Landbouw; vanaf 1851
Verklaring van tekens
Tabeltoelichting
Deze tabel bevat gegevens over agrarische bedrijven vanaf 1851.
Het gaat daarbij om gegevens over:
- het aantal agrarische bedrijven
- het aantal regelmatig werkzame arbeidskrachten in de landbouw
- de oppervlakte van gewassen (inclusief totale cultuurgrond, braakland en grasland)
- de omvang van de veestapel
- de opbrengst van gewassen
- de productie van de veehouderij.
De gegevens zijn voornamelijk gebaseerd op de landbouwtellingen, die al in de negentiende eeuw startten.
Gegevens beschikbaar vanaf: 1851.
Status van de cijfers: de gegevens voor 2023 zijn nog voorlopig, de overige cijfers zijn definitief.
Wijzigingen per 9 augustus 2024: de cijfers van 2022 zijn geactualiseerd en definitief, de voorlopige cijfers van 2023 zijn geactualiseerd.
Wanneer komen er nieuwe cijfers?
In april worden de gegevens over het afgelopen jaar toegevoegd.
Toelichting onderwerpen
- Bedrijven
- Het gaat hier om het aantal bedrijven dat telplichtig is voor de landbouwtelling.
De voorwaarden voor de telplicht voor de landbouwtelling zijn door de jaren heen vaak gewijzigd:
_
Tussen 1951 en 1954 waren bedrijven telplichtig die 1 of meer runderen of fokzeugen, 2 of meerdere mestvarkens of schapen, dan wel 20 of meer stuks pluimvee houden en/of ten minste 50 are cultuurgrond exploiteren of, ongeacht de oppervlakte, tuinbouwgewassen voor de handel verbouwen.
_
In 1955 waren bedrijven telplichtig met 1 hectare of meer cultuurgrond en bedrijven met minder dan 1 hectare tuinbouwgrond bestemd voor handel of minder dan 1 hectare, maar met beroepsmatige uitoefening van veehouderij.
_
Vanaf 1955 werden landbouwbedrijven met minder dan 1 ha cultuurgrond van de landbouwtelling uitgesloten.
_
Vanaf 1961 waren bedrijven telplichtig met 1 hectare of meer cultuurgrond en bedrijven met minder dan 1 hectare tuinbouwgrond bestemd voor handel, of alle bedrijven waarop ten minste 1 rund, 1 fokvarken, 3 mestvarkens, 3 schapen of ten minste 51 kippen of eenden worden gehouden.
_
In 1970 werd de sbe-norm geïntroduceerd. Dit is een norm voor de economische omvang van een bedrijf. Vanaf 1970 werden bedrijven kleiner dan 10 sbe zijn uitgesloten van de landbouwtelling.
_
In 1986 werd de sbe-norm vervangen door de nge-norm. Ook deze is gebaseerd op de economische omvang van het bedrijf. Vanaf 1986 werden bedrijven kleiner dan 3 nge uitgesloten van de landbouwtelling.
_
Met ingang van 2010 wordt de economische omvang van agrarische
bedrijven uitgedrukt in euro SO (Standaard Opbrengst). De ondergrens voor opname van bedrijven in de publicatie van de
Landbouwtelling wijzigt hierdoor van 3 nge in 3000 euro SO.
_
Met ingang van 2016 wordt voor de afbakening van de Landbouwtelling gebruik gemaakt van informatie uit het Handelsregister. Inschrijving in het Handelsregister met een agrarische SBI (Standaard BedrijfsIndeling) is leidend bij de bepaling of er sprake is van een landbouwbedrijf. Met deze afbakening wordt zo nauw mogelijk aangesloten bij de statistische verordeningen van Eurostat en de (Nederlandse) implementatie van het begrip 'actieve landbouwer' uit het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB). De afbakening van de Landbouwtelling op basis van informatie uit het Handelsregister heeft vooral invloed op het aantal bedrijven, hier treedt een duidelijke trendbreuk op. De invloed op arealen (behalve bij niet-cultuurgrond en natuurlijk grasland) en de dieraantallen (behalve bij schapen, en paarden en pony's) zijn beperkt. Dit heeft met name te maken met het soort bedrijven dat bij de nieuwe afbakening wordt uitgesloten (zoals maneges, kinderboerderijen en natuurbeheer organisaties).
