Beroepsbevolking; internationale definitie 2000-2013

Beroepsbevolking; internationale definitie 2000-2013

Geslacht Persoonskenmerken Perioden Beroepsbevolking (internationaal) Arbeidspositie Totaal beroepsbevolking (internat.) (x 1 000) Beroepsbevolking (internationaal) Arbeidspositie Werkzame beroepsbevolking (internat.) (x 1 000) Beroepsbevolking (internationaal) Arbeidspositie Werkloze beroepsbevolking (internat.) (x 1 000) Beroepsbevolking (internationaal) Arbeidspositie Niet beroepsbevolking (internat.) (x 1 000) Beroepsbevolking (internationaal) Bruto arbeidsparticipatie (%) Beroepsbevolking (internationaal) Netto arbeidsparticipatie (%) Werkzame beroepsbevolking (internat.) Positie in de werkkring Werknemers vaste arbeidsrelatie (x 1 000) Werkzame beroepsbevolking (internat.) Positie in de werkkring Werknemers flexibele arbeidsrelatie (x 1 000) Werkzame beroepsbevolking (internat.) Arbeidsduur Arbeidsduur: 1 tot 20 uur per week (x 1 000) Werkzame beroepsbevolking (internat.) Arbeidsduur Arbeidsduur: 20 tot 35 uur per week (x 1 000) Werkzame beroepsbevolking (internat.) Arbeidsduur Arbeidsduur: 35 uur of meer per week (x 1 000) Werkzame beroepsbevolking (internat.) Arbeidsduur Arbeidsduur: onbekend (x 1 000) Werkzame beroepsbevolking (internat.) Arbeidsduur Gemiddelde arbeidsduur (x 1 000)
Mannen en vrouwen Totaal persoonskenmerken 2013 8.965 8.365 600 4.788 65,2 60,8 5.211 1.806 1.610 2.417 4.260 79 30,8
Mannen en vrouwen 15 tot 25 jarigen 2013 1.429 1.271 157 611 70,0 62,3 397 804 685 251 302 34 19,3
Mannen en vrouwen 25 tot 35 jarigen 2013 1.807 1.689 119 232 88,6 82,8 1.084 422 158 492 1.029 10 33,8
Mannen en vrouwen 35 tot 45 jarigen 2013 1.998 1.884 113 268 88,2 83,2 1.316 229 198 606 1.072 9 33,6
Mannen en vrouwen 45 tot 55 jarigen 2013 2.160 2.046 114 355 85,9 81,3 1.467 189 245 634 1.158 9 33,5
Mannen en vrouwen 55 tot 65 jarigen 2013 1.381 1.294 87 773 64,1 60,1 919 102 220 393 672 9 31,5
Mannen en vrouwen 65 tot 75 jarigen 2013 172 162 10 1.453 10,6 10,0 27 53 93 38 24 7 17,1
Mannen en vrouwen 75 jarigen of ouder 2013 19 19 . 1.096 1,7 1,7 . 7 12 3 2 . 14,7
Mannen en vrouwen 15 tot 20 jarigen 2013 601 517 84 385 60,9 52,4 115 379 407 59 34 17 11,6
Mannen en vrouwen 20 tot 25 jarigen 2013 828 754 73 226 78,6 71,6 282 425 278 191 268 17 24,6
Mannen en vrouwen 25 tot 30 jarigen 2013 908 843 66 123 88,0 81,7 500 268 89 234 513 7 33,4
Mannen en vrouwen 30 tot 35 jarigen 2013 899 846 53 108 89,2 84,0 584 153 69 258 516 3 34,2
Mannen en vrouwen 35 tot 40 jarigen 2013 906 853 53 114 88,9 83,6 593 119 80 277 491 5 33,8
Mannen en vrouwen 40 tot 45 jarigen 2013 1.091 1.031 60 154 87,6 82,8 723 111 118 329 581 4 33,5
Mannen en vrouwen 45 tot 50 jarigen 2013 1.117 1.060 57 164 87,2 82,7 751 106 128 327 600 4 33,6
Mannen en vrouwen 50 tot 55 jarigen 2013 1.043 986 57 192 84,5 79,9 715 83 117 307 558 5 33,4
Mannen en vrouwen 55 tot 60 jarigen 2013 855 801 53 260 76,7 71,9 588 61 116 243 439 4 32,4
Mannen en vrouwen 60 tot 65 jarigen 2013 526 492 33 513 50,6 47,4 331 41 105 150 232 5 30,1
Mannen en vrouwen 65 tot 70 jarigen 2013 132 125 7 823 13,8 13,1 23 39 67 31 21 5 18,1
Mannen en vrouwen 70 tot 75 jarigen 2013 39 37 2 630 5,9 5,5 5 14 26 7 3 2 13,5
Mannen en vrouwen 75 jarigen of ouder 2013 19 19 . 1.096 1,7 1,7 . 7 12 3 2 . 14,7
Mannen en vrouwen Eenpersoonshuishouden 2013 1.385 1.248 137 1.321 51,2 46,1 754 293 173 316 746 13 32,8
Mannen en vrouwen Lid van paar (geen ouder) 2013 2.307 2.195 112 2.188 51,3 48,8 1.417 380 341 615 1.224 17 32,0
Mannen en vrouwen Lid van ouderpaar 2013 3.551 3.397 154 534 86,9 83,2 2.404 365 448 1.106 1.827 16 32,8
Mannen en vrouwen Alleenstaande ouder 2013 328 296 32 129 71,7 64,6 213 46 40 146 107 2 29,9
Mannen en vrouwen Meerderjarig kind 2013 885 791 94 275 76,3 68,2 294 452 327 175 269 20 23,5
Mannen en vrouwen Minderjarig kind 2013 323 269 54 259 55,5 46,2 52 204 238 16 7 8 8,5
Mannen en vrouwen Overig lid huishouden 2013 185 169 16 82 69,3 63,2 79 67 43 43 80 3 29,0
Mannen en vrouwen Positie huishouden onbekend 2013 . . . . . . . . . . . . .
