 120,1
Overig uitkeringen en overdrachtsinkomen 2014 110 375 3.268 24.710 12.009 36.720 . . 97.027 87.203 23.186 33.010 0,1 0,4 3,3 24,7 12,0 36,7 . . 97,1 87,2 23,2 33,0 0,1 0,3 2,7 20,3 9,9 30,1 . . 79,7 71,6 19,0 27,1
Hoofdkostwinner: tot 35 jaar 2014 454 6.154 58.024 46.773 15.709 62.482 43.939 59.648 163.299 163.508 118.465 118.255 0,3 4,0 37,9 30,5 10,2 40,8 28,7 38,9 106,5 106,7 77,3 77,2 0,2 3,2 29,9 24,1 8,1 32,2 22,7 30,8 84,2 84,3 61,1 61,0
Hoofdkostwinner: 35 tot 50 jaar 2014 1.538 23.272 133.662 104.187 36.696 140.882 86.830 123.525 470.412 354.451 330.860 446.821 0,7 11,1 64,0 49,9 17,6 67,4 41,6 59,1 225,2 169,7 158,4 213,9 0,5 7,1 40,9 31,9 11,2 43,1 26,6 37,8 144,0 108,5 101,2 136,7
Hoofdkostwinner: 50 tot 65 jaar 2014 1.615 20.760 124.179 103.555 28.270 131.824 90.897 119.167 983.721 726.458 261.629 518.891 0,8 9,7 58,0 48,4 13,2 61,6 42,5 55,7 459,8 339,5 122,3 242,5 0,5 6,8 40,8 34,0 9,3 43,3 29,8 39,1 322,9 238,5 85,9 170,3
Hoofdkostwinner: 65 jaar of ouder 2014 1.125 5.693 7.420 63.623 39.914 103.538 69.361 109.276 1.122.553 862.564 108.456 368.445 0,5 2,7 3,5 30,1 18,9 49,0 32,8 51,7 531,1 408,1 51,3 174,3 0,4 2,2 2,9 25,0 15,7 40,7 27,3 43,0 441,7 339,4 42,7 145,0
Woningbezit: eigen woning 2014 4.618 47.869 259.088 230.620 70.969 301.589 198.650 269.619 2.295.463 1.654.318 781.219 1.422.364 1,0 10,8 58,7 52,3 16,1 68,4 45,0 61,1 520,3 375,0 177,1 322,4 0,7 7,3 39,5 35,2 10,8 46,0 30,3 41,1 350,0 252,2 119,1 216,9
Woningbezit: huurwoning met huurtoeslag 2014 9 1.464 6.741 23.950 20.834 44.783 26.179 47.012 75.446 81.618 8.030 1.857 0,0 1,2 5,5 19,4 16,9 36,3 21,2 38,1 61,2 66,2 6,5 1,5 0,0 1,0 4,5 15,8 13,8 29,6 17,3 31,1 49,9 54,0 5,3 1,2
Woningbezit: huurwoning geen huurtoeslag 2014 106 6.544 57.455 63.567 28.787 92.354 66.198 94.985 369.075 371.045 30.160 28.191 0,0 2,9 25,8 28,5 12,9 41,4 29,7 42,6 165,5 166,4 13,5 12,6 0,0 2,4 21,1 23,3 10,6 33,9 24,3 34,9 135,4 136,2 11,1 10,3
Bron: CBS.
Verklaring van tekens

Tabeltoelichting

Deze tabel geeft een beschrijving van transacties van inkomens, bestedingen, besparingen en vermogens van de sector huishoudens in de nationale rekeningen naar verschillende huishoudensgroepen. De huishoudens worden onderscheiden naar de voornaamste bron van inkomen, woonsituatie, samenstelling van het huishouden, leeftijdsklasse van de hoofdkostwinner en 20%-inkomensgroepen.

Gegevens beschikbaar van 2005 tot en met 2014.

Status van de cijfers:
De gegevens van 2005 tot en met 2014 zijn definitief.

Wijzigingen per 22 juni 2018
Geen, deze tabel is stopgezet.
Het Centraal Bureau voor de Statistiek heeft onlangs een revisie uitgevoerd van de nationale rekeningen. Hierbij worden nieuwe statistische bronnen en ramingsmethoden gebruikt. Deze tabel met gegevens voor revisie is vervangen door tabel Inkomen, bestedingen en vermogen huishoudens; kerncijfers, NR. Voor aanvullende informatie zie paragraaf 3.

