Financieel risico hypotheekschuld; eigenwoningbezitters, 2006-2015

Financieel risico hypotheekschuld; eigenwoningbezitters, 2006-2015

Huishoudenskenmerken Perioden Eigenaar-bewoner, totaal Aantal huishoudens (x 1 000) Eigenaar-bewoner, totaal Bruto-inkomen (1 000 euro) Eigenaar-bewoner, totaal Besteedbaar inkomen (1 000 euro) Eigenaar-bewoner, totaal Schuldrisico-indicator eigenwoningbezit Hypotheekschuld / bruto-inkomen (%) Eigenaar-bewoner, totaal Schuldrisico-indicator eigenwoningbezit Hypotheekschuld / besteedbaar inkomen (%) Eigenaar-bewoner, totaal Aantal huishoudens naar schuldrisico Hypotheekschuld / bruto-inkomen Geen schuld (x 1 000) Eigenaar-bewoner, totaal Aantal huishoudens naar schuldrisico Hypotheekschuld / bruto-inkomen 0 tot 2 (x 1 000) Eigenaar-bewoner, totaal Aantal huishoudens naar schuldrisico Hypotheekschuld / bruto-inkomen 2 tot 4 (x 1 000) Eigenaar-bewoner, totaal Aantal huishoudens naar schuldrisico Hypotheekschuld / bruto-inkomen 4 of hoger (x 1 000) Eigenaar-bewoner, totaal Aantal huishoudens naar schuldrisico Hypotheekschuld / besteedbaar inkomen Geen schuld (x 1 000) Eigenaar-bewoner, totaal Aantal huishoudens naar schuldrisico Hypotheekschuld / besteedbaar inkomen 0 tot 3,5 (x 1 000) Eigenaar-bewoner, totaal Aantal huishoudens naar schuldrisico Hypotheekschuld / besteedbaar inkomen 3,5 tot 7 (x 1 000) Eigenaar-bewoner, totaal Aantal huishoudens naar schuldrisico Hypotheekschuld / besteedbaar inkomen 7 of hoger (x 1 000) Eigenaar-bewoner met hypotheekschuld Aantal huishoudens (x 1 000) Eigenaar-bewoner met hypotheekschuld Bruto-inkomen (1 000 euro) Eigenaar-bewoner met hypotheekschuld Besteedbaar inkomen (1 000 euro) Eigenaar-bewoner met hypotheekschuld Schuldrisico-indicator eigenwoningbezit Hypotheekschuld / bruto-inkomen (%) Eigenaar-bewoner met hypotheekschuld Schuldrisico-indicator eigenwoningbezit Hypotheekschuld / besteedbaar inkomen (%) Eigenaar-bewoner zonder hypotheekschuld Aantal huishoudens (x 1 000) Eigenaar-bewoner zonder hypotheekschuld Bruto-inkomen (1 000 euro) Eigenaar-bewoner zonder hypotheekschuld Besteedbaar inkomen (1 000 euro)
Totaal particuliere huishoudens 2015 4.345 77,9 44,0 2,0 3,5 815 1.384 1.542 604 815 1.366 1.595 569 3.530 81,3 45,0 2,3 4,2 815 63,4 40,0
Totaal eenpersoonshuishouden 2015 970 45,7 26,4 2,2 3,9 287 180 306 196 287 180 291 211 683 47,9 26,3 3,0 5,5 287 40,5 26,6
Totaal meerpersoonshuishouden 2015 3.375 87,2 49,1 1,9 3,4 528 1.203 1.236 408 528 1.186 1.304 358 2.847 89,2 49,4 2,2 4,0 528 75,9 47,3
Totaal eenouderhuishouden 2015 214 59,7 35,0 2,4 4,2 37 49 75 53 37 52 78 46 177 59,8 34,6 3,0 5,1 37 59,0 37,1
Overig meerpersoonshuishouden 2015 76 103,9 61,5 1,9 3,2 13 29 23 10 13 31 22 9 62 107,4 62,4 2,2 3,9 13 . .
1. Inkomen uit arbeid 2015 2.461 89,4 46,1 2,1 4,0 198 876 1.102 284 198 757 1.158 348 2.263 89,2 45,9 2,3 4,4 198 91,6 47,7
1.3 Overig inkomen uit arbeid 2015 116 106,2 60,7 3,2 5,5 14 26 35 41 14 27 36 38 102 104,9 60,6 3,6 6,3 14 . .
2. Inkomen uit eigen onderneming 2015 728 91,5 57,1 2,1 3,3 145 195 222 166 145 226 236 122 583 92,3 57,2 2,6 4,1 145 88,5 57,0
3. Overdrachtsinkomen 2015 1.156 45,0 31,5 1,5 2,1 472 312 219 154 472 383 202 100 684 45,7 31,5 2,5 3,6 472 43,9 31,5
3.1 Uitkering inkomensverzekering 2015 1.134 45,4 31,8 1,5 2,1 465 309 216 144 465 380 198 92 669 46,3 31,8 2,4 3,6 465 44,1 31,7
3.1.3 Uitkering ouderdom/nabestaanden 2015 1.005 45,8 32,6 1,3 1,9 443 277 179 106 443 345 160 57 562 47,0 33,1 2,3 3,3 443 44,2 32,0
3.3 Overig overdrachtsinkomen 2015 6 . . . . 2 1 1 2 2 1 1 1 3 . . . . 2 . .
Besteedbaar inkomen: 1e 25%-groep 2015 1.086 30,1 19,5 3,3 5,0 299 158 299 330 299 195 294 299 787 31,8 19,7 4,2 6,9 299 25,7 18,8
Besteedbaar inkomen: 2e 25%-groep 2015 1.086 53,8 32,6 2,3 3,9 208 273 455 150 208 289 457 133 879 55,4 32,7 2,8 4,8 208 47,1 32,2
Besteedbaar inkomen: 3e 25%-groep 2015 1.086 79,5 44,9 2,1 3,7 148 386 474 79 148 371 487 81 939 80,9 45,0 2,3 4,2 148 70,5 44,4
Besteedbaar inkomen: 4e 25%-groep 2015 1.086 148,2 79,2 1,5 2,9 160 567 314 45 160 512 357 57 926 148,2 78,0 1,8 3,4 160 148,8 85,7
Bron: CBS.
Verklaring van tekens

