Onderwijsuitgaven per einddiploma; standaard route 1998-2015

Onderwijsuitgaven per einddiploma; standaard route 1998-2015

Einddiploma Perioden Totale uitgaven (1 000 euro) Uitgaven basisonderwijs (bao) (1 000 euro) Uitgaven secundair onderwijs Totaal secundair onderwijs (1 000 euro) Uitgaven secundair onderwijs Voortgezet onderwijs (vo) Totaal voortgezet onderwijs (1 000 euro) Uitgaven secundair onderwijs Voortgezet onderwijs (vo) Algemeen vormend onderwijs (avo) (1 000 euro) Uitgaven secundair onderwijs Voortgezet onderwijs (vo) Vmbo (1 000 euro) Uitgaven secundair onderwijs Voortgezet onderwijs (vo) Havo (1 000 euro) Uitgaven secundair onderwijs Voortgezet onderwijs (vo) Vwo (1 000 euro) Uitgaven secundair onderwijs Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie Totaal bve (1 000 euro) Uitgaven secundair onderwijs Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie Mbo-bbl (1 000 euro) Uitgaven secundair onderwijs Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie Mbo-bol (1 000 euro) Uitgaven tertiair onderwijs Totaal tertiair onderwijs (1 000 euro) Uitgaven tertiair onderwijs Hbo-voltijd (1 000 euro) Uitgaven tertiair onderwijs Wo-voltijd (1 000 euro)
Primair onderwijs 2015* 51,6 51,6
Vmbo 2015* 86,2 52,1 34,1 34,1 16,9 17,2
Havo 2015* 95,2 51,1 44,1 44,1 17,7 26,5
Vwo 2015* 101,4 50,3 51,0 51,0 17,1 33,9
Mbo-bbl2 2015* 123,4 52,1 71,2 34,1 16,9 17,2 37,1 30,6 6,6
Mbo-bbl3 2015* 144,3 52,1 92,2 34,1 16,9 17,2 58,1 46,4 11,7
Mbo-bbl4 2015* 156,3 52,1 104,2 34,1 16,9 17,2 70,1 50,3 19,7
Mbo-bol2 2015* 114,6 52,1 62,5 34,1 16,9 17,2 28,4 0,8 27,6
Mbo-bol3 2015* 126,9 52,1 74,8 34,1 16,9 17,2 40,7 0,5 40,2
Mbo-bol4 2015* 133,6 52,1 81,5 34,1 16,9 17,2 47,4 0,4 47,0
Hbo 2015* 143,4 51,1 44,1 44,1 17,7 26,5 48,2 48,2
Wo (bachelor) 2015* 140,1 50,3 51,0 51,0 17,1 33,9 38,7 38,7
Wo (master) 2015* 156,7 50,3 51,0 51,0 17,1 33,9 55,4 55,4
Bron: CBS.
Verklaring van tekens

Tabeltoelichting


Deze tabel geeft een overzicht van uitgaven aan opleidingen die zijn gevolgd via de standaardroute naar een bepaald einddiploma. Dit is het hoogst behaalde diploma dat is behaald na het volgen van door de overheid bekostigd regulier onderwijs. Het gaat hierbij om uitgaven van overheden, huishoudens, bedrijven en non-profit instellingen aan onderwijsinstellingen en de zogenaamde apparaatskosten. Uitgaven die huishoudens doen buiten de onderwijsinstellingen om - zoals voor boeken en leermiddelen - blijven buiten beschouwing. In deze tabel tellen alleen opleidingen mee die zijn gevolgd binnen een doorlopende leerlijn naar een einddiploma. De standaard route verschilt in tijdsduur van het begrip “nominale route” doordat er ook rekening is gehouden met vertragende of versnellende factoren (bijvoorbeeld doubleren of klas overslaan).

Gegevens beschikbaar van 1998 tot en met 2015

Status van de cijfers:
De uitkomsten van 1998 tot en met 2014 zijn definitief, de uitkomsten van 2015 zijn voorlopig. Aangezien deze tabel is stopgezet, worden de gegevens niet meer definitief gemaakt.

Wijzigingen per 21 december 2016:
Geen, deze tabel is stopgezet.

Wanneer komen er nieuwe cijfers?
Door het wegvallen van financiering komen voor deze statistiek geen nieuwe gegevens meer beschikbaar vanaf 1 januari 2017. Voor meer informatie zie de link in paragraaf 3.