Wanneer komen er nieuwe cijfers?
Niet meer van toepassing.

Toelichting onderwerpen

Totaal bedrag
Inkomens
Ontvangsten uit productie, loon, uitkering en vermogen. Zo is de beloning van werknemers het loon uit arbeid dat werknemers ontvangen inclusief de sociale premies ten laste van werkgevers. Tevens worden diverse saldi als inkomen gezien, zoals bruto exploitatieoverschot, bruto gemengd inkomen en bruto beschikbaar inkomen. Ook sociale overdrachten in natura zijn inkomens, die opgeteld bij het bruto beschikbaar inkomen het alternatief beschikbaar inkomen oplevert.
Bruto exploitatieoverschot
Het exploitatieoverschot is het saldo dat resteert nadat de toegevoegde waarde tegen basisprijzen is verminderd met de beloning van werknemers en het saldo van belastingen en subsidies op productie en invoer. Bij zelfstandigen (die deel uitmaken van de sector huishoudens) wordt dit saldo gemengd inkomen genoemd omdat het ook de beloning voor de door hen geleverde arbeid bevat.
Bij huishoudens is het exploitatieoverschot gelijk aan inkomsten uit woondiensten vanwege eigen woningbezit.
In de nationale rekeningen betekent ‘bruto’ vóór aftrek van afschrijvingen (het verbruik van vaste activa) en ‘netto’ na aftrek van afschrijvingen.
Bruto gemengd inkomen
Het gemengd inkomen bestaat bij huishoudens voornamelijk uit het inkomen van zelfstandigen (ondernemingen zonder rechtspersoonlijkheid). Dit inkomen uit zelfstandige activiteit heeft kenmerken van loon en kenmerken van winst omdat werkzaamheden in de hoedanigheid van ondernemer zijn uitgevoerd. Ook valt onder het gemengd inkomen het inkomen uit verhuur van woningen en het inkomen dat verdiend wordt in de grijze en illegale economie.
In de nationale rekeningen betekent ‘bruto’ vóór aftrek van afschrijvingen (het verbruik van vaste activa) en ‘netto’ na aftrek van afschrijvingen.
Beloning van werknemers
De totale vergoeding, in geld of in natura, die door een werkgever aan een werknemer verschuldigd is voor de arbeid die deze tijdens een verslagperiode heeft verricht. De beloning van werknemers is gelijk aan het totaal van lonen en sociale premies ten laste van werkgevers.
Bruto beschikbaar inkomen
Het beschikbaar inkomen geeft aan over welk inkomen een sector kan beschikken na herverdeling van het primaire inkomen door al dan niet verplichte inkomensoverdrachten tussen de sectoren (belastingen op inkomen en vermogen, sociale premies en uitkeringen en overige inkomensoverdrachten).
In de nationale rekeningen betekent ‘bruto’ vóór aftrek van afschrijvingen (het verbruik van vaste activa) en ‘netto’ na aftrek van afschrijvingen.
Sociale overdrachten in natura
Sociale overdrachten in natura bestaan uit afzonderlijke goederen en diensten die door overheidsinstellingen en izw's t.b.v. huishoudens gratis of tegen economisch niet-significante prijzen aan individuele huishoudens worden verstrekt. Onder sociale uitkeringen in natura vallen onder andere de uitkeringen van de zorgverzekeringswet, uitkeringen sociale voorziening, de wet maatschappelijke ondersteuning en de algemene wet bijzondere ziektekosten. Sociale uitkeringen in natura kunnen worden verdeeld in vergoedingen van daadwerkelijk door de betreffende huishoudens aangeschafte goederen en diensten en in diensten die rechtstreeks aan de huishoudens worden verleend.
In het tweede geval worden goederen en diensten die door de producenten rechtstreeks aan de begunstigden worden geleverd geheel of gedeeltelijk betaald door de overheid of door instellingen zonder winstoogmerk. De bestemming voor sociale uitkeringen in natura is vooral terug te vinden in de zorg, maar in mindere mate ook in OV jaarkaarten voor studenten en huursubsidies.
Bruto alternatief beschikbaar inkomen
Het alternatief beschikbaar inkomen is het beschikbaar inkomen van huishoudens aangevuld met de bestedingen van overheid en de instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens aan sociale overdrachten in natura. Deze variabele vergemakkelijkt vergelijkingen in de tijd en in internationaal verband aangezien er sprake is van verschillen en wijzigingen in de economische en sociale omstandigheden.
