Nationale Rekeningen 2009; Macro-economische gegevens

Nationale Rekeningen 2009; Macro-economische gegevens

Soort cijfers Perioden Opbouw macro economische saldi Binnenlands product Vanuit de finale bestedingen Uitvoer van goederen en diensten Totale economie Opbouw macro economische saldi Binnenlands product Vanuit de finale bestedingen Uitvoer van goederen en diensten ...Goederen Opbouw macro economische saldi Binnenlands product Vanuit de finale bestedingen Uitvoer van goederen en diensten ...Diensten Opbouw macro economische saldi Binnenlands product Vanuit de finale bestedingen Invoer goederen en diensten (-) Totale economie Opbouw macro economische saldi Binnenlands product Vanuit de finale bestedingen Invoer goederen en diensten (-) ...Goederen Opbouw macro economische saldi Binnenlands product Vanuit de finale bestedingen Invoer goederen en diensten (-) ...Diensten Macro economische classificaties Productie Naar bedrijfstakken Financiële en zakelijke dienstverlening Macro economische classificaties Intermediair verbruik Naar bedrijfstakken Financiële en zakelijke dienstverlening Macro economische classificaties Toegevoegde waarde (bruto, basisprijzen) Naar bedrijfstakken Financiële en zakelijke dienstverlening Macro economische classificaties Beloning van werknemers Naar bedrijfstakken Financiële en zakelijke dienstverlening Macro economische classificaties Afschrijvingen Naar bedrijfstakken Financiële en zakelijke dienstverlening Macro economische classificaties Consumptieve bestedingen Naar goederen- en dienstencategorieën Huishoudens incl, IZWh Diensten Macro economische classificaties Consumptieve bestedingen Naar goederen- en dienstencategorieën Overheid individueel Diensten Macro economische classificaties Werkelijke individuele consumptie Naar goederen- en dienstencategorie Totale economie
Lopende prijzen, mln euro 2009* 395.949,0 306.119,0 89.830,0 354.585,0 267.740,0 86.845,0 263.932,0 120.472,0 143.460,0 74.214 34.408 138.202,0 89.710,0 358.992,0
Volumemutaties, % 2009* -7,9 -8,9 -3,9 -8,5 -10,3 -1,7 -3,1 -1,1 2,8 -1,0
Volume-indexcijfers 2000 = 100 2009* 129,0 131,8 119,9 126,7 131,7 112,7 116,2 108,6 137,9 112,2
Prijsniveau 2000, mln euro 2009* 377.999,0 306.260,0 72.608,0 341.881,0 274.708,0 68.966,0 118.314,0 113.918,0 64.733,0 292.819,0
Deflatoren, % mutaties 2009* -5,8 -8,3 3,6 -5,0 -7,5 3,6 0,5 -0,9 3,9 0,5
Deflatoren, indexcijfers 2000 = 100 2009* 104,7 100,0 123,7 103,7 97,5 125,9 121,3 121,3 138,6 122,6
Arbeidsvolume, 1 000 arb. jr. 2009*
Arbeidsproductiviteit, 1 000 euro 2009*
Bron: CBS.
Verklaring van tekens

Tabeltoelichting

Macro - economische gegevens zoals: het binnenlands product,
nationaal inkomen, volumegroei van het bbp (economische groei).
1969- 2009.
Gewijzigd op 14 juli 2010.
Verschijningsfrequentie: Stopgezet.

Toelichting onderwerpen

Opbouw macro economische saldi
Deze selectie geeft de vorming weer van de macro-economische saldi, van
binnenlands product tot nationaal vorderingensaldo. De opbouw is te
vergelijken met de tabellen M 1 en M 2 in de papieren publicatie Nationale
rekeningen.
Binnenlands product
Het binnenlands product is het eindresultaat van de productieve
activiteiten van de ingezeten productie-eenheden. Het is gelijk aan de
toegevoegde waarde tegen basisprijzen van alle bedrijfsklassen samen,
aangevuld met enkele transacties die niet naar bedrijfsklassen worden
verdeeld. De toegevoegde waarde (basisprijzen) per bedrijfsklasse is
gelijk aan het verschil tussen de productie (basisprijzen) en het
intermediair verbruik (aankoopprijzen).
