Sociale Monitor,welvaart en welzijn in de Nederlandse samenleving,1999-2018

Sociale Monitor,welvaart en welzijn in de Nederlandse samenleving,1999-2018

Geslacht Perioden Demografische en economische context Alleenstaanden 30 tot 65 jaar (% van de bevolking 30 tot 65 jaar) Demografische en economische context Mensen die zich gelukkig vinden (% van de bevolking van 18 jaar of ouder) Materiële levensstandaard Gestandaardiseerd huishoudinkomen (1 000 euro per huishouden) Materiële levensstandaard (Zeer) moeilijk rondkomen van hh inkomen (% van de huishoudens) Materiële levensstandaard Huishoudens in langdurige armoede (% van de huishoudens) Materiële levensstandaard Inkomensverdeling particuliere huish. (verhoudingsgetal) Materiële levensstandaard Gemiddeld vermogen van huishoudens (1 000 euro) Economische risico's Werkloosheidsduur langer dan 12 maanden (x 1 000) Gezondheid Overledenen (x 1 000) Sociale verbanden en relaties Onbetaalde arbeid (% van de totale tijdsbesteding) Sociale verbanden en relaties Niet geïsoleerd voelen (% van de bevolking van 15 jaar of ouder) Sociale verbanden en relaties Tevredenheid met vrienden en kennissen (% van de bevolking van 15 jaar of ouder) Sociale verbanden en relaties Bezoekt godsdienstige bijeenkomsten (% van de bevolking van 12 jaar of ouder) Sociale verbanden en relaties Lidmaatschap sportvereniging (% van de bevolking van 6 jaar of ouder) Sociale verbanden en relaties Lidmaatschap hobbyvereniging (% van de bevolking van 18 jaar of ouder) Veiligheid Verkeersdoden (per 100 000) (per 100 000 van de bevolking) Veiligheid Verkeersdoden (aantal) (x 1 000)
Totaal 2018 . . . . . . . . . . . . . . . . .
Mannen 2018 . . . . . . . . . . . . . . . . .
Vrouwen 2018 . . . . . . . . . . . . . . . . .
Bron: CBS.
Verklaring van tekens

Tabeltoelichting


De Sociale Monitor is een verzameling indicatoren die gezamenlijk een beeld schetsen van het welzijn en de welvaart van de Nederlandse bevolking. Deze gegevens hebben betrekking op meerdere aspecten uit het leven van Nederlanders, ingedeeld in een negental thema's, en hoe deze veranderen in de tijd.

Bij de indeling en presentatie van deze gegevens sluiten we aan bij de uitwerking van het aandachtsgebied "kwaliteit van leven" in het Report of the Commission on the Measurement of Economic Performance and Social Progress. Dit Stiglitz-rapport werd geschreven door een commissie die onder leiding stond van de Nobelprijswinnaars Joseph Stiglitz en Amartya Sen en de econoom Jean-Paul Fitousi.

De negen onderscheiden thema's zijn:

1. Demografische en economische context
2. Materiële levensstandaard
3. Economische risico's
4. Opleiding en beroep
5. Gezondheid
6. Maatschappelijke participatie en vertrouwen
7. Sociale verbanden en relaties
8. Veiligheid
9. Milieu en leefomgeving

Voor elk van deze negen thema's zijn enkele voor welvaart en welzijn relevante kerncijfers geselecteerd uit reeds bestaande Statline tabellen. Waar mogelijk wordt daarbij een onderscheid gemaakt naar geslacht. Daarnaast publiceert het CBS op Statline nog een groot aantal andere gegevens over elk van die negen thema's

Gegevens beschikbaar: van 1999 tot en met 2018.

Wijzigingen per 26 februari 2019:
Geen, deze tabel is stopgezet.

Wanneer komen er nieuwe cijfers?
Niet meer van toepassing.