In de nationale rekeningen betekent ‘bruto’ vóór aftrek van afschrijvingen (het verbruik van vaste activa) en ‘netto’ na aftrek van afschrijvingen.
Bestedingen
Uitgaven aan goederen en diensten die worden gebruikt voor de rechtstreekse bevrediging van individuele behoeften. Dit bestaat uit de consumptieve bestedingen door huishoudens en uit de werkelijke individuele bestedingen.
Consumptieve bestedingen
Uitgaven aan goederen en diensten die worden gebruikt voor de rechtstreekse bevrediging van individuele of collectieve behoeften. De consumptieve bestedingen kunnen zowel op het eigen grondgebied als in het buitenland worden gedaan, maar het gaat altijd om uitgaven door ingezeten institutionele eenheden, dat wil zeggen in Nederland gevestigde huishoudens en overheidsinstanties. Consumptieve bestedingen worden gedaan door huishoudens, instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens, en de overheid. Ondernemingen consumeren niet: kosten aan goederen en diensten die ondernemingen maken ten behoeve van hun productie vallen hier niet onder, maar onder intermediair verbruik of investeringen. De overheid is een speciaal geval. Ook de overheid kent intermediair verbruik, naar analogie van ondernemingen. Maar de productie die de overheid levert en waar niet rechtstreeks voor wordt betaald, niet-markt-output (veiligheid bijvoorbeeld), valt onder de overheidsconsumptie. Het heet dat de overheid ‘haar eigen productie consumeert’. Binnen de nationale rekeningen moet alles wat wordt geproduceerd namelijk ook worden afgenomen. Dat de consumptie van de overheidsproductie bij de overheid zelf is neergelegd, is een conventie. Daarnaast bevat de overheidsconsumptie ook door de overheid verstrekte sociale uitkeringen in natura zoals basiszorg (gefinancierd uit AWBZ en de Zorgverzekeringswet) en huurtoeslag.
Werkelijke individuele bestedingen
Werkelijke individuele bestedingen van huishoudens zijn gelijk aan sociale overdrachten in natura plus de consumptieve bestedingen.
Vermogens
Vermogen is het saldo van bezittingen en schulden. De bezittingen bestaan vooral uit pensioenrechten, woningen, grond onder woningen, banktegoeden en chartaal geld, en effecten. De schulden omvatten onder meer schulden ten behoeve van een eigen woning en consumptief krediet. De eigen woning en overige onroerende zaken zijn gewaardeerd op marktwaarde.
Enkele zaken zijn bij de berekening van het vermogen niet meegerekend door gebrek aan gegevens. Duurzame consumptiegoederen (met uitzondering van de eigen woning), juwelen en antiek worden niet tot het bezit gerekend. Tot en met 2010 hebben deze data betrekking op huishoudens inclusief instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens. Vanaf 2011 zijn deze instellingen niet meer inbegrepen.
Vermogenssaldo
Het vermogenssaldo bestaat uit vorderingen minus schulden plus niet-financiële activa. Tot en met 2010 hebben deze data betrekking op huishoudens inclusief instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens. Vanaf 2011 zijn de instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens niet meer inbegrepen bij de vermogens en schulden, echter wel bij de niet-financiële activa.

Vorderingen
Vorderingen zijn bezittingen van huishoudens. Tot en met 2010 hebben deze data betrekking op huishoudens inclusief instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens. Vanaf 2011 zijn deze instellingen niet meer inbegrepen.
Totaal
Schulden
Schulden zijn bedragen die nog dienen te worden betaald. Tot en met 2010 hebben deze data betrekking op huishoudens inclusief instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens. Vanaf 2011 zijn deze instellingen niet meer inbegrepen.
Totaal
Niet-financiële activa
Niet-financiële activa zijn objecten die een economische waarde hebben, waar eigendomsrechten over kunnen worden uitgeoefend en die niet geldelijk van aard zijn. In de praktijk komt dit bij benadering neer op alle (niet geldelijke) objecten die verkocht kunnen worden. Voorbeelden van objecten die niet verkocht kunnen worden zijn de zee en de lucht. Voorbeelden van activa die geldelijk van aard zijn, zijn aandelen en pensioenen. Niet-financiële activa bestaan uit vaste activa, voorraden, grond, olie- en gasreserves en duurzame consumptiegoederen.