Tabeltoelichting


Deze tabel bevat gegevens over het financieel risico van eigenwoningbezitters door hypotheekschuld, gemiddelde woningwaarde en inkomen aan elkaar te relateren. Peildatum is 1 januari van het verslagjaar. Het inkomen heeft betrekking op het voorgaande verslagjaar.

De tabel bevat drie kengetallen voor het financieel risico van eigen woningbezit:
- hypotheekschuld / woningwaarde,
- hypotheekschuld / bruto-inkomen en
- hypotheekschuld / besteedbaar inkomen.

Het eerste verhoudingsgetal wordt ook wel Loan-To-Value (LTV) genoemd, terwijl de andere twee bekend zijn als Loan-to-Income ratio's (LTI).

Gegevens beschikbaar van 2006 t/m 2015.

Status van de cijfers
De cijfers over de jaren 2006 - 2015 zijn definitief.

Wijzigen per 10 april 2018
Geen, deze tabel is stopgezet.

Wanneer komen er nieuwe cijfers?
Niet meer van toepassing.
Vanwege een herziening van de inkomensstatistiek wordt deze tabel vervangen. Nieuwe cijfers worden gepubliceerd onder het thema Inkomen en bestedingen, zie hieronder bij koppelingen.

Toelichting onderwerpen

Eigenaar-bewoner, totaal
Huishoudens die een eigen woning bezitten welke gebruikt wordt als hoofdverblijf.
Aantal huishoudens
Aantal particuliere huishoudens met een eigen woning op 1 januari van het verslagjaar.
Bruto-inkomen
Gemiddeld bruto-inkomen per huishouden van het voorgaande verslagjaar.
---
Het bruto-inkomen bestaat uit het primair inkomen verhoogd met:
- uitkeringen inkomensverzekering zoals uitkeringen ingevolge de Werkloosheidswet (WW), de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) en de Algemene Ouderdomswet (AOW),
- uitkeringen sociale voorziening zoals de Bijstandsuitkering,
- gebonden overdrachten zoals huursubsidie en tegemoetkoming studiekosten, en
- ontvangen inkomensoverdrachten zoals alimentatie van de ex-echtgeno(o)t(e).
Besteedbaar inkomen
Gemiddeld besteedbaar inkomen per huishouden van het voorgaande verslagjaar .
---
Het besteedbaar inkomen bestaat uit het bruto-inkomen verminderd met
- betaalde inkomensoverdrachten zoals alimentatie van de ex-echtgeno(o)t(e),
- premies inkomensverzekeringen zoals premies betaald voor sociale verzekeringen, volksverzekeringen en particuliere verzekeringen in verband met werkloosheid, arbeidsongeschiktheid en ouderdom en nabestaanden,
- premies ziektekostenverzekeringen, en
- belastingen op inkomen en vermogen.
Schuldrisico-indicator eigenwoningbezit
Deze verhoudingsgetallen geven een indicatie van het financiële risico dat eigenaar-bewoners lopen door het hebben van een hypotheekschuld.
---
Drie kengetallen worden onderscheiden:
-hypotheekschuld / woningwaarde (LTV),
-hypotheekschuld / bruto-inkomen (LTI) en
-hypotheekschuld / besteedbaar inkomen (LTI).

