Productie- en inkomenscomponenten bbp; bedrijfstak; nr, 1969-2016

Productie- en inkomenscomponenten bbp; bedrijfstak; nr, 1969-2016

Economische activiteit en overige posten Perioden Toegevoegde waarde vanuit productie Waarde in werkelijke prijzen Output basisprijzen (mln euro) Toegevoegde waarde vanuit productie Waarde in werkelijke prijzen Intermediair verbruik (-) (mln euro) Toegevoegde waarde vanuit productie Waarde in werkelijke prijzen Bruto toegevoegde waarde basisprijzen (mln euro) Toegevoegde waarde uit inkomensvorming Waarde in werkelijke prijzen Beloning van werknemers Totaal (mln euro) Toegevoegde waarde uit inkomensvorming Waarde in werkelijke prijzen Beloning van werknemers Lonen (mln euro) Toegevoegde waarde uit inkomensvorming Waarde in werkelijke prijzen Beloning van werknemers Sociale premies t.l.v. werkgevers (mln euro) Toegevoegde waarde uit inkomensvorming Waarde in werkelijke prijzen Exploitatieoverschot Bruto (mln euro) Toegevoegde waarde uit inkomensvorming Waarde in werkelijke prijzen Exploitatieoverschot Verbruik van vaste activa (-) (mln euro) Toegevoegde waarde uit inkomensvorming Waarde in werkelijke prijzen Exploitatieoverschot Netto (mln euro) Toegevoegde waarde uit inkomensvorming Waarde in werkelijke prijzen Niet-productgebonden belastingen, sub... Saldo (mln euro) Toegevoegde waarde uit inkomensvorming Waarde in werkelijke prijzen Niet-productgebonden belastingen, sub... Niet-productgebonden belastingen (mln euro) Toegevoegde waarde uit inkomensvorming Waarde in werkelijke prijzen Niet-productgebonden belastingen, sub... Niet-productgebonden subsidies (-) (mln euro) Toegevoegde waarde uit inkomensvorming Waarde in werkelijke prijzen Bruto toegevoegde waarde basisprijzen (mln euro)
A-U Alle economische activiteiten 2016* 1.318.197 687.165 631.032 339.804 267.717 72.087 287.309 114.389 172.920 3.919 9.785 5.866 631.032
A Landbouw, bosbouw en visserij 2016* 29.791 18.248 11.543 2.903 2.308 595 9.166 4.129 5.037 -526 374 900 11.543
B-E Nijverheid (geen bouw) en energie 2016* 338.460 242.246 96.214 45.218 35.793 9.425 50.948 20.305 30.643 48 707 659 96.214
B Delfstoffenwinning 2016* 13.014 4.105 8.909 1.074 819 255 7.819 2.156 5.663 16 23 7 8.909
C Industrie 2016* 299.469 222.821 76.648 40.478 32.063 8.415 36.303 13.736 22.567 -133 472 605 76.648
D Energievoorziening 2016* 16.521 9.615 6.906 1.825 1.475 350 4.923 3.168 1.755 158 159 1 6.906
E Waterbedrijven en afvalbeheer 2016* 9.456 5.705 3.751 1.841 1.436 405 1.903 1.245 658 7 53 46 3.751
F Bouwnijverheid 2016* 89.605 59.640 29.965 16.599 13.018 3.581 13.315 2.375 10.940 51 128 77 29.965
G-I Handel, vervoer en horeca 2016* 253.693 119.753 133.940 68.435 54.764 13.671 64.949 15.549 49.400 556 1.062 506 133.940
J Informatie en communicatie 2016* 62.716 32.463 30.253 15.910 13.072 2.838 14.511 5.123 9.388 -168 73 241 30.253
K Financiële dienstverlening 2016* 72.721 28.346 44.375 19.430 14.683 4.747 23.296 4.162 19.134 1.649 1.692 43 44.375
L Verhuur en handel van onroerend goed 2016* 79.325 41.445 37.880 3.571 2.768 803 30.375 24.833 5.542 3.934 3.941 7 37.880
M-N Zakelijke dienstverlening 2016* 164.692 69.561 95.131 58.255 47.023 11.232 37.808 10.130 27.678 -932 680 1.612 95.131
O-Q Overheid en zorg 2016* 198.113 63.262 134.851 100.779 77.257 23.522 34.824 25.766 9.058 -752 1.033 1.785 134.851
R-U Cultuur, recreatie, overige diensten 2016* 29.081 12.201 16.880 8.704 7.031 1.673 8.117 2.017 6.100 59 95 36 16.880
Totaal overige posten 2016* 1.704 1.704 0 0 0 0 -172 0 -172 0 0 0 0
Totaal activiteiten en overige posten 2016* 1.319.901 688.869 631.032 339.804 267.717 72.087 287.137 114.389 172.748 3.919 9.785 5.866 631.032
Bron: CBS.
Verklaring van tekens