De onverdeelde transacties betreffen het saldo van productgebonden
belastingen en subsidies en het verschil toegerekende en afgedragen btw
(belasting over de toegevoegde waarde). Het binnenlands product is ook
gelijk aan de waarde van het in Nederland gevormde inkomen. Het
binnenlands product wordt gewaardeerd tegen marktprijzen.
Het bruto binnenlands product (bbp) is inclusief afschrijvingen en het
netto binnenlands product is exclusief afschrijvingen.
Vanuit de finale bestedingen
De benadering van het bruto binnenlands product vanuit de finale
bestedingen (consumptieve bestedingen, investeringen in vaste activa
(bruto), veranderingen in voorraden en uitvoer) en de invoer.
Uitvoer van goederen en diensten
Tot de uitvoer van goederen worden de goederen gerekend, die door
ingezetenen vanuit het economisch gebied van Nederland aan het buitenland
zijn geleverd. De uitvoer van diensten omvat onder meer de diensten van
Nederlandse vervoerbedrijven in het buitenland, aan het buitenland bewezen
havendiensten, scheepsreparatie en de uitvoering van werken in het
buitenland door Nederlandse aannemers. Onder de uitvoer vallen eveneens de
bestedingen in Nederland door buitenlandse toeristen, grensbewoners en
diplomaten.
Totale economie
De totale economie bestaat uit de sectoren niet-financiële
vennootschappen, financiële instellingen, overheid, huishoudens en
instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens. Het
onderscheid tussen de sectoren wordt bepaald aan de hand van
internationaal vastgestelde regels.
...Goederen
Tastbare producten, zoals voedingsmiddelen, duurzame consumptieartikelen,
machines en dergelijke.
...Diensten
Producten die niet tastbaar zijn, zoals horeca, handel, transport, zorg,
overheid.
Invoer goederen en diensten (-)
De invoer van goederen betreft de voor ingezetenen bestemde goederen, die
vanuit het buitenland in het economisch gebied van Nederland zijn
gebracht. Hiertoe behoren ook voor verwerking in het productieproces
benodigde grondstoffen, halffabrikaten, brandstoffen en voor investeringen
bestemde vaste activa. De invoer omvat verder goederen die, zonder
noemenswaardige bewerking te hebben ondergaan, weer zijn uitgevoerd
(wederuitvoer).
De invoer van diensten heeft onder meer betrekking op de uitgaven van
Nederlandse bedrijven in het buitenland, zoals vervoerskosten, bankkosten
en zakenreizen. Bij de overheid gaat het onder meer om uitgaven van
Nederlandse ambassades en consulaten in het buitenland. De invoer door
huishoudens bestaat onder meer uit ingevoerde consumptiegoederen en de
directe consumptieve bestedingen van Nederlandse toeristen, grensbewoners,
diplomaten en militairen in het buitenland.
Totale economie
De totale economie bestaat uit de sectoren niet-financiële
vennootschappen, financiële instellingen, overheid, huishoudens en
instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens. Het
onderscheid tussen de sectoren wordt bepaald aan de hand van
internationaal vastgestelde regels.
...Goederen
Tastbare producten, zoals voedingsmiddelen, duurzame consumptieartikelen,
machines en dergelijke.
...Diensten
Producten die niet tastbaar zijn, zoals horeca, handel, transport, zorg,
overheid.
Macro economische classificaties
Deze selectie geeft een specificatie van de belangrijkste macro-saldi en
-totalen naar sectoren, bedrijfstakken en dergelijke.
Productie
De waarde van alle voor de verkoop bestemde goederen (ook de nog niet
verkochte) en de ontvangsten voor bewezen diensten. Verder omvat de
productie producten met een marktequivalent die voor eigen gebruik zijn
geproduceerd zoals investeringen in eigen beheer, eigen woningdiensten en
landbouwproducten voor eigen consumptie door landbouwers. De
productiewaarde hiervan wordt berekend door de geproduceerde hoeveelheid
te waarderen tegen de prijs die de producent bij verkoop zou hebben
ontvangen. De productie is gewaardeerd tegen basisprijzen. De basisprijs
is de prijs die de producent daadwerkelijk overhoudt, dus exclusief de
handels- en vervoersmarges van derden en exclusief het saldo van
productgebonden belastingen (waaronder btw) en productgebonden subsidies.
Naar bedrijfstakken
Verdeling van de variabelen naar bedrijfstakken. Bedrijfstakken: alle
eenheden van economische activiteit op lokaal niveau die dezelfde of
soortgelijke activiteiten verrichten.