Toelichting onderwerpen

Demografische en economische context
Deze dimensie van welvaart en welzijn omvat de context waarbinnen leven wordt vormgegeven. Het gaat hierbij vooral om demografische kenmerken van personen zoals de uitsplitsing naar leeftijd of migratieachtergrond en de samenstelling van huishoudens. In deze tabel worden de volgende indicatoren van deze dimensie onderscheiden:
- Vergrijzing
- Alleenstaanden
- Personen met een niet-westerse migratieachtergrond
- Totale bevolkingsgroei
- BBP per capita
- Bevolkingsdichtheid
- Onderzoek ontwikkeling (R&D)
- Vrouwen 1e kind
- Gelukkige mensen
- BBP per capita
- Onderzoek ontwikkeling (R&D)
Per indicator is afzonderlijk toegelicht wat hieronder precies wordt verstaan.
Alleenstaanden 30 tot 65 jaar
Percentage alleenstaanden in de bevolking van 30 tot 65 jaar.
Persoon die alléén zichzelf particulier, d.w.z. niet-bedrijfsmatig voorziet van huisvesting en in dagelijkse levensbehoeften.

Een alleenstaande vormt een eenpersoonshuishouden. Tot eenpersoonshuishoudens worden ook personen gerekend die met anderen op eenzelfde adres wonen maar een eigen huishouding voeren. Alleenstaanden worden in alle burgerlijke staten aangetroffen; zo kunnen gehuwden na het stuklopen van hun relatie (in afwachting van een scheiding) alleen wonen.
    
Mensen die zich gelukkig vinden
Het deel van de mensen dat in het Permanent Onderzoek Leefsituatie (POLS, 2003-2012) 'gelukkig' of 'erg gelukkig' heeft geantwoord op de vraag 'in welke mate vindt u zichzelf een gelukkig mens?'.

In 2010 is er een herontwerp van het onderzoek geweest. Dit heeft als gevolg dat de cijfers vanaf dat jaar niet meer helemaal vergelijkbaar zijn met cijfers over eerdere jaren. Voor verslagjaar 2010 zijn er zowel cijfers beschikbaar op basis van de oude methode als op basis van de nieuwe methode. Meer informatie over de nieuwe waarnemingsmethode kunt U vinden in de nota Analyse methodebreuken Gezondheidsenquête bij het herontwerp Persoonsenquête.
Materiële levensstandaard
De materiële levensstandaard is een traditionele, economische maat voor de kwaliteit van leven. Deze dimensie is belangrijk vanwege de toegang die materiële middelen bieden tot consumptie van goederen en diensten binnen de samenleving. Dit draagt bij aan de keuzevrijheid die mensen hebben om hun leven naar eigen wens in te richten.
Gestandaardiseerd huishoudinkomen
Gemiddeld gestandaardiseerde inkomen van particuliere huishoudens.

Gemiddelde gestandaardiseerde inkomen
Het gemiddeld inkomen betreft hier het gestandaardiseerde besteedbaar jaarinkomen. Het besteedbaar inkomen is de som van (bruto)inkomsten uit alle bronnen na aftrek van premies en belastingen. Het gestandaardiseerd inkomen is het besteedbaar inkomen van het huishouden gecorrigeerd voor verschillen in huishoudensamenstelling. Deze correctie vindt plaats met behulp van equivalentiefactoren. In de equivalentiefactor komen de schaalvoordelen tot uitdrukking die het gevolg zijn van het voeren van een gemeenschappelijke huishouding. Met behulp van de equivalentiefactoren worden alle inkomens herleid tot het inkomen van een eenpersoonshuishouden. Op deze wijze zijn de welvaartsniveaus van huishoudens onderling vergelijkbaar gemaakt.
(Zeer) moeilijk rondkomen van hh inkomen
Het percentage huishoudens dat moeilijk kan rondkomen van het huishoudinkomen.

Het percentage huishoudens dat moeilijk kan rondkomen van het huishoudinkomen is gebaseerd op de vraag: 'Hoe goed kunt u rondkomen met het totale netto huishoudinkomen?'. Deze vraag wordt in ieder huishouden door de hoofdkostwinner of diens partner beantwoord. Respondenten kunnen de volgende antwoorden geven: Zeer moeilijk, moeilijk, eerder moeilijk dan gemakkelijk, eerder gemakkelijk dan moeilijk, gemakkelijk en zeer gemakkelijk. In het weergegeven percentage zijn de antwoordmogelijkheden zeer moeilijk en moeilijk samengevoegd.

