Landbouw; gewassen, dieren, grondgebruik en arbeid op nationaal niveau
Perioden | Aantal landbouwbedrijven, totaal (aantal) | Grondgebruik Oppervlakte Grondgebruik, totaal (ha) | Grondgebruik Oppervlakte Cultuurgrond Cultuurgrond, totaal (ha) | Grondgebruik Oppervlakte Cultuurgrond Akkerbouw (ha) | Grondgebruik Oppervlakte Cultuurgrond Tuinbouw open grond (ha) | Grondgebruik Oppervlakte Cultuurgrond Tuinbouw onder glas (ha) | Grondgebruik Oppervlakte Cultuurgrond Grasland en groenvoedergewassen (ha) | Grondgebruik Oppervlakte Niet-cultuurgrond Niet-cultuurgrond, totaal (ha) | Grondgebruik Oppervlakte Niet-cultuurgrond Blijvend bos (ha) | Grondgebruik Oppervlakte Niet-cultuurgrond Niet in gebruik zijnde cultuurgrond (ha) |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
2024* | 50.180 | . | 1.810.590 | 536.100 | 92.100 | 10.250 | 1.172.140 | . | 3.850 | . |
Bron: CBS. |
Tabeltoelichting
Deze tabel bevat gegevens op nationaal niveau over grondgebruik, akkerbouw, tuinbouw, grasland, graasdieren, hokdieren en arbeidskrachten.
Voor grondgebruik, gewassen en dieren wordt de oppervlakte respectievelijk het aantal dieren en het bijbehorend aantal bedrijven gepresenteerd. Voor arbeidskrachten wordt voor de verschillende soorten arbeidskrachten het aantal personen, de arbeidsjaareenheden (aje) en het aantal bedrijven gepresenteerd.
Oppervlakten zijn afgerond op 10 hectare, aantal graasdieren en varkens op 10 stuks, aantal pluimvee, konijnen en edelpelsdieren op 100 stuks, arbeidskrachten en arbeidsjaareenheden op honderdtallen en aantal bedrijven op tientallen. Deze tabel is daardoor minder geschikt om kleine veranderingen tussen verschillende jaren waar te nemen. Hiervoor kan beter gebruik gemaakt worden van de regiotabel (zie hoofdstuk 3).
De gegevens voor deze tabel komen uit de landbouwtelling. De landbouwtelling maakt deel uit van de gecombineerde opgave, die onder meer gebruikt wordt voor de uitvoering van het landbouwbeleid en handhaving van de Meststoffenwet.
De peildatum voor het aantal dieren is 1 april; de peildatum voor de gewassen is 15 mei.
In 2022 maken paarden, pony’s en ezels geen onderdeel uit van de Landbouwtelling. Dit heeft invloed op de bedrijfstypering en het totaal aantal landbouwbedrijven in de Landbouwtelling. Bedrijven met paarden en pony's die eerder ingedeeld werden bij 'paard -en ponybedrijven' worden in 2022, als er naast het houden van paarden en pony's ook nog landbouwactiviteiten zijn, ingedeeld bij een ander bedrijfstype. Dit heeft met name effect op graasdierbedrijven en 'akkerbouwbedrijven met vooral voedergewassen', hier treedt een duidelijke trendbreuk op.
Met ingang van 2018 wordt het aantal vleeskalveren, vleesvarkens, kippen en kalkoenen bijgesteld bij tijdelijke leegstand op de peildatum. Voor de bijstelling wordt gebruik gemaakt van de opgave van voorgaand jaar.
De Landbouwtelling is een structuur enquête, daarin is een bijstelling bij tijdelijke leegstand o.a. van belang voor de bepaling van het bedrijfstype en de economische omvang van de bedrijven.
Bij de omvang van de veestapels is het aantal dieren op de peildatum van belang, daarom worden de dieraantallen in de veestapeltabellen niet bijgesteld bij tijdelijke leegstand.
Als gevolg hiervan kunnen er verschillen optreden tussen de dieraantallen in de Landbouwtellingstabellen en de veestapeltabellen (zie ‘koppeling naar relevante tabellen en artikelen’).
Met ingang van 2017 worden de dieraantallen in toenemende mate afgeleid uit I&R registers (Identificatie en Registratie van dieren), in plaats van d.m.v. directe uitvraag in de Gecombineerde Opgave. De I&R registers vallen onder verantwoordelijkheid van RVO (Rijksdienst voor Ondernemend Nederland). Sinds 2017 worden de rundvee aantallen afgeleid uit I&R-rund, en vanaf 2018 worden ook schapen, geiten en pluimvee afgeleid uit de betreffende I&R registers. De registratie van rundvee, schapen en geiten vindt rechtstreeks bij RVO plaats. Pluimvee gegevens worden ingewonnen via de aangewezen databank Koppel Informatiesysteem Pluimvee (KIP) van Avined. Avined is een brancheorganisatie voor de eier- en pluimveevleessector. Avined geeft de gegevens door aan de centrale database van RVO.nl. Door de overgang naar het gebruik van I&R registers treedt er voor schapen en geiten vanaf 2018 een wijziging in de indeling op.
Met ingang van 2016 wordt voor de afbakening van de Landbouwtelling gebruik gemaakt van informatie uit het Handelsregister. Inschrijving in het Handelsregister met een agrarische SBI (Standaard BedrijfsIndeling) is leidend bij de bepaling of er sprake is van een landbouwbedrijf. Met deze afbakening wordt zo nauw mogelijk aangesloten bij de statistische verordeningen van Eurostat en de (Nederlandse) implementatie van het begrip ‘actieve landbouwer’ uit het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB).
