Huishoudens; grootte, samenstelling, positie in het huishouden, 1 januari

Tabeltoelichting


Deze tabel bevat informatie over het verloop van de huishoudens in Nederland naar grootte en samenstelling alsmede personen naar positie in het huishouden op 1 januari.

Gegevens beschikbaar vanaf: 1995

Status van de cijfers:
Alle in de tabel opgenomen cijfers zijn definitief.

Met de beschikbare informatie is voor de verslagjaren 1995, 1996 en 1997 niet eenvoudig een eenduidige toedeling van personen in institutionele huishoudens te maken naar de 3 onderscheidende categorieën instellingen. Om die reden zijn de aantallen op onbekend gezet.

Wijzigingen per 30 mei 2024:
De cijfers per 1 januari 2024 zijn toegevoegd.

Wanneer komen er nieuwe cijfers?
In het 4e kwartaal van 2025 worden de definitieve cijfers per 1 januari 2025 toegevoegd.

Toelichting onderwerpen

Personen naar positie in het huishouden
Huishouden:
Particulier of institutioneel huishouden.

Particulier huishouden:
Eén of meer personen die samen een woonruimte bewonen en zichzelf, dus niet-bedrijfsmatig, voorzien in de dagelijkse levensbehoeften.

Institutioneel huishouden:
Eén of meer personen die een woonruimte bewonen en daar bedrijfsmatig worden voorzien in dagelijkse levensbehoeften. Ook de huisvesting vindt bedrijfsmatig plaats.
Het gaat om instellingen zoals verpleeg-, en verzorgingshuizen, instellingen voor geestelijke gezondheidszorg, forensische centra, instellingen voor verstandelijk, lichamelijk en zintuiglijk gehandicapten, instellingen voor verslavingszorg en daklozenopvang, internaten, kloosters, gevangenissen, kazernes, en asielzoekerscentra, waarin de personen in principe voor langere tijd (zullen) verblijven.

Positie in het huishouden:
Plaats die een persoon in een huishouden inneemt ten opzichte van de referentiepersoon van het huishouden.

Referentiepersoon:
Lid van het huishouden ten opzichte van wie de posities van de andere leden in het huishouden worden bepaald en van wie de kenmerken eventueel ook aan het huishouden worden toegekend.
Uit de leden van het huishouden wordt de referentiepersoon als volgt gekozen:
- als er een paar is binnen het huishouden: de man;
- als het paar van gelijk geslacht is: de oudste van het paar;
- in een eenouderhuishouden: de ouder;
- in een overig huishouden: de oudste meerderjarige man of - als deze ontbreekt - de oudste meerderjarige vrouw.
Mannen en Vrouwen
Particuliere huishoudens
Particulier huishouden:
Eén of meer personen die samen een woonruimte bewonen en zichzelf, dus niet-bedrijfsmatig, voorzien in de dagelijkse levensbehoeften.
Naar huishoudensgrootte
Huishoudensgrootte:
Aantal personen dat deel uitmaakt van het particulier huishouden.
Totaal particuliere huishoudens
Eenpersoonshuishouden
Een particulier huishouden bestaande uit één persoon.
Meerpersoonshuishouden
Een particulier huishouden bestaande uit twee of meer personen.
Totaal meerpersoonshuishoudens
Personen in institutionele huishoudens
Institutioneel huishouden:
Eén of meer personen die een woonruimte bewonen en daar bedrijfsmatig worden voorzien in dagelijkse levensbehoeften. Ook de huisvesting vindt bedrijfsmatig plaats.
Het gaat om instellingen zoals verpleeg-, en verzorgingshuizen, instellingen voor geestelijke gezondheidszorg, forensische centra, instellingen voor verstandelijk, lichamelijk en zintuiglijk gehandicapten, instellingen voor verslavingszorg en daklozenopvang, internaten, kloosters, gevangenissen, kazernes, en asielzoekerscentra, waarin de personen in principe voor langere tijd (zullen) verblijven.
Naar soort instelling
Vanaf 2014 worden de personen in institutionele huishoudens in drie categorieën gepresenteerd, te weten:
Verzorgings- en verpleeghuis, overige zorginstelling en overig soort instelling.
Totaal personen wonend in instellingen
Verzorgings- en verpleeghuis
Met de beschikbare informatie is voor de verslagjaren 1995, 1996 en 1997 niet eenvoudig een eenduidige toedeling van personen in institutionele huishoudens te maken naar de 3 onderscheidende categorieën instellingen. Om die reden zijn de aantallen op onbekend gezet.

Verzorgingshuis:
Permanente wooneenheden ter beschikking gesteld aan bejaarden waarbij naast het verstrekken van maaltijden, het verrichten van schoonmaakdiensten en het eventueel beheren van een alarmsysteem, de persoonlijke begeleiding van de bewoners een wezenlijk onderdeel van de zorg vormt.

Verpleeghuis:
Instelling voor langdurige verpleging.

Overige zorginstelling
Met de beschikbare informatie is voor de verslagjaren 1995, 1996 en 1997 niet eenvoudig een eenduidige toedeling van personen in institutionele huishoudens te maken naar de 3 onderscheidende categorieën instellingen. Om die reden zijn de aantallen op onbekend gezet.

Overige zorginstelling:
- instellingen voor geestelijke gezondheidszorg, waaronder psychiatrische (afdelingen van) ziekenhuizen, instellingen voor kinder- en jeugdpsychiatrie, klinische verslavingszorg, forensische psychiatrie (Tbs-klinieken);
- instellingen voor verstandelijk, lichamelijk en zintuiglijk gehandicapten;
- opvangcentra voor volwassenen, waaronder daklozen.
Overig soort instelling
Met de beschikbare informatie is voor de verslagjaren 1995, 1996 en 1997 niet eenvoudig een eenduidige toedeling van personen in institutionele huishoudens te maken naar de 3 onderscheidende categorieën instellingen. Om die reden zijn de aantallen op onbekend gezet.

Overig soort instelling:
- gevangenissen en justitiële jeugdinrichtingen;
- opleidingsinternaten en opleidingsscholen voor politie en krijgsmacht;
- kazernes;
- kloosters;
- vanaf 1 januari 2014: asielzoekerscentra (enkel de bewoners die ingeschreven zijn in het bevolkingsregister).