Overheid; inkomsten en uitgaven 1969 - 2013
Verklaring van tekens
Tabeltoelichting
Deze tabel bevat gegevens over de inkomsten en uitgaven, het vorderingensaldo en het exploitatiesaldo van de sector overheid. Daarnaast worden enkele aanvullende gegevens over inkomsten en uitgaven weergegeven (memorandumposten). De gebruikte begrippen sluiten aan bij de Nationale rekeningen. De Nationale rekeningen zijn gebaseerd op de internationale definities van het Europees Systeem van Rekeningen (ESR 1995). Om de toegankelijkheid van de tabel te verhogen, worden in sommige gevallen gangbare omschrijvingen van inkomsten- en uitgavencategorieën gebruikt in plaats van de termen uit de Nationale rekeningen. De betreffende Nationale rekeningen-term wordt dan in de toelichting vermeld. De gepresenteerde gegevens sluiten aan bij de publicaties over de Nationale rekeningen.
De gegevens in deze tabel zijn geconsolideerd, dat wil zeggen dat onderlinge stromen worden geëlimineerd. Als gevolg daarvan tellen de uitgaven en inkomsten van de subsectoren niet op tot de totale uitgaven en inkomsten van de overheid. Betalingen van bijvoorbeeld het rijk aan de gemeenten maken deel uit van de uitgaven van het rijk en de inkomsten van gemeenten. Voor de uitgaven en inkomsten van de totale overheid tellen ze niet mee, het zijn immers betalingen van de overheid aan de overheid.
Gegevens beschikbaar vanaf:
Jaargegevens van 1969 tot en met 2013, kwartaalgegevens van 2005 tot en met 2013.
Status van de cijfers:
De cijfers vanaf 1969 in deze tabel zijn definitief. De meest recente jaren en kwartalen hebben nog een (nader) voorlopig karakter. Aangezien deze tabel is stopgezet, worden de gegevens niet meer definitief gemaakt.
Wijzigingen per 25 juni 2014:
Geen, deze tabel is stopgezet.
Wanneer komen er nieuwe cijfers?
Niet meer van toepassing.
Deze tabel wordt opgevolgd door Overheid; inkomsten en uitgaven. Zie paragraaf 3.
Toelichting onderwerpen
- Inkomsten
- Inkomsten van de sector overheid.
- Belastingen
- Verplichte betalingen, zonder dat hier een direct aanwijsbare tegenprestatie tegenover staat, die door de nationale overheid of door de instellingen van de Europese Unie worden opgelegd.
De belastingen worden onderverdeeld in:
- belastingen op productie en invoer;
- belastingen op inkomen en vermogen;
- vermogensheffingen.- Belastingen op productie en invoer
- Verplichte betalingen aan de overheid en de Europese Unie (EU) die verband houden met productie en invoer en met het gebruik van productiefactoren.
Deze belastingen worden onderscheiden in productgebonden belastingen en niet-productgebonden belastingen.- Productgebonden belastingen
- Belastingen die moeten worden betaald per eenheid geproduceerd of verhandeld product. Ze zijn gerelateerd aan de waarde of aan de hoeveelheid van het product en hebben zowel betrekking op geproduceerde als op ingevoerde producten.
- Totaal productgebonden belastingen
- Belastingen die moeten worden betaald per eenheid geproduceerd of verhandeld product. Ze zijn gerelateerd aan de waarde of aan de hoeveelheid van het product en hebben zowel betrekking op geproduceerde als op ingevoerde producten.
- BTW (Belasting over toegevoegde waarde)
- BTW (Belasting over de toegevoegde waarde).
Een productgebonden belasting die op de verschillende momenten van levering door producenten wordt geïnd en uiteindelijk volledig ten laste komt van de eindgebruikers. Producenten dragen alleen het verschil af tussen de belasting over de toegevoegde waarde (btw) op hun verkopen en de btw op hun aankopen.
- Overige productgebonden belastingen
- Alle productgebonden belastingen op productie en invoer, met uitzondering van de BTW.
- Niet-productgebonden belastingen
- Belastingen op productie die producenten moeten betalen, ongeacht de hoeveelheid of de waarde van de geproduceerde of verkochte producten.
Voorbeelden zijn de onroerende zaakbelasting, reinigingsrechten en rioolrechten betaald door producenten.
- Belastingen op inkomen en vermogen
- Belastingen op inkomen en vermogen zijn alle verplichte betalingen die regelmatig door de overheid over het inkomen en vermogen van bedrijven en huishoudens worden geheven. Niet-periodieke heffingen, zoals de successierechten, worden gerubriceerd onder de categorie vermogensheffingen.