Mannen en vrouwen Pre-primair onderwijs 2013 59 51 8 121 32,9 28,3 32 14 10 14 27 . 30,8
Mannen en vrouwen Primair onderwijs 2013 492 422 70 817 37,6 32,3 227 140 158 90 168 6 25,1
Mannen en vrouwen Lager secundair onderwijs 2013 1.541 1.403 139 1.472 51,2 46,6 795 418 442 350 593 17 27,0
Mannen en vrouwen Hoger secundair onderwijs 2013 3.737 3.486 252 1.582 70,3 65,5 2.182 753 691 1.038 1.721 35 30,6
Mannen en vrouwen Post secundair onderwijs 2013 43 40 2 9 83,1 78,7 30 5 3 13 24 . 33,6
Mannen en vrouwen Tertiair onderwijs 2013 2.882 2.769 113 671 81,1 77,9 1.836 425 275 861 1.616 17 33,6
Mannen en vrouwen Onderwijs aan promovendi 2013 53 52 . 10 84,2 82,3 35 8 4 11 37 . 36,1
Mannen en vrouwen Onderwijsniveau onbekend 2013 158 142 16 107 59,7 53,8 75 44 26 39 75 3 30,9
Mannen Totaal persoonskenmerken 2013 4.826 4.485 341 1.959 71,1 66,1 2.731 885 532 609 3.305 38 35,6
Mannen 15 tot 25 jarigen 2013 718 641 78 318 69,3 61,8 205 394 322 100 202 17 21,1
Mannen 25 tot 35 jarigen 2013 943 871 72 81 92,1 85,0 543 208 43 107 716 4 37,8
Mannen 35 tot 45 jarigen 2013 1.051 987 64 81 92,8 87,1 668 106 15 109 860 2 40,0
Mannen 45 tot 55 jarigen 2013 1.162 1.099 64 102 91,9 86,9 776 78 25 127 944 3 39,8
Mannen 55 tot 65 jarigen 2013 811 755 56 265 75,3 70,2 523 52 53 135 561 5 36,7
Mannen 65 tot 75 jarigen 2013 127 118 8 668 15,9 14,9 18 40 65 29 20 5 18,3
Mannen 75 jarigen of ouder 2013 15 15 . 442 3,2 3,2 . 6 9 3 2 . 16,4
Mannen 15 tot 20 jarigen 2013 302 261 41 202 59,9 51,8 58 191 197 31 25 8 12,7
Mannen 20 tot 25 jarigen 2013 416 380 37 116 78,3 71,4 147 204 125 69 176 9 26,8
Mannen 25 tot 30 jarigen 2013 468 426 42 52 90,1 82,0 246 130 32 57 334 3 36,6
Mannen 30 tot 35 jarigen 2013 475 445 30 30 94,1 88,1 296 78 11 50 382 . 39,0
Mannen 35 tot 40 jarigen 2013 476 445 31 33 93,5 87,5 301 58 8 49 388 . 39,8
Mannen 40 tot 45 jarigen 2013 575 542 34 48 92,3 86,9 367 49 8 60 472 . 40,1
Mannen 45 tot 50 jarigen 2013 597 567 30 48 92,5 87,8 397 43 12 64 489 2 39,9
Mannen 50 tot 55 jarigen 2013 565 532 33 54 91,3 85,9 379 36 13 63 454 . 39,7
Mannen 55 tot 60 jarigen 2013 482 450 32 75 86,5 80,8 323 30 17 67 363 2 38,2
Mannen 60 tot 65 jarigen 2013 329 305 24 190 63,3 58,8 199 23 36 67 198 3 34,5
Mannen 65 tot 70 jarigen 2013 96 90 6 377 20,3 19,1 14 29 45 23 18 4 19,6
Mannen 70 tot 75 jarigen 2013 31 28 2 291 9,5 8,8 4 11 20 6 2 . 14,2
Mannen 75 jarigen of ouder 2013 15 15 . 442 3,2 3,2 . 6 9 3 2 . 16,4
Mannen Eenpersoonshuishouden 2013 825 723 102 450 64,7 56,7 425 157 78 123 514 7 35,2
