Economische zelfstandigheid; personen 15 tot 65 jaar, 2000-2014
Geslacht | Overige persoonskenmerken | Perioden | Personen 15 tot 65 jaar Personen in particuliere huishoudens (x 1 000) | Personen 15 tot 65 jaar (%) Personen met inkomen (%) | Personen 15 tot 65 jaar (%) Personen financieel onafhankelijk (%) | Personen 15 tot 65 jaar (%) Personen economisch zelfstandig (%) |
---|---|---|---|---|---|---|
Totaal | Totaal | 2014 | 10.828 | 92,4 | 61,2 | 57,1 |
Totaal | Leeftijd: 15 tot 20 jaar | 2014 | 982 | 71,2 | 0,7 | 0,9 |
Totaal | Leeftijd: 20 tot 25 jaar | 2014 | 1.027 | 97,7 | 25,2 | 27,2 |
Totaal | Leeftijd: 25 tot 30 jaar | 2014 | 1.017 | 97,1 | 65,4 | 65,9 |
Totaal | Leeftijd: 30 tot 35 jaar | 2014 | 991 | 96,2 | 75,5 | 74,2 |
Totaal | Leeftijd: 35 tot 40 jaar | 2014 | 983 | 95,6 | 75,8 | 73,7 |
Totaal | Leeftijd: 40 tot 45 jaar | 2014 | 1.156 | 95,1 | 74,5 | 71,8 |
Totaal | Leeftijd: 45 tot 50 jaar | 2014 | 1.262 | 95,0 | 75,0 | 71,4 |
Totaal | Leeftijd: 50 tot 55 jaar | 2014 | 1.247 | 94,3 | 73,6 | 68,1 |
Totaal | Leeftijd: 55 tot 60 jaar | 2014 | 1.134 | 92,2 | 71,3 | 62,9 |
Totaal | Leeftijd: 60 tot 65 jaar | 2014 | 1.030 | 88,0 | 64,7 | 45,3 |
Mannen | Totaal | 2014 | 5.429 | 95,7 | 71,6 | 65,7 |
Mannen | Leeftijd: 15 tot 20 jaar | 2014 | 503 | 69,8 | 1,2 | 1,5 |
Mannen | Leeftijd: 20 tot 25 jaar | 2014 | 520 | 98,0 | 28,7 | 30,5 |
Mannen | Leeftijd: 25 tot 30 jaar | 2014 | 510 | 97,8 | 69,7 | 69,9 |
Mannen | Leeftijd: 30 tot 35 jaar | 2014 | 496 | 98,5 | 83,4 | 81,5 |
Mannen | Leeftijd: 35 tot 40 jaar | 2014 | 488 | 98,5 | 86,0 | 83,0 |
Mannen | Leeftijd: 40 tot 45 jaar | 2014 | 574 | 98,6 | 87,2 | 83,1 |
Mannen | Leeftijd: 45 tot 50 jaar | 2014 | 633 | 98,7 | 88,0 | 82,4 |
Mannen | Leeftijd: 50 tot 55 jaar | 2014 | 626 | 98,7 | 87,1 | 79,6 |
Mannen | Leeftijd: 55 tot 60 jaar | 2014 | 565 | 98,2 | 87,4 | 76,3 |
Mannen | Leeftijd: 60 tot 65 jaar | 2014 | 513 | 98,5 | 86,5 | 59,7 |
Vrouwen | Totaal | 2014 | 5.399 | 89,1 | 50,7 | 48,4 |
Vrouwen | Leeftijd: 15 tot 20 jaar | 2014 | 479 | 72,6 | 0,2 | 0,2 |
Vrouwen | Leeftijd: 20 tot 25 jaar | 2014 | 507 | 97,4 | 21,6 | 23,7 |
Vrouwen | Leeftijd: 25 tot 30 jaar | 2014 | 506 | 96,4 | 61,1 | 61,9 |
Vrouwen | Leeftijd: 30 tot 35 jaar | 2014 | 495 | 93,9 | 67,6 | 66,8 |
Vrouwen | Leeftijd: 35 tot 40 jaar | 2014 | 495 | 92,8 | 65,8 | 64,6 |
Vrouwen | Leeftijd: 40 tot 45 jaar | 2014 | 583 | 91,8 | 62,1 | 60,8 |
Vrouwen | Leeftijd: 45 tot 50 jaar | 2014 | 629 | 91,2 | 61,8 | 60,3 |
Vrouwen | Leeftijd: 50 tot 55 jaar | 2014 | 621 | 89,8 | 60,0 | 56,6 |
Vrouwen | Leeftijd: 55 tot 60 jaar | 2014 | 569 | 86,3 | 55,3 | 49,6 |
Vrouwen | Leeftijd: 60 tot 65 jaar | 2014 | 516 | 77,7 | 43,0 | 31,0 |
Bron: CBS. |
Tabeltoelichting
Deze tabel bevat uitkomsten over de inkomenspositie van personen in de leeftijd 15 tot 65 jaar. Gepresenteerd worden cijfers over het hebben van een eigen inkomen, het financieel onafhankelijk zijn en het economisch zelfstandig zijn. Daarbij worden personen onderscheiden naar geslacht en verder naar kenmerken zoals leeftijd, positie in het huishouden en sociaal economische categorie.
Gegevens beschikbaar van 2000 tot en met 2014
Status van de cijfers
De cijfers over de jaren 2001 t/m 2014 zijn definitief, de cijfers over 2000 zijn voorlopig.
Wijzigingen 15 maart 2018:
Geen, deze tabel is stopgezet.
Wanneer komen er nieuwe cijfers?
Niet meer van toepassing.
Toelichting onderwerpen
- Personen 15 tot 65 jaar
- Personen in particuliere huishoudens
- Aantal personen in particuliere huishoudens met inkomen op 31 december
van het onderzoeksjaar.
- Personen 15 tot 65 jaar (%)
- Personen met inkomen
- Aantal personen met inkomen in procenten van het totaal aantal personen
per categorie.
- Personen financieel onafhankelijk
- Aantal personen financieel onafhankelijk in procenten van het totaal
aantal personen per categorie.
Het begrip financiële onafhankelijkheid vertolkt het 'kunnen rondkomen
van een eigen inkomen'. Niet alleen inkomen uit arbeid en eigen
onderneming, maar ook overdrachten van sociale verzekeringen (gebaseerd
op eigen vroegere arbeid) dragen bij tot financiële onafhankelijkheid.
Inkomen in de vorm van uitkeringen op grond van sociale voorzieningen
(bijstandsuitkering e.d.) wordt niet beschouwd als bijdragend aan
financiële onafhankelijkheid. De grens tussen wel of niet financieel
onafhankelijk zijn, is gelegd bij de lage-inkomensgrens die het CBS in
armoederapportages hanteert. De lage-inkomensgrens vertegenwoordigt een
door de jaren heen vast koopkrachtbedrag.
- Personen economisch zelfstandig
- Aantal personen economisch zelfstandig in procenten van het totaal aantal
personen per categorie.
Economische zelfstandigheid is een begrip dat beleidsmatig verbonden is
met het bestaansminimum: iemand wordt als economisch zelfstandig
beschouwd als het individuele netto inkomen uit arbeid en eigen
onderneming op of boven de drempelwaarde ligt van de beleidsnorm voor het
individuele inkomensminimum. Die drempelwaarde is gelijkgesteld aan 70%
van het wettelijke netto minimumloon, ofwel de netto bijstand van een
alleenstaande. De drempelwaarde stijgt of daalt van jaar tot jaar
overeenkomstig de ontwikkeling van het sociale minimum.