_
Tevens heeft de toedeling van gewassen tot akkerbouw of tuinbouw open grond in de loop der jaren een aantal keren wijzigingen ondergaan. Zie hiervoor de toelichting bij bedrijven met akkerbouw en bedrijven met tuinbouw open grond.- Alle bedrijven
- Bedrijven met akkerbouw
- Akkerbouw is teelt in de volle grond, veelal voor industriële verwerking.
_
Tot de akkerbouw wordt onder andere gerekend granen, aardappelen,
peulvruchten, akkerbouwgroenten en braakland.
_
Hierbij gaat het uitsluitend om de oppervlakte hoofdgewassen (eerste
teelt) dus exclusief de oppervlakte van gewassen onder dekvrucht (gewassen
die tegelijk met het hoofdgewas, het dekvruchtgewas, worden gezaaid maar
langzamer groeien dan het dekvruchtgewas waardoor ze bescherming krijgen
van het dekvruchtgewas tegen bijvoorbeeld onkruid of droogte) en
stoppelgewassen (gewassen die als tweede gewas worden gezaaid en in het
najaar als groenvoeder of groenbemestingsgewas benut kunnen worden).
_
In de loop der jaren zijn een aantal keren wijzigingen doorgevoerd in de
gewassen die tot de akkerbouw worden gerekend. Enkele gewassen die
tijdelijk tot tuinbouw open grond zijn gerekend:
_
- sperziebonen, groen geoogste bonen, stambonen: van 1947 tot 2000;
- zaai-, poot-, plant- en zilveruien: van 1950 tot 1986;
- groen geoogste erwten: van 1962 tot 1986;
- vroege aardappelen en leegstaand bollenland: tot 1967.
_
In 2000 is een wijziging in de indeling in akkerbouw- en tuinbouwgroenten
doorgevoerd. Een aantal groenten die voorheen tot de tuinbouw werden
gerekend worden vanaf 2000 tot de akkerbouw gerekend (bijvoorbeeld
tuinbonen, winterpeen en spinazie).
- Bedrijven met tuinbouw open grond
- Tuinbouw open grond is teelt in de volle grond, veelal direct voor de
markt.
_
Tuinbouw open grond omvat: tuinbouwgroenten, bloemen en sierplanten en
blijvende teelt (gewassen die ten minste 5 jaar de grond in beslag nemen
en geregeld een oogst opleveren).
_
In de loop der jaren zijn een aantal keren wijzigingen doorgevoerd in de
gewassen die tot de tuinbouw open grond worden gerekend. Enkele gewassen
die tijdelijk tot tuinbouw open grond zijn gerekend:
_
- sperziebonen, groen geoogste bonen, stambonen: van 1947 tot 2000;
- zaai-, poot-, plant- en zilveruien: van 1950 tot 1986;
- groen geoogste erwten: van 1962 tot 1986;
- vroege aardappelen en leegstaand bollenland: tot 1967.
_
In 2000 is een wijziging in de indeling in akkerbouw- en tuinbouwgroenten
doorgevoerd. Een aantal groenten die voorheen tot de tuinbouw werden
gerekend worden vanaf 2000 tot de akkerbouw gerekend (bijvoorbeeld
tuinbonen, winterpeen en spinazie).
- Bedrijven met tuinbouw onder glas
- Tuinbouw onder glas is teelt in kassen, bedekt met glas of plastic, of in
betreedbare plastic tunnels.
- Bedrijven met grasland
- Grasland omvat:
- blijvend grasland: grasland dat voor ten minste 5 jaar niet in de
vruchtwisseling is meegenomen
- tijdelijk grasland: grasland dat binnen de normale vruchtwisseling is
opgenomen
_
Tot 2000 inclusief boomgaarden waarvan ondergrond als grasland worden
beweid of gehooid en gras van uiterwaarden dijken en bermen voor zover
dit deel uitmaakt van een landbouwbedrijf en beweid of gehooid wordt.
- Bedrijven met vee
- Bedrijven met rundvee
- Bedrijven met varkens
- Bedrijven met paarden en pony's
- In 2022 maken paarden, pony’s en ezels geen onderdeel uit van de Landbouwtelling.
