Landbouw; gewassen, dieren en grondgebruik naar regio

Landbouw; gewassen, dieren en grondgebruik naar regio

Regio's Perioden Tuinbouw open grond Oppervlakte Boomkwekerijgewassen en vaste planten Bos- en haagplantsoen (are) Tuinbouw open grond Oppervlakte Boomkwekerijgewassen en vaste planten Laan- en parkbomen (are) Tuinbouw open grond Aantal bedrijven Boomkwekerijgewassen en vaste planten Bos- en haagplantsoen (aantal) Tuinbouw open grond Aantal bedrijven Boomkwekerijgewassen en vaste planten Laan- en parkbomen (aantal)
Nederland 2024* 286.551 504.210 579 533
Noord-Nederland (LD) 2024* 11.386 5.743 37 24
Oost-Nederland (LD) 2024* 12.162 211.394 56 203
West-Nederland (LD) 2024* 6.504 8.729 54 28
Zuid-Nederland (LD) 2024* 248.075 276.103 397 268
Groningen (PV) 2024* 10.177 3.769 13 10
Fryslân (PV) 2024* 241 1.177 8 5
Drenthe (PV) 2024* 968 797 16 9
Overijssel (PV) 2024* 8.424 2.241 35 10
Flevoland (PV) 2024* 586 1.984 2 4
Gelderland (PV) 2024* 11.576 209.410 54 199
Utrecht (PV) 2024* 1.706 888 7 9
Noord-Holland (PV) 2024* 583 5 9 1
Zuid-Holland (PV) 2024* 2.723 7.060 20 9
Zeeland (PV) 2024* 1.492 776 18 9
Noord-Brabant (PV) 2024* 236.071 231.289 355 229
Limburg (PV) 2024* 12.004 44.814 42 39
Bouwhoek en Hogeland (LG) 2024* 94 278 4 1
Veenkoloniën en Oldambt (LG) 2024* 10.196 973 17 10
Noordelijk Weidegebied (LG) 2024* 1.696 4.436 23 14
Oostelijk Veehouderijgebied (LG) 2024* 12.246 14.752 54 30
Centraal Veehouderijgebied (LG) 2024* 5.529 5.747 16 21
IJsselmeerpolders (LG) 2024* 629 1.984 4 4
Westelijk Holland (LG) 2024* 2.727 6.571 18 8
Waterland en Droogmakerijen (LG) 2024* 101 0 3 0
Hollands/Utrechts Weidegebied (LG) 2024* 950 587 7 3
Rivierengebied (LG) 2024* 6.245 192.173 22 168
Zuidwestelijk Akkerbouwgebied (LG) 2024* 1.686 1.688 26 13
Zuidwest-Brabant (LG) 2024* 172.798 38.588 212 66
Zuidelijk Veehouderijgebied (LG) 2024* 71.493 235.898 168 191
Zuid-Limburg (LG) 2024* 161 535 5 4
Bron: CBS.
Verklaring van tekens

Tabeltoelichting


Deze tabel bevat gegevens op regioniveau over grondgebruik, akkerbouw, tuinbouw, grasland, graasdieren en hokdieren.
Voor alle onderwerpen wordt zowel het telgegeven (oppervlakte, aantal dieren), als het bijbehorend aantal bedrijven gepresenteerd.

De gegevens voor deze tabel komen uit de landbouwtelling. De landbouwtelling maakt deel uit van de gecombineerde opgave, die onder meer gebruikt wordt voor de uitvoering van het landbouwbeleid en handhaving van de Meststoffenwet.

De regionale indeling van de Landbouwtelling is gebaseerd op het hoofdvestigingsadres. Hierdoor kan de regio, waaraan de landbouwactiviteiten (houden van dieren, teelt van gewassen) worden toegerekend, afwijken van de plaats waar deze activiteiten daadwerkelijk plaatsvinden.

De peildatum voor het aantal dieren is 1 april; de peildatum voor de gewassen is 15 mei.

