Dierlijke mest en mineralen; productie, transport en gebruik 1994-2015

Dierlijke mest en mineralen; productie, transport en gebruik 1994-2015

Regio's Perioden Mest- en mineralenproductie Mineralenuitscheiding Stikstofuitscheiding (1 000 kg) Mest- en mineralenproductie Mineralenuitscheiding Stikstofproductie (1 000 kg) Mest- en mineralenproductie Mineralenuitscheiding Fosfaatuitscheiding (1 000 kg) Gebruik van mest en mineralen Gebruik mineralen Stikstofgebruik op landbouwbedrijven (1 000 kg) Gebruik van mest en mineralen Gebruik mineralen Fosfaatgebruik op landbouwbedrijven (1 000 kg) Gebruiksnormen dierlijke mest Plaatsingsruimte stikstof (1 000 kg) Gebruiksnormen dierlijke mest Plaatsingsruimte fosfaat (1 000 kg) Benuttingsgraad mineralen Benuttingsgraad stikstof (%) Benuttingsgraad mineralen Benuttingsgraad fosfaat (%)
Nederland 1995 680.000 588.200 215.900 561.600 203.600 256.800 79
Nederland 2000 549.100 476.300 190.900 451.800 172.800 871.000 207.700 52 83
Nederland 2005 478.800 417.100 169.700 395.800 154.300 685.300 170.400 58 91
Nederland 2014 486.700 431.700 171.700 350.700 126.900 363.800 136.700 96 93
Nederland 2015 497.500 442.000 180.100 352.400 129.000 377.000 134.300 93 96
Bron: CBS.
Verklaring van tekens

Tabeltoelichting


De tabel bevat cijfers over de productie, het transport en het gebruik van dierlijke mest en de daarin aanwezige mineralen stikstof, fosfaat en kalium door landbouwbedrijven. Het gebruik van dierlijke mest in de vorm van stikstof en fosfaat wordt vergeleken met de plaatsingsruimte voor beide mineralen (zie 4. Bronnen en methoden).

In de tabel kunnen de gegevens worden bekeken voor verschillende regionale niveaus waaronder gemeenten, landsdelen, provincies en concentratiegebieden. Bij het gebruik van zowel regionaal als inhoudelijk gedetailleerde uitkomsten moet rekening worden gehouden met aanzienlijke onzekerheidsmarges. Bij meer geaggregeerde gebruikscijfers zoals het mineralengebruik per hectare per landsdeel of het absolute mineralengebruik per provincie of landsdeel zijn de foutenmarges beperkt. Een eventuele onderschatting voor de ene mestsoort wordt dan gecompenseerd door een overschatting voor andere mestsoorten.

Gegevens beschikbaar van 1994 t/m 2015

Status van de cijfers:
- Definitieve cijfers.
Nieuwe inzichten in berekeningsmethoden kunnen aanleiding geven tot herberekening van de tijdreeks.

Wijzigingen per 24 mei 2018:
Geen, deze tabel is stopgezet.

Wanneer komen er nieuwe cijfers?
Niet meer van toepassing, deze tabel wordt opgevolgd door Dierlijke mest en mineralen; productie, transport en gebruik , zie paragraaf 3.