Hypotheekschuld / bruto-inkomen
Verhouding tussen gemiddelde hypotheekschuld van de eigen woning en gemiddeld bruto inkomen.
---
Ook wel bekend als Loan-To-Income (LTI), waarbij hier gekozen is voor het 'bruto-inkomen'. Dit verhoudingsgetal hangt samen met het kunnen dragen van de maandelijkse hypotheeklasten (betalingsrisico).
---
Een LTI gelijk aan 0 komt overeen met een eigen woning waarop geen hypotheek rust. Als er wel een hypotheekschuld bestaat, dan geldt 'hoe lager het inkomen, hoe hoger de LTI en hoe hoger het betalingsrisico'.
Een grove vuistregel: er is sprake van een relatief groot betalingsrisico voor een eigenaar-bewoner als de LTI groter is dan 4. Deze indicatieve grenswaarde geldt alleen bij het gebruik van het 'bruto-inkomen'. Bij een ander inkomensbegrip zoals bijvoorbeeld het besteedbaar inkomen hoort een andere grenswaarde.
Rekenvoorbeeld:
Hypotheekschuld is 2 ton en het bruto-inkomen is 60 duizend euro.
De LTI is dan gelijk aan 3,3.
Hypotheekschuld / besteedbaar inkomen
Verhouding tussen gemiddelde hypotheekschuld van de eigen woning en gemiddeld besteedbaar inkomen.
---
Ook wel bekend als Loan-To-Income (LTI), waarbij hier gekozen is voor het 'besteedbaar inkomen'. Dit verhoudingsgetal hangt samen met het kunnen dragen van de maandelijkse hypotheeklasten (betalingsrisico).
---
Een LTI gelijk aan 0 komt overeen met een eigen woning waarop geen hypotheek rust. Als er wel een hypotheekschuld bestaat, dan geldt 'hoe lager het inkomen, hoe hoger de LTI en hoe hoger het betalingsrisico'.
Een grove vuistregel: er is sprake van een groot betalingsrisico voor een eigenaar-bewoner als de LTI groter is dan 7. Deze indicatieve grenswaarde geldt alleen bij het gebruik van het 'besteedbaar inkomen'. Bij een ander inkomensbegrip zoals bijvoorbeeld het bruto inkomen hoort een andere grenswaarde.
Rekenvoorbeeld:
Hypotheekschuld is 2 ton en Besteedbaar inkomen is 35 duizend euro.
De LTI is dan gelijk aan 5,7.
Aantal huishoudens naar schuldrisico
Hypotheekschuld / bruto-inkomen
Verhouding tussen gemiddelde hypotheekschuld van de eigen woning en gemiddeld bruto inkomen.
---
Ook wel bekend als Loan-To-Income (LTI), waarbij hier gekozen is voor het 'bruto-inkomen'. Dit verhoudingsgetal hangt samen met het kunnen dragen van de maandelijkse hypotheeklasten (betalingsrisico).
---
Een LTI gelijk aan 0 komt overeen met een eigen woning waarop geen hypotheek rust. Als er wel een hypotheekschuld bestaat, dan geldt 'hoe lager het inkomen, hoe hoger de LTI en hoe hoger het betalingsrisico'.
Een grove vuistregel: er is sprake van een relatief groot betalingsrisico voor een eigenaar-bewoner als de LTI groter is dan 4. Deze indicatieve grenswaarde geldt alleen bij het gebruik van het 'bruto-inkomen'. Bij een ander inkomensbegrip zoals bijvoorbeeld het besteedbaar inkomen hoort een andere grenswaarde.
Rekenvoorbeeld:
Hypotheekschuld is 2 ton en het bruto-inkomen is 60 duizend euro.
De LTI is dan gelijk aan 3,3.
Geen schuld
Klassen van de schuldindicator Hypotheekschuld / Bruto-inkomen (Loan-To-Income (LTI)).
0 tot 2
Klassen van de schuldindicator Hypotheekschuld / Bruto-inkomen (Loan-To-Income (LTI)).
2 tot 4
Klassen van de schuldindicator Hypotheekschuld / Bruto-inkomen (Loan-To-Income (LTI)).