Tabeltoelichting


Deze tabel bevat gegevens van de nationale rekeningen over de opbouw van de totale toegevoegde waarde vanuit de productie en inkomensvorming. Van verschillende bedrijfstakken worden de productie, het verbruik, de toegevoegde waarde en de inkomenscomponenten weergegeven.

Gegevens beschikbaar van 1969 tot en met 2016.

Status van de cijfers:
De gegevens van 1969 tot en met 2015 zijn definitief. De gegevens over 2016 zijn voorlopig. Aangezien deze tabel is stopgezet, worden de gegevens niet meer definitief gemaakt.

Wijzigingen per 22 juni 2018
Geen, deze tabel is stopgezet.
Het Centraal Bureau voor de Statistiek heeft onlangs een revisie uitgevoerd van de nationale rekeningen. Hierbij worden nieuwe statistische bronnen en ramingsmethoden gebruikt. Deze tabel met gegevens voor revisie is vervangen door tabel Productie- en inkomenscomponenten bbp; bedrijfstak; nationale rekeningen. Voor aanvullende informatie zie paragraaf 3.

Wanneer komen er nieuwe cijfers?
Niet meer van toepassing.

Toelichting onderwerpen

Toegevoegde waarde vanuit productie
De opbouw van de totaal toegevoegde waarde vanuit de productie. Het wordt berekend als de output minus het intermediair verbruik van alle bedrijfstakken. De toegevoegde waarde wordt geregistreerd tegen basisprijzen, de prijzen zijn die door producenten zijn ervaren.
Waarde in werkelijke prijzen
De bedragen zijn uitgedrukt in prijzen van de betreffende verslagperiode. Dit in tegenstelling tot zogeheten constante prijzen, waarbij bedragen zijn uitgedrukt in prijzen van een bepaalde basisperiode.
Output basisprijzen
Het totaal aan goederen en diensten dat is geproduceerd, ook wel productie genoemd. Hiervan bestaan drie soorten:
- marktoutput: goederen en diensten die op de markt zijn afgezet of waarvoor dit in de toekomst de bedoeling is
- output voor eigen finaal gebruik: goederen en diensten voor eigen consumptie of voor investeringen door dezelfde bedrijfseenheid als die welke die goederen en diensten heeft geproduceerd
- niet-marktoutput: goederen en diensten die gratis of tegen economisch niet-significante prijzen aan andere eenheden zijn geleverd.

De output wordt gewaardeerd tegen basisprijzen. Dit zijn de prijzen die door producenten zelf worden ervaren: per bedrijfstak zijn de productgebonden belastingen er vanaf getrokken en de productgebonden subsidies erbij opgeteld. Door de producent afzonderlijk in rekening gebrachte vervoerskosten zijn niet inbegrepen. Ook de waardeverandering van financiële en niet-financiële activa (productiemiddelen) tijdens de verslagperiode zijn niet inbegrepen.