Deze data hebben betrekking op huishoudens inclusief instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens.
Totaal
Gemiddeld bedrag
Bedrag per huishouden.
Inkomens
Ontvangsten uit productie, loon, uitkering en vermogen. Zo is de beloning van werknemers het loon uit arbeid dat werknemers ontvangen inclusief de sociale premies ten laste van werkgevers. Tevens worden diverse saldi als inkomen gezien, zoals bruto exploitatieoverschot, bruto gemengd inkomen en bruto beschikbaar inkomen. Ook sociale overdrachten in natura zijn inkomens, die opgeteld bij het bruto beschikbaar inkomen het alternatief beschikbaar inkomen oplevert.
Bruto exploitatieoverschot
Het exploitatieoverschot is het saldo dat resteert nadat de toegevoegde waarde tegen basisprijzen is verminderd met de beloning van werknemers en het saldo van belastingen en subsidies op productie en invoer. Bij zelfstandigen (die deel uitmaken van de sector huishoudens) wordt dit saldo gemengd inkomen genoemd omdat het ook de beloning voor de door hen geleverde arbeid bevat.
Bij huishoudens is het exploitatieoverschot gelijk aan inkomsten uit woondiensten vanwege eigen woningbezit.
In de nationale rekeningen betekent ‘bruto’ vóór aftrek van afschrijvingen (het verbruik van vaste activa) en ‘netto’ na aftrek van afschrijvingen.
Bruto gemengd inkomen
Het gemengd inkomen bestaat bij huishoudens voornamelijk uit het inkomen van zelfstandigen (ondernemingen zonder rechtspersoonlijkheid). Dit inkomen uit zelfstandige activiteit heeft kenmerken van loon en kenmerken van winst omdat werkzaamheden in de hoedanigheid van ondernemer zijn uitgevoerd. Ook valt onder het gemengd inkomen het inkomen uit verhuur van woningen en het inkomen dat verdiend wordt in de grijze en illegale economie.
In de nationale rekeningen betekent ‘bruto’ vóór aftrek van afschrijvingen (het verbruik van vaste activa) en ‘netto’ na aftrek van afschrijvingen.
Beloning van werknemers
De totale vergoeding, in geld of in natura, die door een werkgever aan een werknemer verschuldigd is voor de arbeid die deze tijdens een verslagperiode heeft verricht. De beloning van werknemers is gelijk aan het totaal van lonen en sociale premies ten laste van werkgevers.
Bruto beschikbaar inkomen
Het beschikbaar inkomen geeft aan over welk inkomen een sector kan beschikken na herverdeling van het primaire inkomen door al dan niet verplichte inkomensoverdrachten tussen de sectoren (belastingen op inkomen en vermogen, sociale premies en uitkeringen en overige inkomensoverdrachten).
In de nationale rekeningen betekent ‘bruto’ vóór aftrek van afschrijvingen (het verbruik van vaste activa) en ‘netto’ na aftrek van afschrijvingen.
Sociale overdrachten in natura
Sociale overdrachten in natura bestaan uit afzonderlijke goederen en diensten die door overheidsinstellingen en izw's t.b.v. huishoudens gratis of tegen economisch niet-significante prijzen aan individuele huishoudens worden verstrekt. Onder sociale uitkeringen in natura vallen onder andere de uitkeringen van de zorgverzekeringswet, uitkeringen sociale voorziening, de wet maatschappelijke ondersteuning en de algemene wet bijzondere ziektekosten. Sociale uitkeringen in natura kunnen worden verdeeld in vergoedingen van daadwerkelijk door de betreffende huishoudens aangeschafte goederen en diensten en in diensten die rechtstreeks aan de huishoudens worden verleend.
In het tweede geval worden goederen en diensten die door de producenten rechtstreeks aan de begunstigden worden geleverd geheel of gedeeltelijk betaald door de overheid of door instellingen zonder winstoogmerk. De bestemming voor sociale uitkeringen in natura is vooral terug te vinden in de zorg, maar in mindere mate ook in OV jaarkaarten voor studenten en huursubsidies.
Bruto alternatief beschikbaar inkomen
Het alternatief beschikbaar inkomen is het beschikbaar inkomen van huishoudens aangevuld met de bestedingen van overheid en de instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens aan sociale overdrachten in natura. Deze variabele vergemakkelijkt vergelijkingen in de tijd en in internationaal verband aangezien er sprake is van verschillen en wijzigingen in de economische en sociale omstandigheden.