4 of hoger
Klassen van de schuldindicator Hypotheekschuld / Bruto-inkomen (Loan-To-Income (LTI)).
Hypotheekschuld / besteedbaar inkomen
Verhouding tussen gemiddelde hypotheekschuld van de eigen woning en gemiddeld besteedbaar inkomen.
---
Ook wel bekend als Loan-To-Income (LTI), waarbij hier gekozen is voor het 'besteedbaar inkomen'. Dit verhoudingsgetal hangt samen met het kunnen dragen van de maandelijkse hypotheeklasten (betalingsrisico).
---
Een LTI gelijk aan 0 komt overeen met een eigen woning waarop geen hypotheek rust. Als er wel een hypotheekschuld bestaat, dan geldt 'hoe lager het inkomen, hoe hoger de LTI en hoe hoger het betalingsrisico'.
Een grove vuistregel: er is sprake van een groot betalingsrisico voor een eigenaar-bewoner als de LTI groter is dan 7. Deze indicatieve grenswaarde geldt alleen bij het gebruik van het 'besteedbaar inkomen'. Bij een ander inkomensbegrip zoals bijvoorbeeld het bruto inkomen hoort een andere grenswaarde.
Rekenvoorbeeld:
Hypotheekschuld is 2 ton en Besteedbaar inkomen is 35 duizend euro.
De LTI is dan gelijk aan 5,7.
Geen schuld
Klassen van de schuldindicator Hypotheekschuld / Besteedbaar inkomen (Loan-To-Income (LTI)).
0 tot 3,5
Klassen van de schuldindicator Hypotheekschuld / Besteedbaar inkomen (Loan-To-Income (LTI)).
3,5 tot 7
Klassen van de schuldindicator Hypotheekschuld / Besteedbaar inkomen (Loan-To-Income (LTI)).
7 of hoger
Klassen van de schuldindicator Hypotheekschuld / Besteedbaar inkomen (Loan-To-Income (LTI)).
Eigenaar-bewoner met hypotheekschuld
Huishoudens die een eigen woning bezitten (welke gebruikt wordt als hoofdverblijf) met hypotheekschuld op de eigen woning.
Aantal huishoudens
Aantal particuliere huishoudens met een eigen woning op 1 januari van het verslagjaar.
Bruto-inkomen
Gemiddeld bruto-inkomen per huishouden van het voorgaande verslagjaar.
---
Het bruto-inkomen bestaat uit het primair inkomen verhoogd met:
- uitkeringen inkomensverzekering zoals uitkeringen ingevolge de Werkloosheidswet (WW), de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) en de Algemene Ouderdomswet (AOW),
- uitkeringen sociale voorziening zoals de Bijstandsuitkering,
- gebonden overdrachten zoals huursubsidie en tegemoetkoming studiekosten, en
- ontvangen inkomensoverdrachten zoals alimentatie van de ex-echtgeno(o)t(e).
Besteedbaar inkomen
Gemiddeld besteedbaar inkomen per huishouden van het voorgaande verslagjaar .
---
Het besteedbaar inkomen bestaat uit het bruto-inkomen verminderd met
- betaalde inkomensoverdrachten zoals alimentatie van de ex-echtgeno(o)t(e),
- premies inkomensverzekeringen zoals premies betaald voor sociale verzekeringen, volksverzekeringen en particuliere verzekeringen in verband met werkloosheid, arbeidsongeschiktheid en ouderdom en nabestaanden,
- premies ziektekostenverzekeringen, en
- belastingen op inkomen en vermogen.
Schuldrisico-indicator eigenwoningbezit
Deze verhoudingsgetallen geven een indicatie van het financiële risico dat eigenaar-bewoners lopen door het hebben van een hypotheekschuld.
---
Drie kengetallen worden onderscheiden:
-hypotheekschuld / woningwaarde (LTV),
-hypotheekschuld / bruto-inkomen (LTI) en
-hypotheekschuld / besteedbaar inkomen (LTI).