Huishoudens worden meestal ingedeeld volgens bepaalde maatschappelijke inkomensgrenzen of in inkomensgroepen. Huishoudens hebben echter ook zelf een uitgesproken gevoel of mening over hun inkomenssituatie. Voorbeelden van vragen waaraan een dergelijke beleving van de inkomenssituatie wordt ontleend zijn 'Wat is het minimaal benodigd inkomen?' en 'Kunnen
mensen rondkomen van hun inkomen?'.

Deze vragen waren tot en met het jaar 2002 opgenomen in het Sociaal-economisch panelonderzoek (SEP). Vanaf 2003 zijn deze vragen opgenomen in de vraagmodule Recht en Milieu (REM), onderdeel van het Permanent Onderzoek Leefsituatie (POLS). Vanaf 2005 werden de vragen gesteld in het onderzoek European Union Statistics on Income and Living Conditions' (EU-SILC) oftewel het Sociaal-Economisch Leefsituatie Onderzoek. Dit onderzoek wordt in alle landen van de Europese Unie uitgevoerd.

Vanwege een andere onderzoeksopzet zijn vergelijkingen in de tijd niet goed mogelijk.
Huishoudens in langdurige armoede
Het percentage huishoudens dat 4 jaar of langer een laag inkomen heeft.

De lage-inkomensgrens is vastgesteld op 9.249 euro in prijzen van het jaar 2000. Dit bedrag komt in koopkracht ongeveer overeen met de koopkracht van een bijstandsuitkering voor een alleenstaande in 1979, toen deze op zijn hoogst was. Het inkomensbegrip dat in deze publicatie wordt gehanteerd, is het besteedbaar inkomen verminderd met eventueel ontvangen huursubsidie.

Om te bepalen hoe het inkomen van een huishouden zich verhoudt tot de lage-inkomensgrens, wordt het inkomen van een huishouden gecorrigeerd voor verschillen in huishoudenssamenstelling en voor de prijsontwikkeling. De correctie voor verschillen in samenstelling vindt plaats met behulp van equivalentiefactoren. In de equivalentiefactor komen de schaalvoordelen tot uitdrukking die het gevolg zijn van het voeren van een gemeenschappelijke huishouding. Met behulp van de equivalentiefactoren worden alle inkomens herleid tot het inkomen van een eenpersoonshuishouden. Op deze wijze zijn de inkomensniveaus van huishoudens onderling vergelijkbaar gemaakt.

Vervolgens wordt dit gestandaardiseerde inkomen (zie ook de toelichting bij Gemiddeld inkomen) met behulp van consumenten-prijsindices herleid naar het prijspeil in 2000. Het resulterende inkomen is laag wanneer het minder is dan 9.249 euro.
Inkomensverdeling particuliere huish.
De inkomensverdeling is hier aangegeven als het quotiënt van de som van de gestandaardiseerde huishoudinkomens van de 40% huishoudens met de laagste inkomens en die van de 10% huishoudens met de hoogste inkomens (vermenigvuldigd met 100). Een verhoudingsgetal van 100 geeft aan dat de 40% huishoudens met de laagste inkomens met elkaar evenveel (gestandaardiseerd) inkomen hebben als de 10% hoogste inkomens. Een verhoudingsgetal groter dan 100 geeft aan dat eerstgenoemde groep met elkaar meer inkomen heeft; een verhoudingsgetal kleiner dan 100 geeft aan dat eerstgenoemde groep met elkaar een lager inkomen heeft.

Bij de indeling naar inkomensgroepen zijn huishoudens ingedeeld in groepen van gelijke omvang (10% of 25% van het totaal). De afbakening vindt plaats nadat alle huishoudens op basis van het gestandaardiseerd jaarinkomen zijn gerangschikt van laag naar hoog.

Gemiddelde gestandaardiseerde inkomen
Het besteedbaar inkomen is de som van (bruto)inkomsten uit alle bronnen na aftrek van premies en belastingen. Het gestandaardiseerd inkomen is het besteedbaar inkomen van het huishouden gecorrigeerd voor verschillen in huishoudensamenstelling. Deze correctie vindt plaats met behulp van equivalentiefactoren. In de equivalentiefactor komen de schaalvoordelen tot uitdrukking die het gevolg zijn van het voeren van een gemeenschappelijke huishouding. Met behulp van de equivalentiefactoren worden alle inkomens herleid tot het inkomen van een eenpersoonshuishouden. Op deze wijze zijn de welvaartsniveaus van huishoudens onderling vergelijkbaar gemaakt.
Gemiddeld vermogen van huishoudens
Het gemiddelde vermogen van particuliere huishoudens

Vermogen
Saldo van bezittingen en schulden. Verondersteld is dat elk huishouden wel iets van bezittingen en vermogen heeft in de vorm van een betaalrekening of contant geld.