In de nationale rekeningen betekent ‘bruto’ vóór aftrek van afschrijvingen (het verbruik van vaste activa) en ‘netto’ na aftrek van afschrijvingen.
Bestedingen
Uitgaven aan goederen en diensten die worden gebruikt voor de rechtstreekse bevrediging van individuele behoeften. Dit bestaat uit de consumptieve bestedingen door huishoudens en uit de werkelijke individuele bestedingen.
Consumptieve bestedingen
Uitgaven aan goederen en diensten die worden gebruikt voor de rechtstreekse bevrediging van individuele of collectieve behoeften. De consumptieve bestedingen kunnen zowel op het eigen grondgebied als in het buitenland worden gedaan, maar het gaat altijd om uitgaven door ingezeten institutionele eenheden, dat wil zeggen in Nederland gevestigde huishoudens en overheidsinstanties. Consumptieve bestedingen worden gedaan door huishoudens, instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens, en de overheid. Ondernemingen consumeren niet: kosten aan goederen en diensten die ondernemingen maken ten behoeve van hun productie vallen hier niet onder, maar onder intermediair verbruik of investeringen. De overheid is een speciaal geval. Ook de overheid kent intermediair verbruik, naar analogie van ondernemingen. Maar de productie die de overheid levert en waar niet rechtstreeks voor wordt betaald, niet-markt-output (veiligheid bijvoorbeeld), valt onder de overheidsconsumptie. Het heet dat de overheid ‘haar eigen productie consumeert’. Binnen de nationale rekeningen moet alles wat wordt geproduceerd namelijk ook worden afgenomen. Dat de consumptie van de overheidsproductie bij de overheid zelf is neergelegd, is een conventie. Daarnaast bevat de overheidsconsumptie ook door de overheid verstrekte sociale uitkeringen in natura zoals basiszorg (gefinancierd uit AWBZ en de Zorgverzekeringswet) en huurtoeslag.
Werkelijke individuele bestedingen
Werkelijke individuele bestedingen van huishoudens zijn gelijk aan sociale overdrachten in natura plus de consumptieve bestedingen.
Vermogens
Vermogen is het saldo van bezittingen en schulden. De bezittingen bestaan vooral uit pensioenrechten, woningen, grond onder woningen, banktegoeden en chartaal geld, en effecten. De schulden omvatten onder meer schulden ten behoeve van een eigen woning en consumptief krediet. De eigen woning en overige onroerende zaken zijn gewaardeerd op marktwaarde.
Enkele zaken zijn bij de berekening van het vermogen niet meegerekend door gebrek aan gegevens. Duurzame consumptiegoederen (met uitzondering van de eigen woning), juwelen en antiek worden niet tot het bezit gerekend. Tot en met 2010 hebben deze data betrekking op huishoudens inclusief instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens. Vanaf 2011 zijn deze instellingen niet meer inbegrepen.
Vermogenssaldo
Het vermogenssaldo bestaat uit vorderingen minus schulden plus niet-financiële activa. Tot en met 2010 hebben deze data betrekking op huishoudens inclusief instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens. Vanaf 2011 zijn de instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens niet meer inbegrepen bij de vermogens en schulden, echter wel bij de niet-financiële activa.

Vorderingen
Vorderingen zijn bezittingen van huishoudens. Tot en met 2010 hebben deze data betrekking op huishoudens inclusief instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens. Vanaf 2011 zijn deze instellingen niet meer inbegrepen.
Totaal
Schulden
Schulden zijn bedragen die nog dienen te worden betaald. Tot en met 2010 hebben deze data betrekking op huishoudens inclusief instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens. Vanaf 2011 zijn deze instellingen niet meer inbegrepen.
Totaal
Niet-financiële activa
Niet-financiële activa zijn objecten die een economische waarde hebben, waar eigendomsrechten over kunnen worden uitgeoefend en die niet geldelijk van aard zijn. In de praktijk komt dit bij benadering neer op alle (niet geldelijke) objecten die verkocht kunnen worden. Voorbeelden van objecten die niet verkocht kunnen worden zijn de zee en de lucht. Voorbeelden van activa die geldelijk van aard zijn, zijn aandelen en pensioenen. Niet-financiële activa bestaan uit vaste activa, voorraden, grond, olie- en gasreserves en duurzame consumptiegoederen.
Deze data hebben betrekking op huishoudens inclusief instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens.