- Totaal belast. op inkomen en vermogen
- Totaal belastingen op inkomen, vermogen.
Belastingen op inkomen en vermogen zijn alle verplichte betalingen die regelmatig door de overheid over het inkomen en vermogen van bedrijven en huishoudens worden geheven.
- Belastingen op inkomen
- Belastingen op inkomen zijn alle verplichte betalingen die regelmatig door de overheid over het inkomen van bedrijven en huishoudens worden geheven.
Bij bedrijven is dit met name de vennootschapsbelasting die over de winst van de vennootschappen wordt geheven. De belangrijkste belasting op inkomen betaald door huishoudens is de loon- en inkomstenbelasting.
- Belastingen op vermogen
- Belastingen op vermogen zijn alle verplichte betalingen die regelmatig door de overheid over het vermogen van huishoudens worden geheven.
Enkele belastingsoorten die bij producenten gerekend worden tot belastingen op productie en invoer worden bij huishoudens, in hun hoedanigheid van consument, beschouwd als belastingen op inkomen en vermogen. Zo wordt het deel van de onroerendezaakbelasting op woningen dat is betaald door bewoners, gerekend tot de belastingen op inkomen en vermogen. Het deel dat is betaald door exploitanten van woningen, waartoe ook de eigen-huis eigenaren behoren, wordt beschouwd als belasting op productie. De motorrijtuigenbelasting op auto's die privé worden gebruikt, wordt gerekend tot de belastingen op vermogen.
- Inkomen uit vermogen
- Het inkomen dat de eigenaar van een vordering of van materiële niet-geproduceerde activa ontvangt in ruil voor het verstrekken van financiële middelen of het ter beschikking stellen van de materiële niet-geproduceerde activa aan een andere institutionele eenheid.
Inkomen uit vermogen bestaat uit: rente, winstuitkeringen (dividenden en inkomen onttrokken aan quasi-vennootschappen), ingehouden winsten op directe buitenlandse investeringen, inkomen uit vermogen toegerekend aan polishouders en inkomen uit grond en minerale reserves.- Totaal inkomen uit vermogen
- Het inkomen dat de eigenaar van een vordering of van materiële niet-geproduceerde activa ontvangt in ruil voor het verstrekken van financiële middelen of het ter beschikking stellen van de materiële niet-geproduceerde activa aan een andere institutionele eenheid.
Inkomen uit vermogen bestaat uit: rente, winstuitkeringen (dividenden en inkomen onttrokken aan quasi-vennootschappen), ingehouden winsten op directe buitenlandse investeringen, inkomen uit vermogen toegerekend aan polishouders en inkomen uit grond en minerale reserves.
- Rente
- Vergoeding voor het beschikken over geleend vermogen.
Rente wordt toegerekend aan het tijdvak waarin de onderliggende vordering of schuld ontstaat. Werkelijke rentebetalingen worden gecorrigeerd voor toegerekende bankdiensten. Er treedt een verschuiving op van de werkelijke rentebetalingen naar de productie of het verbruik van bankdiensten. Voor producenten van toegerekende bankdiensten leidt dit tot een daling van de ontvangen rente en een stijging van de betaalde stijging ten opzichte van de werkelijke rentestromen. Bij de verbruikers van toegerekende bankdiensten die dit tot een stijging van ontvangen rente en een daling van de betaalde rente, in vergelijking met de werkelijke rentestromen.
- Winstuitkeringen
- Dividenden en inkomen onttrokken aan quasi-vennootschappen.
- Inkomen uit grond en minerale reserves
- De betalingen voor het gebruik van grond (pacht) en de betalingen die voortvloeien uit het verlenen van vergunningen om minerale reserves te mogen exploreren of exploiteren (concessies).
- Inkomensoverdrachten
- Alle betalingen waar geen directe tegenprestatie tegenover staat en die niet drukken op het vermogen van de betaler en niet dienen om langetermijnuitgaven van de ontvanger te financieren.
- Totaal inkomensoverdrachten
- Alle betalingen waar geen directe tegenprestatie tegenover staat en die niet drukken op het vermogen van de betaler en niet dienen om langetermijnuitgaven van de ontvanger te financieren.
- Inkomensoverdrachten binnen de overheid
- Inkomensoverdrachten tussen de subsectoren van de overheid.
- Inkomensoverdr. ivm internation. samenw.
- Inkomensoverdrachten in verband met internationale samenwerking.
Alle overdrachten tussen de overheid en overheden of internationale organisaties in het buitenland met uitzondering van kapitaaloverdrachten. De BNI-afdrachten aan de EU worden echter tot de overige inkomensoverdrachten gerekend.