- Bedrijven met schapen
- Bedrijven met geiten
- Bedrijven met kippen
- Bedrijven met eenden
- Arbeidskrachten
- Het gaat hierbij om regelmatig werkzame arbeidskrachten in de landbouw.
_
Vanaf 1997 geldt als criterium dat de arbeidskracht werkzaam is op het
agrarisch bedrijf op basis van een vast contract of contract voor
onbepaalde tijd.
_
Tot 1997 gold als criterium dat de arbeidskracht gedurende het jaar
iedere week op het agrarisch bedrijf heeft gewerkt.- Totaal arbeidskrachten
- Regelmatig werkzame gezins- en niet-arbeidskrachten.
- Arbeidskrachten, totaal
- Mannen
- Vrouwen
- Gezinsarbeidskrachten
- Regelmatig werkzame gezinsarbeidskrachten.
_
Tot gezinsarbeidskrachten worden gerekend:
- het bedrijfshoofd;
- meewerkende echtgeno(o)t(e) van het bedrijfshoofd;
- meewerkende kinderen van het bedrijfshoofd;
- meewerkende overige familieleden van het bedrijfshoofd.- Totaal gezinsarbeidskrachten
- Gezinsarbeidskrachten, totaal
- Mannen
- Vrouwen
- Bedrijfshoofden
- Bedrijfshoofden zijn personen die voor eigen rekening en risico een land-
of tuinbouwbedrijf exploiteren.
_
Bij ondernemingen met rechtspersoonlijkheid spreken we van een
bedrijfsleider. De bedrijfsleider is degene die belast is met de
dagelijkse leiding van het agrarische bedrijf.
_
Vanaf 2000 wordt slechts 1 persoon per bedrijf tot bedrijfshoofd gerekend
(namelijk degene met de grootste zakelijke en bedrijfsmatige
verantwoordelijkheid, of bij gelijke verantwoordelijkheid de oudste),
daarvoor konden maximaal 5 bedrijfshoofden worden opgegeven (bijvoorbeeld
bij maatschappen).- Bedrijfshoofden, totaal
- Mannen
- Vrouwen
- Meewerkende echtgenoten
- Meewerkende echtgeno(o)t(e) van het bedrijfshoofd.
- Meewerkende echtgenoten, totaal
- Mannen
- Vrouwen
- Meewerkende kinderen
- Meewerkende kinderen van het bedrijfshoofd, van 15 jaar en ouder.
_
Vanaf 2000 worden meewerkende kinderen niet meer apart onderscheiden,
maar tot de overige meewerkende familieleden gerekend.- Meewerkende kinderen, totaal
- Mannen
- Vrouwen
- Overige meewerkende familieleden
- Meewerkende familie van het bedrijfshoofd, behalve echtgeno(o)t(e) en
(tot 2000) meewerkende kinderen.
_
Vanaf 2000 inclusief meewerkende kinderen.
_
Vanaf 2000 wordt geen onderscheid meer gemaakt tussen in- of uitwonende
familieleden, daarvoor werden de niet-inwonende familieleden tot de
niet-gezinsarbeidskrachten gerekend.- Overige meewerkende familieleden, totaal
- Mannen
- Vrouwen
- Niet-gezinsarbeidskrachten
- Regelmatig werkzame arbeidskrachten die niet tot de gezinsarbeidskrachten
worden gerekend.- Niet-gezinsarbeidskrachten, totaal
- Mannen
- Vrouwen
- Dieren
- Vóór 1910 telling in december, vanaf 1910 in april/mei.
- Eenden
- Exclusief volwassen woerden.
- Geiten
- Kalkoenen
- Kippen
- Leghennen
- Slachtkuikens
- Paarden en pony's
- In 2022 maken paarden, pony’s en ezels geen onderdeel uit van de Landbouwtelling.
- Runderen
- Melk- en fokvee
- Runderen voor melkproductie en de fokkerij.
- Melk- en kalfkoeien
- Koeien van 2 jaar of ouder, die ten minste eenmaal gekalfd hebben en voor de melkproductie, dan wel de fokkerij worden aangehouden, inclusief droogstaande koeien (dit zijn koeien, die tijdelijk geen melk geven omdat ze drachtig zijn).