Totaal
Gestandaardiseerd bedrag
Bedrag per huishouden omgerekend naar eenpersoonshuishouden.
Inkomens
Ontvangsten uit productie, loon, uitkering en vermogen. Zo is de beloning van werknemers het loon uit arbeid dat werknemers ontvangen inclusief de sociale premies ten laste van werkgevers. Tevens worden diverse saldi als inkomen gezien, zoals bruto exploitatieoverschot, bruto gemengd inkomen en bruto beschikbaar inkomen. Ook sociale overdrachten in natura zijn inkomens, die opgeteld bij het bruto beschikbaar inkomen het alternatief beschikbaar inkomen oplevert.
Bruto exploitatieoverschot
Het exploitatieoverschot is het saldo dat resteert nadat de toegevoegde waarde tegen basisprijzen is verminderd met de beloning van werknemers en het saldo van belastingen en subsidies op productie en invoer. Bij zelfstandigen (die deel uitmaken van de sector huishoudens) wordt dit saldo gemengd inkomen genoemd omdat het ook de beloning voor de door hen geleverde arbeid bevat.
Bij huishoudens is het exploitatieoverschot gelijk aan inkomsten uit woondiensten vanwege eigen woningbezit.
In de nationale rekeningen betekent ‘bruto’ vóór aftrek van afschrijvingen (het verbruik van vaste activa) en ‘netto’ na aftrek van afschrijvingen.
Bruto gemengd inkomen
Het gemengd inkomen bestaat bij huishoudens voornamelijk uit het inkomen van zelfstandigen (ondernemingen zonder rechtspersoonlijkheid). Dit inkomen uit zelfstandige activiteit heeft kenmerken van loon en kenmerken van winst omdat werkzaamheden in de hoedanigheid van ondernemer zijn uitgevoerd. Ook valt onder het gemengd inkomen het inkomen uit verhuur van woningen en het inkomen dat verdiend wordt in de grijze en illegale economie.
In de nationale rekeningen betekent ‘bruto’ vóór aftrek van afschrijvingen (het verbruik van vaste activa) en ‘netto’ na aftrek van afschrijvingen.
Beloning van werknemers
De totale vergoeding, in geld of in natura, die door een werkgever aan een werknemer verschuldigd is voor de arbeid die deze tijdens een verslagperiode heeft verricht. De beloning van werknemers is gelijk aan het totaal van lonen en sociale premies ten laste van werkgevers.
Bruto beschikbaar inkomen
Het beschikbaar inkomen geeft aan over welk inkomen een sector kan beschikken na herverdeling van het primaire inkomen door al dan niet verplichte inkomensoverdrachten tussen de sectoren (belastingen op inkomen en vermogen, sociale premies en uitkeringen en overige inkomensoverdrachten).
In de nationale rekeningen betekent ‘bruto’ vóór aftrek van afschrijvingen (het verbruik van vaste activa) en ‘netto’ na aftrek van afschrijvingen.
Sociale overdrachten in natura
Sociale overdrachten in natura bestaan uit afzonderlijke goederen en diensten die door overheidsinstellingen en izw's t.b.v. huishoudens gratis of tegen economisch niet-significante prijzen aan individuele huishoudens worden verstrekt. Onder sociale uitkeringen in natura vallen onder andere de uitkeringen van de zorgverzekeringswet, uitkeringen sociale voorziening, de wet maatschappelijke ondersteuning en de algemene wet bijzondere ziektekosten. Sociale uitkeringen in natura kunnen worden verdeeld in vergoedingen van daadwerkelijk door de betreffende huishoudens aangeschafte goederen en diensten en in diensten die rechtstreeks aan de huishoudens worden verleend.
In het tweede geval worden goederen en diensten die door de producenten rechtstreeks aan de begunstigden worden geleverd geheel of gedeeltelijk betaald door de overheid of door instellingen zonder winstoogmerk. De bestemming voor sociale uitkeringen in natura is vooral terug te vinden in de zorg, maar in mindere mate ook in OV jaarkaarten voor studenten en huursubsidies.
Bruto alternatief beschikbaar inkomen
Het alternatief beschikbaar inkomen is het beschikbaar inkomen van huishoudens aangevuld met de bestedingen van overheid en de instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens aan sociale overdrachten in natura. Deze variabele vergemakkelijkt vergelijkingen in de tijd en in internationaal verband aangezien er sprake is van verschillen en wijzigingen in de economische en sociale omstandigheden.