In 2022 maken paarden, pony’s en ezels geen onderdeel uit van de Landbouwtelling. Dit heeft invloed op de bedrijfstypering en het totaal aantal landbouwbedrijven in de Landbouwtelling. Bedrijven met paarden en pony's die eerder ingedeeld werden bij 'paard -en ponybedrijven' worden in 2022, als er naast het houden van paarden en pony's ook nog landbouwactiviteiten zijn, ingedeeld bij een ander bedrijfstype. Dit heeft met name effect op graasdierbedrijven en 'akkerbouwbedrijven met vooral voedergewassen', hier treedt een duidelijke trendbreuk op.

Met ingang van 2018 wordt het aantal vleeskalveren, vleesvarkens, kippen en kalkoenen bijgesteld bij tijdelijke leegstand op de peildatum. Voor de bijstelling wordt gebruik gemaakt van de opgave van voorgaand jaar.

De Landbouwtelling is een structuur enquête, daarin is een bijstelling bij tijdelijke leegstand o.a. van belang voor de bepaling van het bedrijfstype en de economische omvang van de bedrijven.
Bij de omvang van de veestapels is het aantal dieren op de peildatum van belang, daarom worden de dieraantallen in de veestapeltabellen niet bijgesteld bij tijdelijke leegstand.
Als gevolg hiervan kunnen er verschillen optreden tussen de dieraantallen in de Landbouwtellingstabellen en de veestapeltabellen (zie ‘koppeling naar relevante tabellen en artikelen’).

Met ingang van 2017 worden de dieraantallen in toenemende mate afgeleid uit I&R registers (Identificatie en Registratie van dieren), in plaats van d.m.v. directe uitvraag in de Gecombineerde Opgave. De I&R registers vallen onder verantwoordelijkheid van RVO (Rijksdienst voor Ondernemend Nederland). Sinds 2017 worden de rundvee aantallen afgeleid uit I&R-rund, en vanaf 2018 worden ook schapen, geiten en pluimvee afgeleid uit de betreffende I&R registers. De registratie van rundvee, schapen en geiten vindt rechtstreeks bij RVO plaats. Pluimvee gegevens worden ingewonnen via de aangewezen databank Koppel Informatiesysteem Pluimvee (KIP) van Avined. Avined is een brancheorganisatie voor de eier- en pluimveevleessector. Avined geeft de gegevens door aan de centrale database van RVO.nl. Door de overgang naar het gebruik van I&R registers treedt er voor schapen en geiten vanaf 2018 een wijziging in de indeling op.

Met ingang van 2016 wordt voor de afbakening van de Landbouwtelling gebruik gemaakt van informatie uit het Handelsregister. Inschrijving in het Handelsregister met een agrarische SBI (Standaard BedrijfsIndeling) is leidend bij de bepaling of er sprake is van een landbouwbedrijf. Met deze afbakening wordt zo nauw mogelijk aangesloten bij de statistische verordeningen van Eurostat en de (Nederlandse) implementatie van het begrip ‘actieve landbouwer’ uit het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB).
De afbakening van de Landbouwtelling op basis van informatie uit het Handelsregister heeft vooral invloed op het aantal bedrijven, hier treedt een duidelijke trendbreuk op. De invloed op arealen (behalve bij niet-cultuurgrond en natuurlijk grasland) en de dieraantallen (behalve bij schapen, en paarden en pony’s) zijn beperkt. Dit heeft met name te maken met het soort bedrijven dat bij de nieuwe afbakening wordt uitgesloten (zoals maneges, kinderboerderijen en natuurbeheer organisaties).

Met ingang van 2011 zijn er wijzigingen doorgevoerd in de geografische toedeling van bedrijven met hoofdvestiging in het buitenland. Dit kan met name in de grensgebieden invloed hebben op de regionale cijfers.