Inbegrepen is de output van alle in Nederland opererende bedrijfseenheden, dus ook degenen die in buitenlandse handen zijn. Ook overheidsinstanties en andere niet-commerciële instanties behoren hiertoe.
Intermediair verbruik (-)
Goederen en diensten die als input in een productieproces worden gebruikt, met uitzondering van de vaste activa (investeringsgoederen). Het gaat hierbij om goederen die tijdens het productieproces worden verwerkt in andere producten of volledig worden verbruikt (dit gebeurt per definitie met de ingehuurde diensten). Volgens internationale afspraken wordt een aangeschaft goed of een ingehuurde dienst niet als intermediair verbruik maar als vast activum (investering) gezien wanneer het meer dan één jaar ingezet kan worden in een productieproces. De intermediair verbruikte goederen en diensten worden gewaardeerd tegen de aankoopprijzen die op het moment van gebruik voor soortgelijke goederen of diensten gelden.
Bruto toegevoegde waarde basisprijzen
De waarde van alle geproduceerde goederen en diensten (de productiewaarde of output) minus de waarde van goederen en diensten die tijdens deze productie zijn opgebruikt ( het intermediair verbruik). De toegevoegde waarde is daarbij uitgedrukt in basisprijzen, de prijzen zijn die door producenten zijn ervaren. Inbegrepen is de toegevoegde waarde van alle in Nederland opererende bedrijfseenheden, dus ook degenen die in buitenlandse handen zijn. Ook overheidsinstanties en andere niet-commerciële instanties behoren hiertoe.

In de nationale rekeningen betekent 'bruto' vóór aftrek van het verbruik van vaste activa (afschrijvingen) en 'netto' na aftrek van het verbruik van vaste activa.
Toegevoegde waarde uit inkomensvorming
De opbouw van de totaal toegevoegde waarde vanuit de inkomens uit productie. Deze bestaan uit de beloning van werknemers en het exploitatieoverschot/gemengd inkomen. Om uit te komen op de totaal toegevoegde waarde tegen basisprijzen moet het saldo van de niet-productgebonden belastingen en subsidies hierbij worden opgeteld.
Waarde in werkelijke prijzen
De bedragen zijn uitgedrukt in prijzen van de betreffende verslagperiode. Dit in tegenstelling tot zogeheten constante prijzen, waarbij bedragen zijn uitgedrukt in prijzen van een bepaalde basisperiode.
Beloning van werknemers
De totale vergoeding, in geld of in natura, die door een werkgever aan een werknemer verschuldigd is voor de arbeid die deze tijdens een verslagperiode heeft verricht. De beloning van werknemers is gelijk aan het totaal van lonen en sociale premies ten laste van werkgevers.
Totaal
Lonen
De vergoedingen voor de werknemer, die in een bepaalde periode arbeid verricht, en die ten laste komen van de werkgever, inclusief de door de werkgever ingehouden loonbelasting en de sociale premies die ten laste komen van de werknemer. De belangrijkste vorm van loon is ‘loon in geld’ (inclusief de ingehouden loonbelasting en werknemerspremies). Dit loon omvat het basis bruto loon, premies, provisies, toeslagen, overwerkloon, gevarengeld, bijzondere beloningen en fooien, maar ook onkostenvergoedingen in verband met de dienstbetrekking (zoals een vergoeding of tegemoetkoming voor de kosten van woon-werkverkeer). Bijzondere beloningen omvatten vakantiegeld, tantième, gratificaties, winstuitkeringen en een dertiende of veertiende maand. Doorbetaald loon bij ziekte behoort niet tot de lonen, maar wordt toegerekend aan de sociale premies t.l.v. werkgevers. Naast ‘loon in geld’ kan ‘loon in natura’ onderdeel van het loon uitmaken, als dit voor de werknemer een voordeel uit dienstbetrekking is. Voorbeelden van loon in natura zijn het privégebruik van de auto van de zaak, dienstwoningen, het rentevoordeel van geldleningen, tegen korting of gratis verkregen producten van de zaak en werkgeversbijdragen aan kinderopvang.
Sociale premies t.l.v. werkgevers
De sociale premies ten laste van de werkgever hebben betrekking op de werkgeversbijdragen in het kader van de sociale zekerheid. De sociale premies ten laste van werkgevers kunnen onderverdeeld worden in werkelijke sociale premies t.l.v. werkgevers en toegerekende sociale premies t.l.v. werkgevers. De werkelijke sociale premies t.l.v. werkgevers omvatten alle premies voor de wettelijke sociale verzekering en de particuliere sociale premies (waaronder pensioenpremies t.l.v. werkgevers). De toegerekende sociale premies t.l.v. werkgevers zijn rechtstreekse sociale uitkeringen door werkgevers aan (voormalige) werknemers zonder tussenkomst van andere institutionele eenheden of fondsen. Het merendeel bestaat uit doorbetaalde lonen bij ziekte.
Exploitatieoverschot
Bruto-exploitatieoverschot / gemengd inkomen.
Het saldo dat resteert nadat de toegevoegde waarde tegen basisprijzen is verminderd met de beloning van werknemers en het saldo van belastingen en subsidies op productie en invoer. Bij zelfstandigen (die deel uitmaken van de sector huishoudens) wordt dit saldo gemengd inkomen genoemd omdat het ook de beloning voor de door hen geleverde arbeid bevat.