Financiële en zakelijke dienstverlening
6500a Onroerend goed, financiële en zakelijke diensten
Deze categorie is een samentelling van categorieën:
J Financiële instellingen
K Verhuur van en handel in onroerend goed, verhuur van roerende goederen
Intermediair verbruik
Alle producten die in de verslagperiode zijn verbruikt in het
productieproces. Dit kunnen al of niet in de verslagperiode aangekochte
grondstoffen, halffabrikaten en brandstoffen zijn maar ook diensten zoals
communicatiediensten, schoonmaakdiensten en diensten van externe
accountants.
Naar bedrijfstakken
Verdeling van de variabelen naar bedrijfstakken. Bedrijfstakken: alle
eenheden van economische activiteit op lokaal niveau die dezelfde of
soortgelijke activiteiten verrichten.
Financiële en zakelijke dienstverlening
6500a Onroerend goed, financiële en zakelijke diensten
Deze categorie is een samentelling van categorieën:
J Financiële instellingen
K Verhuur van en handel in onroerend goed, verhuur van roerende goederen
Toegevoegde waarde (bruto, basisprijzen)
De toegevoegde waarde tegen basisprijzen per bedrijfsklasse is gelijk aan
het verschil tussen de productie (basisprijzen) en het intermediair
verbruik (aankoopprijzen).
Naar bedrijfstakken
Verdeling van de variabelen naar bedrijfstakken. Bedrijfstakken: alle
eenheden van economische activiteit op lokaal niveau die dezelfde of
soortgelijke activiteiten verrichten.
Financiële en zakelijke dienstverlening
6500a Onroerend goed, financiële en zakelijke diensten
Deze categorie is een samentelling van categorieën:
J Financiële instellingen
K Verhuur van en handel in onroerend goed, verhuur van roerende goederen
Beloning van werknemers
De beloning voor geleverde arbeid door werknemers. Werknemers zijn alle
ingezeten en niet-ingezeten personen die in Nederland in dienstbetrekking
werkzaam zijn. Ook directeuren van nv's en bv's behoren tot de werknemers,
dus hun salarissen zijn ook in de beloning van werknemers begrepen.
Hetzelfde geldt voor medewerkers van sociale werkplaatsen.
De beloning van werknemers heeft twee componenten: lonen enerzijds en
sociale premies ten laste van werkgevers anderzijds. De lonen zijn
inclusief de door de werkgever ingehouden loonbelasting en de sociale
premies die ten laste komen van de werknemers. Verder omvatten de lonen
naast het periodiek, direct aan werknemers betaalde loon ook de
aanvullingen hierop (zoals bonussen, overwerkvergoeding, fooien en
provisie), het loon in natura (zoals vrij wonen, vrije voeding, 'auto van
de zaak', korting op kinderopvang, rentevoordeel, voordelig reizen) en het
vakantiegeld. Ook bepaalde vergoedingen voor kosten die door werknemers
zijn gemaakt in verband met de dienstbetrekking, zoals vergoeding voor de
kosten van het woon-werkverkeer, zijn tot de lonen gerekend. De sociale
premies zijn de premies wettelijke sociale verzekering, pensioenpremies,
overige particuliere sociale premies en toegerekende sociale premies. Deze
premies komen ten laste van werkgevers, werknemers, zelfstandigen of
niet-werkenden.
Naar bedrijfstakken
Verdeling van de variabelen naar bedrijfstakken. Bedrijfstakken: alle
eenheden van economische activiteit op lokaal niveau die dezelfde of
soortgelijke activiteiten verrichten.
Financiële en zakelijke dienstverlening
6500a Onroerend goed, financiële en zakelijke diensten
Deze categorie is een samentelling van categorieën:
J Financiële instellingen
K Verhuur van en handel in onroerend goed, verhuur van roerende goederen
Afschrijvingen
De waardevermindering van de kapitaalgoederenvoorraad die het gevolg is
van voorzienbare technische en economische veroudering en verzekerbare
schade (zoals brand en diefstal). Kapitaalgoederen zijn bijvoorbeeld
machines, gebouwen, vervoermiddelen en software.
Naar bedrijfstakken
Verdeling van de variabelen naar bedrijfstakken. Bedrijfstakken: alle
eenheden van economische activiteit op lokaal niveau die dezelfde of
soortgelijke activiteiten verrichten.