- Stieren
- Stieren van 2 jaar en ouder
- Mannelijk jongvee in de melkveehouderij van 1-2 jaar
(mannelijk jongvee van 1-2 jaar voor de vleesproductie wordt bij vlees- en weidevee geteld)
Tot 2012 werd onderscheid gemaakt tussen stieren voor de fokkerij en stieren voor de vleesproductie.
Tot 2012 werden de stieren voor de vleesproductie bij het vlees- en weidevee geteld.
- Overig melk- en fokvee
- - Jongvee, jonger dan 1 jaar, voor toekomstige melkproductie;
- Pinken (vrouwelijk jongvee van 1 tot 2 jaar);
- Vaarzen (vrouwelijk vee van 2 jaar en ouder dat nog nooit gekalfd heeft).
- Vleesvee
- Runderen voor vleesproductie.
- Vlees- en weidevee
- - Jongvee voor vleesproductie (exclusief vleeskalveren)
- Zoogkoeien (koeien die ten minste eenmaal hebben gekalfd);
- Vlees- en weidekoeien (koeien van 2 jaar en ouder, die worden vetgemest of vetgeweid na één of meer keren te hebben gekalfd).
Inclusief uitgeschifte koeien(uit productie genomen melkkoeien, die worden vetgemest of geweid na de laatste lactatie).
Tot en met 2012 inclusief stieren voor de vleesproductie van 2 jaar en ouder.
Het onderscheid tussen stieren voor de fokkerij en stieren voor de vleesproductie is in 2012 vervallen.
Alle stieren van 2 jaar en ouder worden vanaf 2012 bij de stieren geteld.
Tot 1960 inclusief vleeskalveren.
- Vleeskalveren
- Vleeskalveren zijn kalveren die hoofdzakelijk met volle melk,
ondermelk en meel, dan wel kunstmelk worden gevoed en die voor de
leeftijd van 6 maanden worden geslacht.
- Schapen
- Varkens
- Gewassen / grondgebruik
- Het gaat hier om de oppervlakte van gewassen, inclusief totale
cultuurgrond, braakland en grasland, zoals gemeten in de landbouwtelling.
_
Oppervlakten in gemeten maat (de netto beteelbare oppervlakte inclusief paden die voor de teelt noodzakelijk zijn).- Totale cultuurgrond
- Cultuurgrond is grond die, blijvend dan wel tijdelijk, deel uitmaakt van
het bedrijf en in hoofdzaak bestemd is voor het voortbrengen van
landbouwproducten (akkerbouw, tuinbouw, veehouderij) met inbegrip van
braakland en grasland.
_
In de zin van de landbouwtelling worden niet meegerekend bos, tuin voor
eigen gebruik, erf en dergelijke. Ook snelgroeiend hout wordt niet tot de
cultuurgrond gerekend.
_
De totale oppervlakte cultuurgrond bestaat uit:
- de totale oppervlakte akkerbouwgewassen (inclusief braakland);
- de totale oppervlakte grasland;
- de totale oppervlakte tuinbouwgewassen (open grond en onder glas).
- Aardappelen
- Consumptieaardappelen
- Aardappelen bestemd voor consumptie, inclusief pootaardappelen bestemd
voor consumptieaardappelen, voeraardappelen en uitval.
_
Vanaf 1967 inclusief vroege aardappelen.
_
Vanaf 1983 inclusief pootaardappelen bestemd voor zetmeelaardappelen.
- Zetmeelaardappelen
- Aardappelen bestemd voor zetmeelverwerking in de fabriek, inclusief
uitval.
_
Tot 1983 inclusief pootaardappelen voor zetmeelaardappelen.
- Bloembollen
- Bloembollen in de open grond.
_
Tot 1967 inclusief leegstaand bollenland (daarna tot braakland gerekend).- Gladiolen
- Hyacinten
- Irissen
- Lelies
- Narcissen
- Tulpen
- Bloemkwekerijgewassen open grond
- Bloemkwekerijgewassen zijn onder andere snijbloemen, pot- en perkplanten.
- Bloemkwekerijgewassen onder glas
- Bloemkwekerijgewassen zijn onder andere snijbloemen, pot- en perkplanten.
- Anjers
- Anthurium
- Chrysanten
- Fresia
- Gerbera
- Lelies
- Orchideeën
- Rozen
- Perkplanten
- Eenjarige, tweejarige of overblijvende plant.