In de nationale rekeningen betekent ‘bruto’ vóór aftrek van het verbruik van vaste activa (afschrijvingen) en ‘netto’ na aftrek van het verbruik van vaste activa.
Bruto
Verbruik van vaste activa (-)
De waardevermindering van vaste activa (productiemiddelen) in eigendom als gevolg van normale slijtage en economische veroudering. Ook wel afschrijvingen genoemd.

Bij het berekenen van het verbruik van vaste activa wordt gebruik gemaakt van de PIM methode (perpetual inventory method). Deze methode gaat uit van de waarde van de aan het begin van een jaar aanwezige kapitaalgoederenvoorraad, die op vervangingswaarde wordt gebracht door te corrigeren voor de prijsveranderingen van vergelijkbare kapitaalgoederen in het verslagjaar. Hieraan worden de investeringen in vaste activa van dat jaar toegevoegd en vervolgens wordt de waarde van de buiten gebruik gestelde activa erop in mindering gebracht. Aldus wordt de waarde van de kapitaalgoederenvoorraad aan het eind van het jaar verkregen. Vervolgens wordt via een afschrijvingspercentage de afschrijvingen bepaald. De als hierboven beschreven afschrijvingen behoeven niet overeen te stemmen met de bedrijfseconomische afschrijvingen die zijn vastgesteld op basis van historische kostprijs of fiscale levensduur.
Netto
Netto-exploitatieoverschot.
Het bruto-exploitatieoverschot verminderd met het verbruik van vaste activa. Uit het bruto-exploitatieoverschot moeten het verbruik van vaste activa worden bekostigd.
Niet-productgebonden belastingen, sub...
Het saldo van de niet-productgebonden belastingen en de niet-productgebonden subsidies.
Saldo
Het saldo van de niet-productgebonden belastingen en de niet-productgebonden subsidies.
Niet-productgebonden belastingen
Dit zijn de belastingen op productie die producenten moeten betalen, ongeacht de hoeveelheid of de waarde van de geproduceerde of verkochte producten. Voorbeelden hiervan zijn de onroerendezaakbelasting, reinigingsrechten en rioolrechten betaald door producenten.
Niet-productgebonden subsidies (-)
Onder subsidies die niet-productgebonden zijn, vallen de subsidies op productie, die niet direct gerelateerd zijn aan de waarde of de hoeveelheid geproduceerde en verkochte producten. Het betreft vooral landbouwsubsidies, subsidies op R&D en loonsubsidies.
Bruto toegevoegde waarde basisprijzen
De waarde van alle geproduceerde goederen en diensten (de productiewaarde of output) minus de waarde van goederen en diensten die tijdens deze productie zijn opgebruikt ( het intermediair verbruik). De toegevoegde waarde is daarbij uitgedrukt in basisprijzen, de prijzen zijn die door producenten zijn ervaren. Inbegrepen is de toegevoegde waarde van alle in Nederland opererende bedrijfseenheden, dus ook degenen die in buitenlandse handen zijn. Ook overheidsinstanties en andere niet-commerciële instanties behoren hiertoe.

In de nationale rekeningen betekent 'bruto' vóór aftrek van het verbruik van vaste activa (afschrijvingen) en 'netto' na aftrek van het verbruik van vaste activa.