Onderwijs; uitgaven aan onderwijs en CBS/OESO indicatoren

Onderwijs; uitgaven aan onderwijs en CBS/OESO indicatoren

Onderwijssectoren Perioden Uitgaven aan onderwijs Overheid Totaal overheid (mln euro) Indicatoren Overheidsuitgaven aan onderwijs Totaal overheidsuitgaven aan onderwijs (mln euro) Indicatoren Overheidsuitgaven aan onderwijs In % bbp (%) Indicatoren Overheidsuitgaven aan onderwijs In % van de totale overheidsuitgaven (%) Indicatoren Uitgaven aan onderwijsinstellingen In % bbp Overheid (%)
Totaal onderwijs 2022* 48.435 51.359 5,4 12,3 4,7
(Pre)primair onderwijs 2022* 16.037 16.043 1,7 3,8 1,6
Preprimair onderwijs en basisonderwijs 2022* 14.245 14.245 1,5 3,4 1,4
Speciaal (basis)onderwijs 2022* 1.792 1.798 0,2 0,4 0,2
Secundair onderwijs 2022* 18.860 19.458 2,0 4,7 1,8
Voortgezet onderwijs 2022* 12.729 12.740 1,3 3,1 1,3
Mbo en vavo 2022* 6.131 6.718 0,7 1,6 0,5
Tertiair onderwijs 2022* 13.538 15.858 1,7 3,8 1,3
Hoger beroepsonderwijs 2022* 5.775 6.980 0,7 1,6 0,5
Wetenschappelijk onderwijs 2022* 7.763 8.878 1,0 2,2 0,8
Bron: CBS.
Verklaring van tekens

Tabeltoelichting


Deze tabel geeft een overzicht van de uitgaven aan regulier onderwijs in Nederland.

De overheid financiert de onderwijsinstellingen en betaalt voor onderzoek dat ze laat uitvoeren door universiteiten. De overheid geeft studiefinanciering, tegemoetkoming in de schoolkosten, een vergoeding voor onderwijsvoorzieningen voor jonggehandicapten en kinderopvangtoeslag aan huishoudens (studenten en/of ouders) en verstrekt subsidies aan bedrijven en non-profit instellingen. Daarnaast ontvangt de overheid middelen voor onderwijs vanuit de Europese Unie, tegemoetkoming in de schoolkosten en rente en aflossingen op studieleningen en vordert de overheid teveel uitgekeerde studiefinanciering terug.

Huishoudens betalen les- en collegegeld, ouderbijdragen en bijdragen voor schoolactiviteiten aan onderwijsinstellingen. Daarnaast moeten huishoudens boeken en materialen aanschaffen en hebben ze kosten voor het gebruik van openbaar vervoer tussen huis en school (voor zover dit niet door de overheid gesubsidieerd wordt). Bovendien kunnen huishoudens uitgaven hebben voor huiswerkbegeleiding en bijles. Ook moeten rente en aflossingen op studieleningen en teveel ontvangen studiefinanciering en tegemoetkoming in de schoolkosten aan de overheid terugbetaald worden. Huishoudens ontvangen kinderopvangtoeslag, een vergoeding voor onderwijsvoorzieningen voor jonggehandicapten, tegemoetkoming in de schoolkosten, studiefinanciering en studiebeurzen die door bedrijven beschikbaar worden gesteld.

Bedrijven en non-profit instellingen maken kosten voor de begeleiding van stagiairs en leerlingen die leren en werken combineren, dragen bij aan de kosten van werkgerelateerde opleidingen van werknemers en geven geld uit aan onderzoek dat ze door hogescholen en universiteiten laten uitvoeren. Daarnaast dragen bedrijven bij aan de kinderopvangtoeslag en geven ze studiebeurzen aan studenten in het hoger onderwijs. Bedrijven ontvangen subsidies en fiscale regelingen van de overheid om ze te stimuleren leerplekken en stageplaatsen beschikbaar te stellen en voor het verzorgen van het leerlingenvervoer.