Wordt gebruikt voor tijdelijke tuinversiering, veelal in perken.
- Potplanten
- In pot gekweekte planten.
- Boomkwekerijgewassen open grond
- Boomkwekerijgewassen inclusief vaste planten in de open grond.
- Bos- en haagplantsoen
- Onder bosplantsoen wordt verstaan houtige plantsoorten die van nature in
Nederland voorkomen (inheems).
_
Soorten die worden gebruikt voor het vormen van bosjes en bossen zijn
onder andere boomsoorten als de beuk, wilg, eik, es en els, struiksoorten
als de hazelaar, vlier en vogelkers, naaldhoutsoorten zoals lariks, den en
fijnspar.
_
Soorten die worden gebruikt voor het vormen van hagen zijn onder andere:
beuk, haagbeuk en veldesdoorn.
- Laan- en parkbomen
- Bomen voor lanen en parken.
Voorbeelden zijn: kastanje, els, berk, meidoorn, populier en
Japanse sierkers.
- Rozenstruiken
- Inclusief onderstammen.
- Sierconiferen
- Coniferen zijn kegeldragende naaldbomen van de orde Coniferales.
Voorbeelden zijn: cipres, ceder en jeneverbes.
- Sierheesters en klimplanten
- Sierheesters zijn voor de sier gekweekte heesters (laaggroeiende
boomachtige struik), bijvoorbeeld rododendrons, azalea's.
_
Klimplanten zijn planten met dunne buigzame stengels, die zich met
hechtorganen langs andere planten of voorwerpen omhoog werkt, bijvoorbeeld
de wilde wingerd.
- Vaste planten
- Vaste planten zijn kruidachtige planten die meerdere jaren leven.
Voorbeelden zijn: monnikskap, anemoon, maar ook siergrassen,
bamboe en varens.
- Vruchtbomen
- Inclusief onderstammen.
- Boomkwekerijgewassen onder glas
- Boomkwekerijgewassen inclusief vaste planten onder glas.
- Braakland
- Inclusief oppervlakte met groenbemestingsgewassen.
_
Vanaf 1967 inclusief leegstaand bollenland (vóór 1967 bij tuinbouw
gerekend).
_
Vanaf 2002 inclusief natuurbraak en groenbraak.
Natuurbraak is het braak laten liggen van landbouwgronden zonder dat
er ingreep door de mens plaatsvindt (agrarisch natuurbeheer).
Bij groenbraak wordt na de oogst een gewas ingezaaid dat later wordt
omgeploegd om als groenbemester te dienen.
_
Als gevolg van de oorlog is er in de bezettingsjaren een toename van
braakliggend land.
_
Vanaf 1993 is er een toename in de oppervlakte braak en groenbemesting
te zien als gevolg van het in werking treden van de Mac Sharry regeling.
Deze regeling bevorderde dat akkerland uit productie werd genomen, met
als doel de landbouwoverschotten in de Europese landbouw terug te
dringen.
- Fruit open grond
- Appelen
- Kersen en Morellen
- Kleinfruit
- Hiertoe worden gerekend: rode bessen, blauwe bessen, frambozen,
bramen en overig kleinfruit (bijvoorbeeld druiven voor wijnproductie,
kiwi's en kruisbessen).
- Peren
- Pruimen
- Fruit onder glas
- Exclusief aardbeien en meloenen.
- Granen
- Onder granen worden de graanteelten verstaan welke bestemd zijn voor de
oogst van de korrel inclusief de zaadwinning. Hieronder vallen onder
andere tarwe, gerst, rogge, haver en boekweit.- Gerst, winter
- Gerst, zomer
- Haver
- Voor 1950 inclusief evene.
Evene is een haversoort dat vroeger als voedingsgewas werd geteeld.
- Korrelmaïs
- Korrelmaïs is een maïsras dat wordt geteeld voor de droge korrel.
In Nederland worden de maïskorrels vooral gebruikt als kippenvoer.
- Rogge
- Tarwe, winter
- Tarwe, zomer
- Grasland
- Grasland totaal
- Blijvend grasland
- Grond met een natuurlijke of ingezaaide vegetatie van grassen of andere
kruidachtige voedergewassen, die voor ten minste 5 jaar niet in de
vruchtwisseling is meegenomen.