Bezittingen
Bezittingen zijn bank-, en spaartegoeden, obligaties, aandelen, opties e.d., de eigen woning, ondernemingsvermogen en overige bezittingen.

Schulden
Som van hypotheekschuld in verband met de eigen woning en overige schulden zoals schulden voor consumptiedoeleinden, financiering van aandelen, obligaties of rechten op periodieke uitkeringen, schulden i.v.m. tweede woning of andere onroerende zaken, schulden volgens Wet studiefinanciering.
Economische risico's
Economische risico’s gaan over de onzekerheid die mensen hebben over hun toekomstige materiële situatie. Die onzekerheid kan leiden tot stress en ongerustheid en kan een belemmering vormen voor mensen om bijvoorbeeld te investeren in een opleiding voor zichzelf of voor hun kinderen of in huisvesting.
Werkloosheidsduur langer dan 12 maanden
Het aantal mensen (15 tot 65 jaar) dat 12 maanden of langer aaneengesloten werkloos is.

Iemand is werkloos als hij of zij geen betaald werk heeft of betaald werk heeft voor minder dan twaalf uren per week, en op zoek is naar betaald werk voor twaalf uur of meer en daarvoor direct beschikbaar is.

De werkloosheidsduur geeft het aantal maanden dat een werkloze op het moment van waarnemen al werkloos is. De werkloosheidsduur verschilt van de baanvindduur; De werkloosheidsduur geeft alleen aan hoe lang een persoon al werkloos is, het geeft geen informatie over de duur van het vinden van een baan. Dat laatste wordt weergegeven door de baanvindduur.

De cijfers over werkloosheid en beroepsbevolking zijn bijgesteld als gevolg van een verbetering in de waarneming. De gereviseerde cijfers zijn beschikbaar vanaf 2003. De cijfers van 1996-2002 zijn te raadplegen via het StatLine archief deze zijn door de revisie niet vergelijkbaar met de nieuwe reeks.
Gezondheid
Gezondheid is misschien wel de meest fundamentele component van het menselijke vermogen om dingen te doen of te laten. Gezondheid beïnvloedt zowel de kwantiteit (levensduur) als de kwaliteit van leven.
Overledenen
Het aantal overledenen waarbij een bevoegde arts een overlijdensakte heeft ondertekend.
Sociale verbanden en relaties
Sociale verbanden en relaties zijn op diverse manieren belangrijk voor de kwaliteit van leven. Zo kunnen mensen hun netwerk gebruiken om hun eigen grenzen te verleggen of activiteiten te ondernemen. Tegelijkertijd werkt een netwerk corrigerend op zijn leden. Sociale verbanden en relaties hebben een grote invloed op de perceptie van de kwaliteit van leven. Ook onbetaalde arbeid, zoals het verlenen van informele hulp, het doen van vrijwilligerswerk of de verzorging van kinderen valt binnen deze dimensie, net als huisvesting die onderdeel is van de sociale omgeving.
Onbetaalde arbeid
Aandeel van de tijdsbesteding aan onbetaalde productieve activiteiten in de totale tijdsbesteding van personen van 12 jaar of ouder.

Onbetaalde arbeid omvat huishoudelijke verplichtingen (huishoudelijke werkzaamheden, klussen en karweitjes), verzorging van anderen en vrijwilligerswerk, exclusief de hiermee gemoeide reistijd.

Huishoudelijke werkzaamheden, klussen en karweitjes
Huishoudelijke verplichtingen valt in 1997 uiteen in:
- Boodschappen (winkelen, bank, post e.d.)
- Op afspraak naar (tand)arts, fysiotherapeut, kapper e.d.
- Huishoudelijk werk
- Wassen, strijken en naaien e.d.
- Huisdieren verzorgen
- Onderhoudswerk, klussen, in de tuin werken
Vanaf 1999 werd de categorie 'eten en drinken klaarmaken' toegevoegd.
In 1997 viel dit nog onder persoonlijke verzorging.
Vanaf 1999 werden de categorieën 'schoonmaken in huis' en 'wassen,
strijken en naaien e.d.' samengevoegd.