Toelichting onderwerpen

Mest- en mineralenproductie
De mestproductie is gedefinieerd als de hoeveelheid mest die na enkele maanden bewaring aanwezig is in stalopslag en in opslag buiten de stal, inclusief voerresten, schoonmaakwater en vermorst drinkwater. Voor rundvee, schapen, paarden en pony's komt daar nog de hoeveelheid mest bij die deze dieren produceren wanneer ze in de wei lopen.
De mineralenproductie betreft de uitgescheiden mineralen stikstof, fosfaat en kali.
De in de tabel weergegeven mest- en mineralenproductie is afkomstig van navolgende in de Landbouwtellingen waargenomen diersoorten:
- rundvee;
- schapen en geiten;
- paarden en pony's;
- vlees- en fokvarkens (incl. biggen);
- pluimvee (exclusief overig pluimvee: ganzen, fazanten, struisvogels, parelhoenders en dergelijke);
- konijnen, nertsen en vossen (exclusief overige edelpelsdieren).
Mineralenuitscheiding
De hoeveelheid uitgescheiden mineralen stikstof, fosfaat en kali in dierlijke mest.
Stikstofuitscheiding
De uitgescheiden hoeveelheid stikstof (N-totaal) zonder aftrek van stikstof die vervluchtigt in de vorm van NH3, N2, NO en N2O.
Stikstofproductie
Stikstofproductie is de hoeveelheid uitgescheiden stikstof tijdens opstallen en tijdens beweiding, verminderd met de gasvormige stikstofverliezen die optreden in stal en opslag.
Fosfaatuitscheiding
De uitgescheiden hoeveelheid fosfaat (als P2O5).
Gebruik van mest en mineralen
Het gebruik van dierlijke mest en daarin opgenomen mineralen op landbouwbedrijven. Dit gebruik is berekend als de mest- en mineralenproductie op landbouwbedrijven plus de op landbouwbedrijven aangevoerde mest en mineralen minus de van landbouwbedrijven afgevoerde mest en mineralen.
Gebruik mineralen
Stikstofgebruik op landbouwbedrijven
De stikstofuitscheiding, verminderd met gasvormige stikstofverliezen in stal en opslag, plus de stikstof in aangevoerde mest minus de stikstof in afgevoerde mest.
Fosfaatgebruik op landbouwbedrijven
De fosfaatuitscheiding plus het fosfaat in aangevoerde mest minus het fosfaat in afgevoerde mest.
Gebruiksnormen dierlijke mest
De oppervlakte bemestbare cultuurgrond (cultuurgrond exclusief braakland, natuurlijk grasland en glastuinbouw) vermenigvuldigd met de toegestane hoeveelheid mineraal per hectare (gebruiksnorm) voor dierlijke mest.
---
Tot 1998 gold alleen een gebruiksnorm voor fosfaat in dierlijke mest. Van 1998 tot en met 2005 (in die periode was het Mineralenaangiftesysteem Minas van kracht) is de gebruiksnorm dierlijke mest afgeleid uit de som van het toegestane verlies en de afvoer met het gewas. Voor stikstof is onder Minas geen afzonderlijke gebruiksnorm voor dierlijke mest af te leiden omdat in het aangiftesysteem de aanvoer van stikstof uit kunstmest is inbegrepen in het toegestane verlies. Met ingang van 2006 geldt een gebruiksnorm voor dierlijke mest van 170 kg N/ha. De Europese Commissie staat Nederland verruiming van deze norm toe (derogatie) tot een bemestingsniveau van 250 kg stikstof per hectare. De hogere bemestingsnorm geldt alleen bij het gebruik van graasdiermest. Daarnaast moet het bedrijfsareaal tot en met 2013 voor minstens 70 procent en vanaf 2014 voor minstens 80 procent bestaan uit grasland. De derogatie voor zand- en lösspercelen in de provincies Overijssel, Gelderland, Utrecht, Noord-Brabant en Limburg is vanaf 2014 beperkt tot 230 kg N per hectare.
De gebruiksnorm voor fosfaat wordt geleidelijk aangescherpt. Met ingang van 2010 zijn de gebruiksnormen voor fosfaat gedifferentieerd naar fosfaattoestand van de bodem. Indien geen informatie beschikbaar is over de fosfaattoestand is gerekend met de laagste fosfaatgebruiksnorm (fosfaattoestand hoog).