Toelichting onderwerpen

Totale uitgaven
De uitgaven die nodig zijn om iemand op te leiden tot een bepaald diploma in het door de overheid bekostigde reguliere onderwijs. Het gaat om de uitgaven van de overheid en de private sector aan onderwijsinstellingen voor de onderwijskundige diensten, de aanvullende niet-onderwijskundige diensten (vervoerskosten, studentenvoorzieningen e.d.) die de onderwijsinstellingen leveren en de zogenoemde apparaatskosten, exclusief uitgaven voor R&D.

De tabel geeft geen historisch overzicht van de uitgaven gedurende een onderwijstraject. Per jaar laten de uitkomsten zien wat het complete opleidingstraject in elke fase van het onderwijs naar een bepaald einddiploma kost. Dit is berekend aan de hand van de onderwijsfinanciering en de werking van het onderwijssysteem in het betreffende jaar.
Uitgaven basisonderwijs (bao)
Basisonderwijs (bao) zoals opgenomen in de Wet Primair Onderwijs (WPO). Het reguliere basisonderwijs is bedoeld voor kinderen van 4 t/m 12 jaar.

Het betreft in deze statistiek alleen het door de overheid bekostigde onderwijs. Zowel in het primair onderwijs als in het secundair onderwijs zijn er leerlingen die speciaal onderwijs krijgen vanwege een lichamelijke of verstandelijke handicap of vanwege ernstige gedrags- en/of leerproblemen. Afhankelijk van de leeftijd van deze leerlingen worden ze ingedeeld bij het primair onderwijs of het secundair onderwijs. Leerlingen van 4 tot ongeveer 12 jaar behoren tot het primair onderwijs. Leerlingen boven de 12 jaar behoren tot het secundair onderwijs.
Uitgaven secundair onderwijs
Deze categorie omvat het voortgezet onderwijs, middelbaar beroepsonderwijs en de volwasseneneducatie. Het betreft in deze statistiek alleen het door de overheid bekostigde onderwijs. Zowel in het primair onderwijs als in het secundair onderwijs zijn er leerlingen
die speciaal onderwijs krijgen vanwege een lichamelijke of verstandelijke handicap of vanwege ernstige gedrags- en/of leerproblemen. Afhankelijk van de leeftijd van deze leerlingen worden ze ingedeeld bij het primair onderwijs of het secundair onderwijs. Leerlingen van 4 tot ongeveer 12 jaar behoren tot het primair onderwijs en vallen onder de term: speciaal onderwijs. Leerlingen boven de 12 jaar behoren tot het secundair onderwijs
en vallen onder de term: voortgezet onderwijs.
Totaal secundair onderwijs
Voortgezet onderwijs (vo)
Voortgezet onderwijs (vo), zoals opgenomen in de Wet op het voortgezet onderwijs (wvo). In deze tabel is onder het voortgezet onderwijs ook het voortgezet speciaal onderwijs zoals bedoeld in de Wet op de Expertisecentra opgenomen.
Totaal voortgezet onderwijs
Algemeen vormend onderwijs (avo)
Algemeen vormend onderwijs (avo) is de verzamelterm voor mavo (theoretische en gemengde leerweg vmbo), havo en vwo. Bij de berekening van de uitgaven per diploma worden de eerste twee jaren van deze onderwijsvormen apart aangeduid als avo.
Vmbo
Voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs (vmbo) is in 2002 ontstaan door het samenvoegen van het middelbaar algemeen voortgezet onderwijs (mavo), het voorbereidend beroepsonderwijs (vbo) en het individueel voorbereidend beroepsonderwijs (ivbo). In het vmbo kunnen vier leerwegen worden gevolgd: de theoretische leerweg, de gemengde leerweg, de kaderberoepsgerichte leerweg en de basisberoepsgerichte leerweg.
Voor de berekening van de uitgaven per diploma worden de mavo, het vbo en het ivbo geacht sinds 1998 te zijn samengevoegd.
Bij de berekening van de uitgaven per diploma worden de eerste twee jaren van het vmbo apart aangeduid als avo.
Havo
Hoger algemeen vormend onderwijs (havo) is bestemd voor leerlingen van 12 tot ongeveer 17 jaar en heeft een duur van vijf jaar. Het bereidt voor op het hoger beroepsonderwijs (hbo), maar gediplomeerden kunnen ook doorstromen naar het vijfde leerjaar van het voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (vwo). Bij de berekening van de uitgaven per diploma worden de eerste twee jaren van het havo apart aangeduid als avo.
Vwo
Voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (vwo) is bestemd voor leerlingen van 12 tot ongeveer 18 jaar en heeft een duur van zes jaar. Hiertoe behoren de schooltypen gymnasium (klassieke talen verplicht), atheneum (zonder klassieke talen) en lyceum (klassieke talen als keuze). Het onderwijs geeft toegang tot het hoger beroepsonderwijs (hbo) en het wetenschappelijk onderwijs (wo). Bij de berekening van de uitgaven per diploma worden de eerste twee jaren van het vwo apart aangeduid als avo.
Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie
Beroepsonderwijs en Volwasseneneducatie (bve) omvat het middelbaar beroepsonderwijs en de volwasseneneducatie.
Tot het mbo behoren de beroepsopleidingen volgens de kwalificatiestructuur van de Wet Educatie en Beroepsonderwijs, die door ROC's, AOC's en vakscholen worden aangeboden. Tevens behoren hiertoe de vergelijkbare oudere opleidingen.
Volwasseneneducatie is tweedekansonderwijs, waarbij (jong)volwassenen alsnog hun diploma of een deelcertificaat op het niveau van de theoretische leerweg van het voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs (vmbo, voorheen mavo), hoger algemeen voortgezet onderwijs (havo) of het voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (vwo) kunnen behalen. Bij de berekening van de uitgaven per diploma telt deze onderwijsvorm alleen mee als het onderdeel is van een doorlopende leerlijn naar een diploma.
Totaal bve
Totaal beroepsonderwijs en volwasseneneducatie (bve).
Mbo-bbl
De beroepsbegeleidende leerweg (bbl) is een van de twee leerwegen waarop een mbo-opleiding in het kader van de WEB (Wet Educatie en Beroepsonderwijs) kan worden gevolgd. In deze leerweg wordt meer dan 60 procent van de totale opleidingsduur besteed aan werkend leren (stage) in de praktijk van een bedrijf of instelling. De bbl is uitsluitend toegankelijk voor personen van 16 jaar en ouder. Opleidingen volgens deze leerweg zijn te vergelijken met de opleidingen van het vroegere leerlingwezen.
Mbo-bol
De beroepsopleidende leerweg (bol) is een van de twee manieren waarop een mbo-opleiding in het kader van de WEB (Wet Educatie en Beroepsonderwijs) kan worden gevolgd. In deze leerweg wordt 20 tot 60% van de totale opleidingsduur besteed aan een stage in de praktijk van een bedrijf of instelling.
Uitgaven tertiair onderwijs
Deze categorie omvat het hoger beroepsonderwijs en het wetenschappelijk onderwijs. Bij de berekening van de uitgaven per diploma wordt onderwijs aan promovendi buiten beschouwing gelaten.
Totaal tertiair onderwijs
Hbo-voltijd
Hoger beroepsonderwijs voltijd (hbo-voltijd).
Dagonderwijs, dat op doordeweekse dagen wordt gegeven. In het hbo vallen de opleidingen die als dagonderwijs worden aangeboden onder het voltijdonderwijs.