Organisaties in het buitenland betalen onderwijsinstellingen voor het uitvoeren van onderzoek. De Europese Unie verstrekt middelen en subsidies voor onderwijs aan onderwijsinstellingen en de Nederlandse overheid. Buitenlandse overheden geven bijdragen aan internationale scholen in Nederland die onder hun nationaliteit opereren.

De statistiek Onderwijsuitgaven wordt samengesteld op kasbasis. Dit wil zeggen dat de onderwijsuitgaven en -ontvangsten worden toegekend aan het jaar waarin ze daadwerkelijk worden uitgegeven of ontvangen. De activiteit of transactie die bij de uitgave of ontvangst hoort kan echter in een ander jaar plaatsvinden.

De tabel bevat ook verschillende indicatoren die (inter)nationaal worden gebruikt om de uitgaven aan onderwijs te vergelijken en in een bredere context te plaatsen. De indicatoren zijn samengesteld op basis van bepalingen van het CBS en/of de OESO (Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling). Alle gepresenteerde cijfers zijn berekend volgens de gestandaardiseerde definities van de OESO.

Het CBS heeft in juni 2018 de gereviseerde Nationale Rekeningen gepubliceerd. Onder andere het bbp en de totale overheidsuitgaven zijn door de revisie naar boven bijgesteld.

Gegevens beschikbaar vanaf: 1995

Status van de cijfers:
De cijfers in deze tabel van 1995 tot en met 2020 zijn definitief. De cijfers van 2021 zijn nader voorlopig, de cijfers van 2022 voorlopig.

Wijzigingen per 7 december 2023:
De nader voorlopige cijfers van 2021 en de voorlopige cijfers van 2022 zijn toegevoegd.

Wanneer komen er nieuwe cijfers?
In het eerste kwartaal van 2024 worden de definitieve cijfers over 2021 gepubliceerd.
In december 2024 worden de definitieve cijfers over 2022 en de voorlopige cijfers over 2023 gepubliceerd.