De afbakening van de Landbouwtelling op basis van informatie uit het Handelsregister heeft vooral invloed op het aantal bedrijven, hier treedt een duidelijke trendbreuk op. De invloed op arealen (behalve bij niet-cultuurgrond en natuurlijk grasland) en de dieraantallen (behalve bij schapen, en paarden en pony’s) zijn beperkt. Dit heeft met name te maken met het soort bedrijven dat bij de nieuwe afbakening wordt uitgesloten (zoals maneges, kinderboerderijen en natuurbeheer organisaties).
Met ingang van 2010 wordt een nieuwe norm voor de economische omvang van bedrijven en een nieuwe bedrijfstypering gehanteerd. Tot en met 2009 werd de economische omvang van agrarische bedrijven uitgedrukt in nge (Nederlandse grootte-eenheid). Met ingang van 2010 is dit vervangen door SO (Standaard Opbrengst). Hierdoor wijzigt de ondergrens voor opname van bedrijven in de publicatie van de Landbouwtelling van 3 nge in 3000 euro SO.
Voor vergelijkbaarheid in de tijd zijn de gegevens van 2000 tot en met 2009 herberekend op basis van SO-normen en -indelingen. SO-normen worden om de drie jaar geactualiseerd. De meest recente actualisatie vond plaats in 2016; bij de herberekening zijn de SO-normen uit 2010 gehanteerd.
Gegevens beschikbaar vanaf: 2000
Status van de cijfers: De cijfers van 2024 zijn voorlopig, de overige cijfers zijn definitief.
Wijzigingen per 28 november 2024: de voorlopige cijfers van 2024 zijn geactualiseerd.
Wanneer komen er nieuwe cijfers?
Volgens planning verschijnen eind juni de eerste voorlopige cijfers ('snelle cijfers'). Op dat moment zijn nog niet alle opgaven binnen en/of volledig verwerkt, en hebben alleen de belangrijkste plausibiliteitscontroles plaatsgevonden. Voor non-respons is bijgeschat op basis van de opgave van vorig jaar.
In september wordt de gegevensverzameling afgesloten, dan wordt opnieuw bijgeschat en vinden verdere analyses en plausibiliteitscontroles plaats.
Eind september en in november worden bijgestelde voorlopige cijfers gepubliceerd en in maart van het jaar daarna volgen de definitieve cijfers.
Toelichting onderwerpen
- Aantal landbouwbedrijven, totaal
- Bedrijven die landbouwproducten voor de markt voortbrengen, met hoofdvestiging in Nederland, en een economische omvang >= 3000 euro SO (Standaard Opbrengst).
_
Bedrijven < 3000 euro SO zijn zeer klein, gedacht moet worden aan bijvoorbeeld slechts 1 melkkoe of 1 are paprika.
_
Tot en met 2009 werd de economische omvang van agrarische bedrijven uitgedrukt in NGE (Nederlandse Grootte Eenheid). Voor vergelijkbaarheid in de tijd zijn de gegevens van 2000 tot en met 2009 herberekend op basis van SO-normen en -indelingen. De oorspronkelijke ondergrens (3 NGE) is echter gehandhaafd, waardoor de populatie ongewijzigd is gebleven.
_
Met ingang van 2016 wordt bij de afbakening van de Landbouwtelling gebruik gemaakt van informatie uit het Handelsregister. Dit heeft vooral invloed op het aantal bedrijven, hier treedt een duidelijke trendbreuk op. De invloed op arealen (behalve bij niet-cultuurgrond en natuurlijk grasland) en de dieraantallen (behalve bij schapen, en paarden en pony’s) zijn beperkt. Dit heeft met name te maken met het soort bedrijven dat bij de nieuwe afbakening wordt uitgesloten (zoals maneges, kinderboerderijen en natuurbeheer organisaties).
_
Met ingang van 2022 maken paarden en pony’s geen onderdeel meer uit van de Landbouwtelling. Dit heeft invloed op het totaal aantal landbouwbedrijven in de Landbouwtelling.
_
Voor meer uitleg over de afbakening van de Landbouwtelling en de SO wordt verwezen naar de tabeltoelichting. - Grondgebruik
- Met ingang van 2016 wordt niet meer gevraagd naar ‘Overige gronden’ en ‘Niet in gebruik zijnde cultuurgrond’. Als gevolg daarvan zijn ‘Niet-cultuurgrond, totaal’ en ‘Grondgebruik, totaal’ niet meer beschikbaar.
- Oppervlakte
- Grondgebruik, totaal
- Cultuurgrond
- Cultuurgrond is grond die, blijvend dan wel tijdelijk, deel uitmaakt van het bedrijf, en in hoofdzaak bestemd is voor het voortbrengen van landbouwproducten (akkerbouw, tuinbouw, veehouderij), met inbegrip van braakland en (tijdelijk) grasland.
- Cultuurgrond, totaal
- Akkerbouw
- Akkerbouw is teelt in de volle grond, veelal voor industriële verwerking.
- Tuinbouw open grond
- Tuinbouw open grond is teelt in de volle grond, veelal direct voor de markt.
- Tuinbouw onder glas
- Tuinbouw onder glas is teelt in kassen, bedekt met glas of plastic, of in betreedbare plastic tunnels.
- Grasland en groenvoedergewassen
- Grasland en voedergewassen dienen doorgaans als vers plantaardig veevoer.
- Niet-cultuurgrond
- Niet-cultuurgrond, totaal
- Blijvend bos
- Bomenaanplant met een blijvend karakter, waarop een herplantingsplicht in het kader van de Boswet rust.
- Niet in gebruik zijnde cultuurgrond
- Grond die om economische, sociale of andere redenen niet (meer) wordt gebruikt voor landbouw, maar daar wel geschikt voor is (exclusief braakland).
_
Over het algemeen betreft het gronden die voor andere doeleinden worden gebruikt zoals bijvoorbeeld kampeerterrein.