Plaatsingsruimte stikstof
De plaatsingsruimte voor stikstof geldt vanaf 2006 en wordt berekend door vermenigvuldiging van de gebruiksnorm voor dierlijke mest (170 kg N/ha) met het beschikbare areaal.
---
De Europese Commissie staat Nederland verruiming van deze norm toe (derogatie) tot een bemestingsniveau van 250 kg stikstof per hectare. De hogere bemestingsnorm geldt alleen bij het gebruik van graasdiermest. Daarnaast moet het bedrijfsareaal tot en met 2013 voor minstens 70 procent en vanaf 2014 voor minstens 80 procent bestaan uit grasland. De derogatie voor zand- en lösspercelen in de provincies Overijssel, Gelderland, Utrecht, Noord-Brabant en Limburg is vanaf 2014 beperkt tot 230 kg N per hectare.
Onder Minas (1998-2005) is geen afzonderlijke gebruiksnorm voor dierlijke mest af te leiden omdat in het aangiftesysteem de aanvoer van stikstof uit kunstmest is inbegrepen in het toegestane verlies.
Plaatsingsruimte fosfaat
De plaatsingsruimte voor fosfaat wordt berekend door vermenigvuldiging van de gebruiksnorm met het beschikbare areaal.
---
Voor grasland en bouwland gelden verschillende gebruiksnormen die geleidelijk worden aangescherpt. Met ingang van 2010 zijn de gebruiksnormen voor fosfaat gedifferentieerd naar fosfaattoestand van de bodem. Indien geen informatie beschikbaar is over de fosfaattoestand is gerekend met de laagste fosfaatgebruiksnorm (fosfaattoestand hoog).
Van 1998 tot en met 2005 (Mineralenaangiftesysteem Minas) is de gebruiksnorm dierlijke mest afgeleid uit de som van het toegestane fosfaatverlies en de fosfaatafvoer met het gewas.
Benuttingsgraad mineralen
Het gebruik op landbouwbedrijven van stikstof en fosfaat uit dierlijke mest gedeeld door de plaatsingsruimte.
In sommige regionaal gedetailleerde eenheden komen aanzienlijke overschrijdingen voor van de plaatsingsruimte. Een sluitende verklaring hiervoor is niet te geven.
- De mestproductie wordt toegerekend aan de hoofdvestiging. Wanneer het vee zich bevindt in een andere regio wordt de mestproductie aan de verkeerde regio toegerekend;
- De mestproductie kan te hoog zijn berekend omdat de landbouwtelling het aantal dieren overschat;
- De mesttransporten op de vervoersbewijzen kunnen niet zijn herkend als mesttransporten van landbouwbedrijven waardoor de mestafvoer wordt onderschat;
- Mest kan in voorraad zijn gebleven. Met voorraadvorming en -onttrekking wordt geen rekening gehouden;
- Bij de toegestane bemesting gaan boeren uit van forfaitaire waarden voor de mestproductie die lager kan zijn dan de berekende mestproductie;
- Bij het gebruik van stikstof wordt de stikstofuitscheiding verminderd met de berekende gasvormige verliezen uit stal en opslag. Boeren mogen uitgaan van forfaitaire gasvormige verliezen die doorgaans kleiner zijn dan de berekende verliezen waardoor de hoeveelheid stikstof in de mest kleiner is. Hierdoor hoeft minder mest te worden afgevoerd;
- Bedrijven houden rekening met coulance bij handhaving en voeren te weinig mest af.
Benuttingsgraad stikstof
Het stikstofgebruik (in dierlijke mest) gedeeld door de plaatsingsruimte voor stikstof.
---
De stikstofproductie in deze tabel is berekend door de stikstofuitscheiding te verminderen met berekende stikstofverliezen uit stallen en mestopslagen volgens de rekenmethodiek van de Commissie Deskundigen Meststoffenwet (CDM). Deze verliezen zijn over het algemeen kleiner dan de forfaitaire verliezen op basis van de mestwetgeving. Bij forfaitair vastgestelde (grotere) stikstofverliezen blijft er dus minder stikstof in de mest achter. Hierdoor hoeft geen of minder mest van het bedrijf te worden afgevoerd. Wettelijk gezien is er pas sprake van overschrijding van de plaatsingsruimte (overbemesting) als de stikstofuitscheiding minus forfaitaire verliezen plus aangevoerde stikstof minus afgevoerde stikstof groter is dan de plaatsingsruimte.
Benuttingsgraad fosfaat
Het fosfaatgebruik (in dierlijke mest) gedeeld door de plaatsingsruimte fosfaat.