Met ingang van 2010 wordt een nieuwe norm voor de economische omvang van bedrijven en een nieuwe bedrijfstypering gehanteerd. Tot en met 2009 werd de economische omvang van agrarische bedrijven uitgedrukt in NGE (Nederlandse Grootte-Eenheid). Met ingang van 2010 is dit vervangen door SO (Standaard Opbrengst). Hierdoor wijzigt de ondergrens voor opname van bedrijven in de publicatie van de Landbouwtelling van 3 nge in 3000 euro SO.
Voor vergelijkbaarheid in de tijd zijn de gegevens van 2000 tot en met 2009 herberekend op basis van SO-normen en -indelingen. SO-normen worden om de drie jaar geactualiseerd. De meest recente actualisatie vond plaats in 2016; bij de herberekening zijn de SO-normen uit 2010 gehanteerd.

Gegevens beschikbaar vanaf: 2000

Status van de cijfers: De cijfers van 2024 zijn voorlopig, de overige cijfers zijn definitief.

Wijzigingen per 1 juli 2024: de voorlopige cijfers van 2024 zijn toegevoegd. De cijfers voor bollenbroei, pluimvee en arbeidskrachten zijn nog niet beschikbaar.

Wanneer komen er nieuwe cijfers?
Volgens planning verschijnen eind juni de eerste voorlopige cijfers ('snelle cijfers'). Op dat moment zijn nog niet alle opgaven binnen en/of volledig verwerkt, en hebben alleen de belangrijkste plausibiliteitscontroles plaatsgevonden. Voor non-respons is bijgeschat op basis van de opgave van vorig jaar.
In september wordt de gegevensverzameling afgesloten, dan wordt opnieuw bijgeschat en vinden verdere analyses en plausibiliteitscontroles plaats.
Eind september en in november worden bijgestelde voorlopige cijfers gepubliceerd en in maart van het jaar daarna volgen de definitieve cijfers.

Toelichting onderwerpen

Tuinbouw open grond
Tuinbouw open grond is teelt in de volle grond, veelal direct voor de markt.
Oppervlakte
Boomkwekerijgewassen en vaste planten
Bos- en haagplantsoen
Onder bosplantsoen wordt verstaan houtige plantsoorten die van nature in Nederland voorkomen (inheems).
_
Soorten die worden gebruikt voor het vormen van bosjes en bossen zijn onder andere boomsoorten als de beuk, wilg, eik, es en els, struiksoorten als de hazelaar, vlier en vogelkers, naaldhoutsoorten zoals larix, den, fijnspar et cetera.
_
Soorten die worden gebruikt voor het vormen van hagen zijn onder andere: beuk, haagbeuk en veldesdoorn.
Laan- en parkbomen
Bomen voor lanen en parken.
_
Voorbeelden zijn: kastanje, els, berk, meidoorn, populier,
Japanse sierkers et cetera.
Aantal bedrijven
Let op:
De som van onderliggende delen kan groter zijn dan het totaal voor de hele groep, omdat bij een bedrijf meerdere activiteiten (houden van dieren, teelt van gewassen) kunnen voorkomen (zo’n bedrijf telt mee voor iedere afzonderlijke activiteit, maar slechts eenmaal in het totaal).
Boomkwekerijgewassen en vaste planten
Bos- en haagplantsoen
Onder bosplantsoen wordt verstaan houtige plantsoorten die van nature in Nederland voorkomen (inheems).
_
Soorten die worden gebruikt voor het vormen van bosjes en bossen zijn onder andere boomsoorten als de beuk, wilg, eik, es en els, struiksoorten als de hazelaar, vlier en vogelkers, naaldhoutsoorten zoals larix, den, fijnspar et cetera.
_
Soorten die worden gebruikt voor het vormen van hagen zijn onder andere: beuk, haagbeuk en veldesdoorn.
Laan- en parkbomen
Bomen voor lanen en parken.
_
Voorbeelden zijn: kastanje, els, berk, meidoorn, populier,
Japanse sierkers et cetera.