Toelichting onderwerpen

Uitgaven aan onderwijs
De uitgaven van de overheid, huishoudens, bedrijven, non-profit instellingen en organisaties in het buitenland aan onderwijsinstellingen en onderwijs en de overheidsuitgaven m.b.t. onderwijs aan huishoudens en bedrijven.
Van deze uitgaven worden de ontvangsten afgetrokken. Voor de overheid de middelen voor onderwijs vanuit de Europese Unie, de rente op studieleningen en de terugontvangen studiefinanciering en tegemoetkoming in de schoolkosten die teveel of ten onrechte werd uitgekeerd. Voor huishoudens de kinderopvangtoeslag, de tegemoetkoming in de schoolkosten, de studiefinanciering die bedoeld is als tegemoetkoming in de uitgaven aan les- en collegegeld, boeken en leermiddelen en openbaar vervoer, studiebeurzen van bedrijven en de vergoeding voor onderwijsvoorzieningen voor jonggehandicapten. Voor bedrijven wordt de tegemoetkoming in de begeleidingskosten van duale leerlingen en stagiairs van de uitgaven afgetrokken. Behalve voor de rente, wordt dit gedaan om dubbeltelling te voorkomen (deze ontvangsten worden namelijk gebruikt voor de dekking van (een deel van) de uitgaven).
Een aantal uitgaven en ontvangsten wordt niet meegenomen in de berekening van de totale uitgaven aan onderwijs. Voor de overheid zijn dit de verstrekte studieleningen en ontvangen aflossingen op studieleningen, voor huishoudens de tegemoetkoming in levensonderhoud, de ontvangen studieleningen en de aflossingen hierop en voor bedrijven de subsidie voor het verzorgen van leerlingenvervoer. Studieleningen en aflossingen op studieleningen worden buiten beschouwing gelaten, omdat leningen niet als echte uitgaven gezien worden; ze worden namelijk na een bepaalde periode terugbetaald.
De tegemoetkoming in het levensonderhoud heeft een algemeen doel zonder raakvlak met onderwijs en de subsidie voor leerlingenvervoer wordt verstrekt aan bedrijven buiten de onderwijssector, die uit commercieel belang vervoer leveren: om deze redenen worden ze niet meegerekend als ontvangst voor onderwijs.
Overheid
De uitgaven van de overheid bestaan uit de uitgaven van de rijksoverheid, provincies en gemeenten aan onderwijsinstellingen en onderwijs. Van de uitgaven worden de middelen voor onderwijs vanuit de Europese Unie, de rente op studieleningen en de terugontvangen studiefinanciering en tegemoetkoming in de schoolkosten die teveel of ten onrechte werd uitgekeerd afgetrokken. De verstrekte studieleningen en ontvangen aflossingen op studieleningen worden buiten beschouwing gelaten bij de bepaling van de totale uitgaven aan onderwijs.
Totaal overheid
De uitgaven van de overheid bestaan uit de uitgaven van de rijksoverheid, provincies en gemeenten aan onderwijsinstellingen en onderwijs. Van de uitgaven worden de middelen voor onderwijs vanuit de Europese Unie, de rente op studieleningen en de terugontvangen studiefinanciering en tegemoetkoming in de schoolkosten die teveel of ten onrechte werd uitgekeerd afgetrokken. De verstrekte studieleningen en ontvangen aflossingen op studieleningen worden buiten beschouwing gelaten bij de bepaling van de totale uitgaven aan onderwijs.
Indicatoren
Een indicator is een getal dat een betrouwbare aanwijzing geeft voor de waarde van iets. Om de uitgaven aan onderwijs (inter)nationaal in een context te kunnen plaatsen, wordt gebruik gemaakt van de indicatoren uitgaven aan onderwijs, overheidsuitgaven aan onderwijs en uitgaven aan onderwijsinstellingen. De indicatoren worden uitgedrukt in % bbp, per hoofd van de bevolking, in % overheidsuitgaven of per deelnemer. De indicatoren zijn samengesteld op basis van bepalingen van het CBS en/of de OESO.
Overheidsuitgaven aan onderwijs
Overheidsuitgaven aan onderwijs (OESO).
Volgens de bepalingen van de OESO bestaan de overheidsuitgaven aan regulier onderwijs uit de overheidsuitgaven aan onderwijsinstellingen en de overheidsuitgaven aan huishoudens, bedrijven en non-profit instellingen. De studieleningen die aan huishoudens worden verstrekt, worden in de overheidsuitgaven meegenomen. De overheidsontvangsten worden niet meegerekend. Op deze twee punten wijken de overheidsuitgaven volgens de OESO af van de overheidsuitgaven zoals deze door het CBS worden samengesteld onder 'Totaal uitgaven aan onderwijs – Overheid'.
De overheidsuitgaven aan onderwijsinstellingen zijn de uitgaven van de rijksoverheid, provincies en gemeenten aan onderwijsinstellingen. Het betreft de lumpsum financiering, apparaatskosten en uitgaven voor contractonderzoek.