Hypotheekschuld / bruto-inkomen
Verhouding tussen gemiddelde hypotheekschuld van de eigen woning en gemiddeld bruto inkomen.
---
Ook wel bekend als Loan-To-Income (LTI), waarbij hier gekozen is voor het 'bruto-inkomen'. Dit verhoudingsgetal hangt samen met het kunnen dragen van de maandelijkse hypotheeklasten (betalingsrisico).
---
Een LTI gelijk aan 0 komt overeen met een eigen woning waarop geen hypotheek rust. Als er wel een hypotheekschuld bestaat, dan geldt 'hoe lager het inkomen, hoe hoger de LTI en hoe hoger het betalingsrisico'.
Een grove vuistregel: er is sprake van een relatief groot betalingsrisico voor een eigenaar-bewoner als de LTI groter is dan 4. Deze indicatieve grenswaarde geldt alleen bij het gebruik van het 'bruto-inkomen'. Bij een ander inkomensbegrip zoals bijvoorbeeld het besteedbaar inkomen hoort een andere grenswaarde.
Rekenvoorbeeld:
Hypotheekschuld is 2 ton en het bruto-inkomen is 60 duizend euro.
De LTI is dan gelijk aan 3,3.
Hypotheekschuld / besteedbaar inkomen
Verhouding tussen gemiddelde hypotheekschuld van de eigen woning en gemiddeld besteedbaar inkomen.
---
Ook wel bekend als Loan-To-Income (LTI), waarbij hier gekozen is voor het 'besteedbaar inkomen'. Dit verhoudingsgetal hangt samen met het kunnen dragen van de maandelijkse hypotheeklasten (betalingsrisico).
---
Een LTI gelijk aan 0 komt overeen met een eigen woning waarop geen hypotheek rust. Als er wel een hypotheekschuld bestaat, dan geldt 'hoe lager het inkomen, hoe hoger de LTI en hoe hoger het betalingsrisico'.
Een grove vuistregel: er is sprake van een groot betalingsrisico voor een eigenaar-bewoner als de LTI groter is dan 7. Deze indicatieve grenswaarde geldt alleen bij het gebruik van het 'besteedbaar inkomen'. Bij een ander inkomensbegrip zoals bijvoorbeeld het bruto inkomen hoort een andere grenswaarde.
Rekenvoorbeeld:
Hypotheekschuld is 2 ton en Besteedbaar inkomen is 35 duizend euro.
De LTI is dan gelijk aan 5,7.
Eigenaar-bewoner zonder hypotheekschuld
Huishoudens die een eigen woning bezitten (welke gebruikt wordt als hoofdverblijf) zonder hypotheekschuld op de eigen woning.
Aantal huishoudens
Aantal particuliere huishoudens met een eigen woning op 1 januari van het verslagjaar.
Bruto-inkomen
Gemiddeld bruto-inkomen per huishouden van het voorgaande verslagjaar.
---
Het bruto-inkomen bestaat uit het primair inkomen verhoogd met:
- uitkeringen inkomensverzekering zoals uitkeringen ingevolge de Werkloosheidswet (WW), de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) en de Algemene Ouderdomswet (AOW),
- uitkeringen sociale voorziening zoals de Bijstandsuitkering,
- gebonden overdrachten zoals huursubsidie en tegemoetkoming studiekosten, en
- ontvangen inkomensoverdrachten zoals alimentatie van de ex-echtgeno(o)t(e).
Besteedbaar inkomen
Gemiddeld besteedbaar inkomen per huishouden van het voorgaande verslagjaar .
---
Het besteedbaar inkomen bestaat uit het bruto-inkomen verminderd met
- betaalde inkomensoverdrachten zoals alimentatie van de ex-echtgeno(o)t(e),
- premies inkomensverzekeringen zoals premies betaald voor sociale verzekeringen, volksverzekeringen en particuliere verzekeringen in verband met werkloosheid, arbeidsongeschiktheid en ouderdom en nabestaanden,
- premies ziektekostenverzekeringen, en
- belastingen op inkomen en vermogen.