In de nationale rekeningen betekent ‘bruto’ vóór aftrek van afschrijvingen (het verbruik van vaste activa) en ‘netto’ na aftrek van afschrijvingen.
Bestedingen
Uitgaven aan goederen en diensten die worden gebruikt voor de rechtstreekse bevrediging van individuele behoeften. Dit bestaat uit de consumptieve bestedingen door huishoudens en uit de werkelijke individuele bestedingen.
Consumptieve bestedingen
Uitgaven aan goederen en diensten die worden gebruikt voor de rechtstreekse bevrediging van individuele of collectieve behoeften. De consumptieve bestedingen kunnen zowel op het eigen grondgebied als in het buitenland worden gedaan, maar het gaat altijd om uitgaven door ingezeten institutionele eenheden, dat wil zeggen in Nederland gevestigde huishoudens en overheidsinstanties. Consumptieve bestedingen worden gedaan door huishoudens, instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens, en de overheid. Ondernemingen consumeren niet: kosten aan goederen en diensten die ondernemingen maken ten behoeve van hun productie vallen hier niet onder, maar onder intermediair verbruik of investeringen. De overheid is een speciaal geval. Ook de overheid kent intermediair verbruik, naar analogie van ondernemingen. Maar de productie die de overheid levert en waar niet rechtstreeks voor wordt betaald, niet-markt-output (veiligheid bijvoorbeeld), valt onder de overheidsconsumptie. Het heet dat de overheid ‘haar eigen productie consumeert’. Binnen de nationale rekeningen moet alles wat wordt geproduceerd namelijk ook worden afgenomen. Dat de consumptie van de overheidsproductie bij de overheid zelf is neergelegd, is een conventie. Daarnaast bevat de overheidsconsumptie ook door de overheid verstrekte sociale uitkeringen in natura zoals basiszorg (gefinancierd uit AWBZ en de Zorgverzekeringswet) en huurtoeslag.
Werkelijke individuele bestedingen
Werkelijke individuele bestedingen van huishoudens zijn gelijk aan sociale overdrachten in natura plus de consumptieve bestedingen.
Vermogens
Vermogen is het saldo van bezittingen en schulden. De bezittingen bestaan vooral uit pensioenrechten, woningen, grond onder woningen, banktegoeden en chartaal geld, en effecten. De schulden omvatten onder meer schulden ten behoeve van een eigen woning en consumptief krediet. De eigen woning en overige onroerende zaken zijn gewaardeerd op marktwaarde.
Enkele zaken zijn bij de berekening van het vermogen niet meegerekend door gebrek aan gegevens. Duurzame consumptiegoederen (met uitzondering van de eigen woning), juwelen en antiek worden niet tot het bezit gerekend. Tot en met 2010 hebben deze data betrekking op huishoudens inclusief instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens. Vanaf 2011 zijn deze instellingen niet meer inbegrepen.
Vermogenssaldo
Het vermogenssaldo bestaat uit vorderingen minus schulden plus niet-financiële activa. Tot en met 2010 hebben deze data betrekking op huishoudens inclusief instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens. Vanaf 2011 zijn de instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens niet meer inbegrepen bij de vermogens en schulden, echter wel bij de niet-financiële activa.
Vorderingen
Vorderingen zijn bezittingen van huishoudens. Tot en met 2010 hebben deze data betrekking op huishoudens inclusief instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens. Vanaf 2011 zijn deze instellingen niet meer inbegrepen.
Totaal
Schulden
Schulden zijn bedragen die nog dienen te worden betaald. Tot en met 2010 hebben deze data betrekking op huishoudens inclusief instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens. Vanaf 2011 zijn deze instellingen niet meer inbegrepen.
Totaal
Niet-financiële activa
Niet-financiële activa zijn objecten die een economische waarde hebben, waar eigendomsrechten over kunnen worden uitgeoefend en die niet geldelijk van aard zijn. In de praktijk komt dit bij benadering neer op alle (niet geldelijke) objecten die verkocht kunnen worden. Voorbeelden van objecten die niet verkocht kunnen worden zijn de zee en de lucht. Voorbeelden van activa die geldelijk van aard zijn, zijn aandelen en pensioenen. Niet-financiële activa bestaan uit vaste activa, voorraden, grond, olie- en gasreserves en duurzame consumptiegoederen.
Deze data hebben betrekking op huishoudens inclusief instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens.
Totaal