Hoger beroepsonderwijs (hbo) leidt studenten op naar een bachelor- of masterdiploma. In de meeste gevallen wordt het onderwijs verzorgd door hogescholen, maar ook andere instellingen kunnen dit onderwijsniveau verzorgen. In tegenstelling tot het wetenschappelijk onderwijs is het hbo, naast de overdracht van vaktheoretische kennis, vooral gericht op de ontwikkeling van vaardigheden die aansluiten op de beroepspraktijk. De hbo bachelor- en masterdiploma's zijn bij de berekening van de uitgaven per diploma als één categorie opgenomen.

Wo-voltijd
Wetenschappelijk onderwijs voltijd (wo-voltijd).
Dagonderwijs, dat op doordeweekse dagen wordt gegeven. In het wo vallen de opleidingen die als dagonderwijs worden aangeboden onder het voltijdonderwijs.

Wetenschappelijk onderwijs (wo) wordt verzorgd door universiteiten en aanverwante instellingen (KIM, KMA) en het beoogt studenten op te leiden voor een masterdiploma (of in het verleden: doctoraal diploma). In tegenstelling tot het hbo heeft het wo een academische oriëntatie. Het bereidt voor op het zelfstandig kunnen doen van onderzoek en het op wetenschappelijk niveau oplossen van vraagstukken. De wo bachelor- en masterdiploma's zijn bij de berekening van de uitgaven per diploma als twee aparte categorieën opgenomen, omdat ook de bachelor als einddiploma kan gelden.