De overheid geeft huishoudens subsidie voor het volgen van onderwijs met een tegemoetkoming in de schoolkosten en studiefinanciering. Hiermee worden leerlingen/studenten of ouders (gedeeltelijk) gecompenseerd voor de uitgaven aan les- en collegegelden, boeken en leermiddelen en de kosten van openbaar vervoer en levensonderhoud. Aan jonggehandicapten vergoedt de overheid voorzieningen die hen in staat stellen om regulier onderwijs te volgen. De overheid verstrekt daarnaast kinderopvangtoeslag aan huishoudens en subsidies aan peuterspeelzalen en bedrijven in kinderdagopvang. Het deel hiervan dat gerelateerd is aan het educatieve deel van de dagbesteding van driejarigen, wordt meegeteld als uitgave aan onderwijs. De overheid geeft ook subsidies en fiscale regelingen aan bedrijven voor het verzorgen van leerlingenvervoer en de kosten voor het begeleiden van duale leerlingen en stagiairs uit het vmbo, mbo en hbo.
Totaal overheidsuitgaven aan onderwijs
Volgens de bepalingen van de OESO bestaan de overheidsuitgaven aan regulier onderwijs uit de overheidsuitgaven aan onderwijsinstellingen en de overheidsuitgaven aan huishoudens, bedrijven en non-profit instellingen. De studieleningen die aan huishoudens worden verstrekt, worden in de overheidsuitgaven meegenomen. De overheidsontvangsten worden niet meegerekend. Op deze twee punten wijken de overheidsuitgaven volgens de OESO af van de overheidsuitgaven zoals deze door het CBS worden samengesteld onder 'Totaal uitgaven aan onderwijs – Overheid'.
De overheidsuitgaven aan onderwijsinstellingen zijn de uitgaven van de rijksoverheid, provincies en gemeenten aan onderwijsinstellingen. Het betreft de lumpsum financiering, apparaatskosten en uitgaven voor contractonderzoek.
De overheid geeft huishoudens subsidie voor het volgen van onderwijs met een tegemoetkoming in de schoolkosten en studiefinanciering. Hiermee worden leerlingen/studenten of ouders (gedeeltelijk) gecompenseerd voor de uitgaven aan les- en collegegelden, boeken en leermiddelen en de kosten van openbaar vervoer en levensonderhoud. Aan jonggehandicapten vergoedt de overheid voorzieningen die hen in staat stellen om regulier onderwijs te volgen. De overheid verstrekt daarnaast kinderopvangtoeslag aan huishoudens en subsidies aan peuterspeelzalen en bedrijven in kinderdagopvang. Het deel hiervan dat gerelateerd is aan het educatieve deel van de dagbesteding van driejarigen, wordt meegeteld als uitgave aan onderwijs. De overheid geeft ook subsidies en fiscale regelingen aan bedrijven voor het verzorgen van leerlingenvervoer en de kosten voor het begeleiden van duale leerlingen en stagiairs uit het vmbo, mbo en hbo.
In % bbp
De overheidsuitgaven aan onderwijs worden hier uitgedrukt als percentage van het bruto binnenlands product (bbp). Deze indicator is bepaald door de OESO. Onder de totale overheidsuitgaven aan onderwijs vallen dan de overheidsuitgaven aan onderwijsinstellingen en de overheidsuitgaven aan huishoudens, bedrijven en non-profit instellingen. Studieleningen worden in de indicator meegenomen, de overheidsontvangsten niet.
In % van de totale overheidsuitgaven
De totale overheidsuitgaven aan regulier onderwijs worden hier uitgedrukt als percentage van de totale overheidsuitgaven. Deze indicator is bepaald door de OESO. Onder de totale overheidsuitgaven aan onderwijs vallen dan de overheidsuitgaven aan onderwijsinstellingen en de overheidsuitgaven aan huishoudens, bedrijven en non-profit instellingen. Studieleningen worden in de indicator meegenomen, de overheidsontvangsten niet.
Uitgaven aan onderwijsinstellingen
Uitgaven aan onderwijsinstellingen (CBS/OESO).
De directe uitgaven van overheid, huishoudens, bedrijven, non-profit instellingen en organisaties in het buitenland aan onderwijsinstellingen. Alleen onderwijsinstellingen die regulier onderwijs geven zijn meegenomen. Dit zijn zowel door de overheid gesubsidieerde als particuliere onderwijsinstellingen. Deze indicator wordt door het CBS en de OESO op dezelfde manier samengesteld met die uitzondering dat het CBS de uitgaven aan het educatieve deel van de dagbesteding in peuterspeelzaal en kinderdagopvang niet meeneemt als uitgaven aan onderwijsinstellingen maar als overige uitgaven aan onderwijs. Hierdoor komen de cijfers voor het preprimair onderwijs hier wat lager uit dan in publicaties van de OESO.
In % bbp
De uitgaven aan onderwijsinstellingen worden hier uitgedrukt als percentage van het bruto binnenlands product (bbp). Deze indicator wordt door het CBS en de OESO op dezelfde manier samengesteld met uitzondering van de cijfers over preprimair onderwijs. In tegenstelling tot de OESO neemt het CBS de uitgaven aan het educatieve deel van de dagbesteding in peuterspeelzaal en kinderdagopvang mee als overige uitgaven aan onderwijs en niet als uitgaven aan onderwijsinstellingen.
Overheid
De directe uitgaven van de overheid aan onderwijsinstellingen worden hier uitgedrukt als percentage van het bruto binnenlands product (bbp).