_
Vruchtwisseling is het op een perceel na elkaar telen van verschillende
gewassen om bodemziekten te voorkomen.
_
Tot 2000 inclusief boomgaarden waarvan ondergrond als grasland worden
beweid of gehooid en gras van uiterwaarden dijken en bermen voor zover
dit deel uitmaakt van een landbouwbedrijf en beweid of gehooid wordt.
- Tijdelijk grasland
- Grond met een natuurlijke of ingezaaide vegetatie van grassen of andere
kruidachtige voedergewassen, die voor minder dan 5 jaar niet in de
vruchtwisseling is meegenomen.
_
Vruchtwisseling is het op een perceel na elkaar telen van verschillende
gewassen om bodemziekten te voorkomen.
- Groenbemestingsgewassen
- Groenbemestingsgewassen worden onder andere geteeld ter verbetering van
de bodem, de opvang van meststoffen en mineralen, of de bestrijding van
ziekten en onkruid. Veel gebruikte groenbemestingsgewassen zijn lupine,
klaver en grassen.
- Groenten open grond
- Aardbeien
- Vanaf 2000 inclusief wachtbed en vermeerdering
- Asperges
- Augurken
- Bloemkool
- Erwten
- Doperwten, groen geoogst.
- Knolselderij
- Peen
- Winterpeen, was- en bospeen.
- Prei
- Sluitkool
- Kool die een gesloten krop vormt, zoals rode kool, savooiekool,
witte kool en spitskool.
- Spinazie
- Spruitkool
- Spruiten.
- Stok- en stamslabonen
- Stoksnijbonen, stokslabonen en stamslabonen (= stamsperziebonen).
Groen geoogst.
- Tuinbonen
- Groen geoogst.
- Witlofwortel
- Groenten onder glas
- Komkommers
- Tomaten
- Groenvoedergewassen
- Groenvoedergewassen zijn gewassen die worden gebruikt als vers
plantaardig veevoer.
_
Groenvoedergewassen zijn onder andere klaver, luzerne, snijmaïs en
tijdelijk grasland.
_
Tijdelijk grasland is opgenomen onder grasland.- Klaver en luzerne
- Klaver en luzerne zijn vlinderbloemige planten die als veevoeder worden
gebruikt.
_
Vanaf 1986 exclusief klaver. Klaver wordt dan nog maar heel beperkt
geteeld.
- Snijmaïs
- Snijmaïs is een maïsras dat vooral geteeld wordt voor veevoer. Bij de
oogst worden de stengels en onrijpe kolven van de plant fijngesneden en op
een grote hoop bewaard (ingekuild). Melkkoeien en vleesstieren eten het
als ruwvoer.
- Handelsgewassen
- Handelsgewassen zijn planten die gewoonlijk niet direct voor consumptie
worden verkocht omdat ze voor hun eindgebruik industrieel moeten
worden verwerkt.
_
Tot de handelsgewassen worden onder andere gerekend: koolzaad, bruin en
geel mosterdzaad, karwijzaad, oliezaden, vlas, hennep, tabak, hop,
kanariezaad, blauwmaanzaad, teunisbloem en landbouwzaden.- Cichorei
- Cichorei is familie van witlof en andijvie. Gedroogde en gemalen
cichoreiwortel werd vooral tijdens de bezettingsjaren gebruikt als
koffiesubstituut. Tegenwoordig wordt cichorei vooral geteeld voor de
productie van fructosestropen en inuline. Inuline wordt onder andere
gebruikt als glucosevervanger.
- Koolzaad
- 1851-1880: winterkoolzaad en aveelzaad.
1881-1950: winterkoolzaad en raapzaad.
1950 en verder: koolzaad en raapzaad.
_
In 1943 was er een teeltplicht voor koolzaad, dit verklaart de enorme
toename van de teelt in de jaren veertig van de vorige eeuw.
- Vlas
- Vezelvlas voor vezel en lijnzaad.
- Peulvruchten
- Peulvruchten zijn planten waaraan de eetbare zaden in peulen groeien.
_
Tot de peulvruchten worden onder andere gerekend:
droog geoogste veld-, witte, groene, gele en grauwe erwten, schokkers,
kapucijners, bruine bonen en veldbonen.- Erwten (droog geoogst)
- Droog geoogste veld-, witte, groene, gele, grauwe erwten, schokkers ,
kapucijners (inclusief zaadwinning).