Financiële en zakelijke dienstverlening
6500a Onroerend goed, financiële en zakelijke diensten
Deze categorie is een samentelling van categorieën:
J Financiële instellingen
K Verhuur van en handel in onroerend goed, verhuur van roerende goederen
Consumptieve bestedingen
Uitgaven voor goederen en diensten die worden gebruikt voor de
rechtstreekse bevrediging van individuele behoeften of wensen of van de
collectieve behoeften van leden van de gemeenschap. De consumptieve
bestedingen kunnen zowel op het eigen grondgebied als in het buitenland
worden gedaan. Consumptieve bestedingen vinden plaats door huishoudens,
instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens en de
overheid.
Naar goederen- en dienstencategorieën
Verdeling van de variabelen naar goederen- en dienstencategorieën.
Huishoudens incl, IZWh
Huishoudens inclusief instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van
huishoudens.
Dit zijn de sectoren huishoudens en instellingen zonder winstoogmerk ten
behoeve van huishoudens (IZW huishoudens). Tot de sector huishoudens
behoren alle natuurlijke personen die langer dan een jaar in Nederland
verblijven, ongeacht hun nationaliteit. Omgekeerd worden Nederlanders die
langer dan een jaar in het buitenland verblijven niet tot de Nederlandse
huishoudens gerekend. Huishoudens omvatten niet alleen op zichzelf of in
gezinsverband wonende personen, maar ook personen in verpleeginrichtingen,
bejaardentehuizen, gevangenissen en internaten. Indien de tot de
huishoudens gerekende personen een eigen bedrijf hebben, wordt dit bedrijf
ook tot de huishoudens gerekend. Dit is het geval bij de zelfstandigen en
de eigenwoningbezitters.
Tot de sector instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens
behoren stichtingen en verenigingen waarvan de middelen voor het merendeel
afkomstig zijn uit vrijwillige bijdragen van huishoudens en uit inkomen
uit vermogen. Voorbeelden zijn religieuze instellingen,
liefdadigheidsinstellingen, politieke partijen, vakbonden en verenigingen
op het gebied van cultuur, sport en recreatie.
Diensten
Huisvesting; horeca-diensten; diensten met betrekking tot recreatie en
cultuur; diensten met betrekking tot vervoer en communicatie; medische
diensten en welzijnszorg; financiële en zakelijke diensten; overige
diensten.
Overheid individueel
Individuele consumptie door de sector overheid. De verwerving van
consumptiegoederen en -diensten die door de overheid worden gefinancieerd
en vervolgens als sociale overdrachten in natura aan de huishoudens worden
geleverd. Hieronder valt het merendeel van de uitgaven van de overheid op
het gebied van gezondheid, onderwijs en sociale bescherming.
Diensten
Huisvesting; horeca-diensten; diensten met betrekking tot recreatie en
cultuur; diensten met betrekking tot vervoer en communicatie; medische
diensten en welzijnszorg; financiële en zakelijke diensten; overige
diensten.
Werkelijke individuele consumptie
Consumptieve bestedingen hebben betrekking op de uitgaven voor
consumptiegoederen en -diensten. De werkelijke individuele consumptie
daarentegen betreft de verwerving van consumptiegoederen en -diensten. Het
verschil tussen deze begrippen wordt veroorzaakt door de behandeling van
bepaalde goederen en diensten die door de overheid of Instellingen zonder
winstoogmerk ten behoeve van huishoudens worden gefinancierd, en
vervolgens als sociale overdrachten in natura aan de huishoudens worden
geleverd. Hieronder valt het merendeel van de uitgaven van de overheid op
het gebied van gezondheid, onderwijs en sociale bescherming. De consumptie
door Instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens wordt
geheel tot de individuele consumptie gerekend.
De werkelijke individuele consumptie door huishoudens wordt als volgt
berekend:
consumptieve bestedingen door huishoudens
plus: consumptieve bestedingen door Instellingen zonder winstoogmerk ten
behoeve van huishoudens
plus: individuele consumptie door de overheid
= werkelijke individuele consumptie.
Naar goederen- en dienstencategorie
Verdeling van de variabelen naar goederen- en dienstencategorieën.
Totale economie
De totale economie bestaat uit de sectoren niet-financiële
vennootschappen, financiële instellingen, overheid, huishoudens en
instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens. Het
onderscheid tussen de sectoren wordt bepaald aan de hand van
internationaal vastgestelde regels.