Vrijwilligerswerk
- Werk voor kerkelijke, politieke organisatie.
- Werk voor organisatie, voor vorming of verzorging.
- Werk voor sportvereniging, culturele vereniging.
Niet geïsoleerd voelen
Percentage personen dat in het Permanent Onderzoek Leefsituatie (POLS) nee antwoordt op het statement: 'Ik voel me van anderen geïsoleerd'.
Tevredenheid met vrienden en kennissen
Percentage personen dat in het Permanent Onderzoek Leefsituatie (POLS) aangeeft buitengewoon of zeer tevreden te zijn met hun vrienden en kennissen.
Bezoekt godsdienstige bijeenkomsten
Percentage personen van 12 jaar of ouder dat in het Permanent Onderzoek Leefsituatie (POLS) aangeeft één keer per maand of vaker een kerkdienst of levensbeschouwelijke bijeenkomst te bezoeken. Het betreft hier het percentage van de bevolking dat én naar de kerk gaat én zich tot een kerkelijke gezindte rekent.
Lidmaatschap sportvereniging
Het aandeel van de bevolking van Nederland van 6 jaar of ouder dat in het Aanvullend Voorzieningengebruik Onderzoek (AVO) aangeeft lid te zijn van een sportvereniging. Het gaat hierbij niet om denksporten (zoals schaken, dammen, kaarten) en vissen.
Lidmaatschap hobbyvereniging
Het aandeel van de bevolking van Nederland van 18 jaar of ouder dat in het Permanent Onderzoek Leefsituatie aangeeft lid te zijn van een hobbyvereniging.
Veiligheid
Net als economische risico's zijn ook fysieke risico's die de veiligheid van mensen bedreigen een bron van onzekerheid en ongerustheid die de kwaliteit van leven negatief beïnvloedt. Bij fysieke risico's gaat het vooral om de kans om een ongeluk te krijgen of slachtoffer te worden van een misdrijf. De vrees voor deze risico's speelt een rol bij de keuzes die mensen maken.
Verkeersdoden (per 100 000)
Aantal verkeersdoden per 100 duizend personen op jaarbasis.

Verkeersdode:
Weggebruiker die is overleden ten gevolge van een plotseling optredende gebeurtenis op de openbare weg, die verband hield met het verkeer, waarbij ten minste één rijdend voertuig was betrokken. Uitsluitend die slachtoffers zijn geteld die waren opgenomen in de gemeentelijke basisadministratie van een Nederlandse gemeente.
Een overledene wordt niet als verkeersdode geteld indien:
- het ongeval zich voordoet op een plaats die niet opengesteld is voor openbaar rij- en ander verkeer;
- het ongeval zich voordoet op een gedeelte van een trein- of trambaan die geen deel uitmaakt van de openbare weg en door haar aard uitsluitend gebruikt kan worden door een trein of een tram;
- het slachtoffer overlijdt meer dan 30 dagen na het ongeval;
- de overledene reeds als slachtoffer van 'moord' of van 'zelfdoding' is geteld.
Verkeersdoden (aantal)
Aantal verkeersdoden op jaarbasis.

Verkeersdode:
Weggebruiker die is overleden ten gevolge van een plotseling optredende gebeurtenis op de openbare weg, die verband hield met het verkeer, waarbij ten minste één rijdend voertuig was betrokken. Uitsluitend die slachtoffers zijn geteld die waren opgenomen in de gemeentelijke basisadministratie van een Nederlandse gemeente.
Een overledene wordt niet als verkeersdode geteld indien:
- het ongeval zich voordoet op een plaats die niet opengesteld is voor openbaar rij- en ander verkeer;
- het ongeval zich voordoet op een gedeelte van een trein- of trambaan die geen deel uitmaakt van de openbare weg en door haar aard uitsluitend gebruikt kan worden door een trein of een tram;
- het slachtoffer overlijdt meer dan 30 dagen na het ongeval;
- de overledene reeds als slachtoffer van 'moord' of van 'zelfdoding' is geteld.