_
Tot 1962 inclusief groen geoogste erwten.
- Bruine bonen
- Droog te oogsten bruine bonen (Phaseolus vulgaris).
_
Tot 1950 ook bonte en gele bonen.
Tot 1980 ook witte bonen.
- Veldbonen
- Droog te oogsten paarden-, duiven-, wier- en schapenbonen en walsche
bonen (Vicia Faba).
- Suikerbieten
- Voederbieten
- Zaaiuien
- Inclusief uitval.
- Zaden
- Akkerbouwzaden
- Hiertoe worden onder andere suiker- en voederbietenzaad, klaverzaad
en graszaad gerekend.
_
Vanaf 1986 enkel nog graszaad.
- Tuinbouwzaden
- Hiertoe worden onder andere groentezaden en bloemzaden gerekend.
_
Tot 1950 oppervlakte in kadastrale maat, dat wil zeggen inclusief
wegen, sloten en houtwallen van maximaal 4 meter breed die de oppervlakte
doorsnijden of begrenzen.
_
Vanaf 1950 oppervlakte in gemeten maat (de netto beteelbare oppervlakte
inclusief voren en paden die voor de teelt noodzakelijk zijn).
_
Vanaf 2010 inclusief opkweekmateriaal voor groenten.
- Productie
- Opbrengst gewassen
- Aardappelen
- Consumptieaardappelen
- Aardappelen bestemd voor consumptie, inclusief pootaardappelen
bestemd voor consumptieaardappelen, voeraardappelen en uitval.
_
Vanaf 1967 inclusief vroege aardappelen.
_
Vanaf 1983 inclusief pootaardappelen bestemd voor zetmeelaardappelen.
- Zetmeelaardappelen
- Aardappelen bestemd voor zetmeelverwerking in de fabriek,
inclusief uitval.
_
Tot 1983 inclusief pootaardappelen voor zetmeelaardappelen.
- Fruit
- Appelen
- Bessen
- Rode, witte, zwarte bes en kruisbes.
- Bramen
- Druiven
- Frambozen
- Kersen en morellen
- Meloenen
- Peren
- Perziken
- Pruimen
- Granen
- Gerst, winter
- Gerst, zomer
- Haver
- Voor 1950 inclusief evene.
Evene is een haversoort dat vroeger als voedingsgewas werd geteeld.
- Korrelmaïs
- Korrelmaïs is een maïsras dat wordt geteeld voor de droge korrel.
In Nederland worden de maïskorrels vooral gebruikt als kippenvoer.
- Rogge
- Tarwe, winter
- Tarwe, zomer
- Groenten
- Aardbeien
- Andijvie
- Asperges
- Augurken
- Bloemkool
- Boerenkool
- Champignons
- Chinese kool
- Erwten
- Doperwten, groen geoogst.
_
Tot en met 1975 peulgewicht.
- Komkommer
- Knolselderij
- Koolraap
- Kropsla
- Kroten
- Rode bieten.
- Paprika
- Peen
- Was-, bos- en winterpeen.
_
Vanaf 1986 andere berekeningsmethode.
- Peterselie
- Postelein
- Prei
- Rabarber
- Radijs
- Rode kool
- Savooiekool
- Groene kool.
- Schorseneren
- Selderij
- Vanaf 1981 alleen blad- en bleekselderij.
- Snijbonen
- Inclusief spek- en pronkbonen.
- Sperziebonen
- Prinsessenbonen, slabonen.
- Spinazie
- Spitskool
- Spruiten
- Tomaten
- Tuinbonen
- Groen geoogst.
_
Tot en met 1975 peulgewicht, daarna deels peul- deels korrelgewicht.
- Uien
- Inclusief zilveruien.
_
Vanaf 1952 inclusief sjalotten.
- Witlof
- Witte kool
- Handelsgewassen
- Handelsgewassen zijn planten die gewoonlijk niet direct voor consumptie
worden verkocht omdat ze voor hun eindgebruik industrieel moeten
worden verwerkt.
_
Tot de handelsgewassen worden onder andere gerekend: koolzaad, bruin en
geel mosterdzaad, karwijzaad, oliezaden, vlas, hennep, tabak, hop,
kanariezaad, blauwmaanzaad, teunisbloem en landbouwzaden.- Cichorei
- Cichoreiwortelen werden in de negentiende eeuw gemalen tot een
cafeïnevrije drank. Tijdens de bezettingsjaren in de twintigste eeuw werd
de drank van gemalen cichoreiwortelen gebruikt als koffiesubstituut. Het
gewas verloor echter langzamerhand aan betekenis. Vanaf 1992 wordt het
gewas weer geteeld, nu voor de productie van fructosestropen en inuline.
Tegenwoordig wordt het gewas in Nederland alleen nog maar geteeld voor de
productie van inuline. Inuline wordt onder andere gebruikt als
glucosevervanger.
- Koolzaad
- 1851-1880: winterkoolzaad en aveelzaad
1881-1950: winterkoolzaad en raapzaad.
1950 en verder: koolzaad en raapzaad.
_
In 1943 was er een teeltplicht voor koolzaad, dit verklaart de enorme
toename van de teelt in de jaren veertig van de vorige eeuw.
- Vlas (lijnzaad)
- Lijnzaad van vlas.
Met ingang van 2022 zijn productiegegevens over lijnzaad niet meer beschikbaar
- Peulvruchten
- Peulvruchten zijn planten waaraan de eetbare zaden in peulen groeien.
_
Tot de peulvruchten worden onder andere gerekend:
droog geoogste veld-, witte, groene, gele en grauwe erwten, schokkers,
kapucijners, bruine bonen, veldbonen.- Erwten (droog geoogst)
- Droog geoogste veld-, witte, groene, gele, grauwe erwten, schokkers en
kapucijners (inclusief zaadwinning).
_
Tot 1962 inclusief groen geoogste erwten.
- Bruine bonen
- Droog te oogsten bruine bonen (Phaseolus vulgaris).
_
Tot 1950 ook bonte en gele bonen.
Tot 1980 ook witte bonen.
- Veldbonen
- Droog te oogsten paarden-, duiven-, wier-, schapenbonen, en walsche
bonen (Vicia Faba).
- Snijmaïs
- Opbrengst in droge stof.
- Suikerbieten
- Voederbieten
- Zaaiuien
- Inclusief uitval.
- Dierlijke productie
- Eieren
- Bron: Productschappen Vee, Vlees en Eieren.
- Melk
- Totale melkproductie
- Melk afgeleverd aan fabrieken
- Totale hoeveelheid melk aan de fabrieken geleverd.
- Overige melk
- niet aan zuivelfabrieken afgeleverde melk (eigen consumptie, verkoop aan
huis, en dergelijke).
- Vlees
- Rundvlees
- Productie van vlees uit slachtingen in Nederland.
_
Vlees met been, inclusief afsnijvet.
_
Tot 1970 inclusief kalfsvlees.
- Kalfsvlees
- Productie van vlees uit slachtingen in Nederland.
Vlees met been, inclusief afsnijvet.
Tot 2012 waren de cijfers afkomstig uit de LEI/CBS publicatie 'Land-en tuinbouwcijfers'.
Vanaf 2012 komen de cijfers uit de Statline tabel 'Vleesproductie; aantal slachtingen en geslacht gewicht per diersoort'.
- Varkensvlees
- Productie van vlees uit slachtingen in Nederland.
_
Vlees met been, inclusief afsnijvet.
- Paardenvlees
- Productie van vlees uit slachtingen in Nederland.
_
Vlees met been, inclusief afsnijvet.
- Schapen- en geitenvlees
- Productie van vlees uit slachtingen in Nederland.
_
Vlees met been, inclusief afsnijvet.
- Vlees van vleeskippen
- Bron: Productschappen Vee, Vlees en Eieren.
- Vlees van vleeskuikens
- Bron: Productschappen Vee, Vlees en Eieren.
- Zuivelproducten
- Boter
- Fabrieks- en boerenboter.
_
Vanaf 1950 alleen fabrieksboter.
- Gecondenseerde melk
- In 1940 is er een verbod op fabricage van volle melkpoeder en volle
gecondenseerde melk.
- Kaas
- Fabrieks- en boerenkaas.
_
Vanaf 1950 alleen fabriekskaas.
- Melkpoeder
- In 1940 is er een verbod op fabricage van volle melkpoeder en volle
gecondenseerde melk.