Mannen Lid van paar (geen ouder) 2013 1.244 1.182 63 1.016 55,0 52,3 745 179 117 174 880 10 35,9
Mannen Lid van ouderpaar 2013 1.898 1.822 77 140 93,1 89,4 1.266 157 33 193 1.591 5 40,1
Mannen Alleenstaande ouder 2013 65 60 5 18 78,3 72,0 41 5 2 9 48 . 38,3
Mannen Meerderjarig kind 2013 525 468 58 159 76,7 68,3 182 250 164 84 209 11 26,3
Mannen Minderjarig kind 2013 161 135 26 137 54,1 45,3 26 102 118 8 5 3 9,0
Mannen Overig lid huishouden 2013 107 96 11 38 73,7 66,4 45 34 21 17 58 2 31,8
Mannen Positie huishouden onbekend 2013 . . . . . . . . . . . . .
Mannen Pre-primair onderwijs 2013 34 30 5 39 46,7 40,4 18 8 2 5 22 . 36,5
Mannen Primair onderwijs 2013 288 246 42 283 50,4 43,1 130 78 67 31 145 2 29,9
Mannen Lager secundair onderwijs 2013 854 775 79 509 62,6 56,8 428 219 151 106 509 9 32,8
Mannen Hoger secundair onderwijs 2013 1.997 1.857 139 710 73,8 68,6 1.132 365 208 244 1.389 17 36,1
Mannen Post secundair onderwijs 2013 23 22 . 4 84,5 79,3 16 3 . 2 19 . 38,1
Mannen Tertiair onderwijs 2013 1.503 1.439 65 361 80,6 77,2 941 184 91 202 1.136 9 37,4
Mannen Onderwijs aan promovendi 2013 36 35 . 8 81,2 79,5 25 4 3 4 28 . 37,2
Mannen Onderwijsniveau onbekend 2013 91 81 10 43 67,7 60,5 41 24 9 14 57 2 34,9
Vrouwen Totaal persoonskenmerken 2013 4.139 3.880 259 2.829 59,4 55,7 2.480 921 1.078 1.808 954 40 25,2
Vrouwen 15 tot 25 jarigen 2013 710 631 80 293 70,8 62,8 192 410 362 151 101 17 17,5
Vrouwen 25 tot 35 jarigen 2013 865 818 47 151 85,2 80,6 542 214 115 385 313 6 29,6
Vrouwen 35 tot 45 jarigen 2013 946 898 49 186 83,5 79,2 648 123 182 497 212 6 26,7
Vrouwen 45 tot 55 jarigen 2013 998 948 51 253 79,8 75,7 691 110 220 507 215 6 26,2
Vrouwen 55 tot 65 jarigen 2013 570 539 31 507 52,9 50,0 397 49 167 258 110 3 24,2
Vrouwen 65 tot 75 jarigen 2013 45 43 2 784 5,4 5,2 10 14 28 10 4 2 13,8
Vrouwen 75 jarigen of ouder 2013 4 4 . 654 0,6 0,6 . . 3 . . . 8,7
Vrouwen 15 tot 20 jarigen 2013 299 256 43 183 62,0 53,0 57 188 209 29 9 9 10,4
Vrouwen 20 tot 25 jarigen 2013 411 375 36 110 78,9 71,9 135 222 153 122 92 8 22,3
Vrouwen 25 tot 30 jarigen 2013 440 416 24 72 86,0 81,3 254 138 57 177 180 4 30,2
Vrouwen 30 tot 35 jarigen 2013 424 402 23 79 84,3 79,8 288 76 58 208 134 2 28,9
Vrouwen 35 tot 40 jarigen 2013 430 408 23 80 84,3 79,8 292 61 72 228 104 4 27,3
Vrouwen 40 tot 45 jarigen 2013 516 490 26 106 82,9 78,8 356 62 110 269 108 3 26,2
Vrouwen 45 tot 50 jarigen 2013 520 493 27 116 81,8 77,6 355 64 116 264 111 3 26,2
Vrouwen 50 tot 55 jarigen 2013 478 454 24 138 77,7 73,8 336 47 104 243 104 3 26,1
Vrouwen 55 tot 60 jarigen 2013 373 352 21 185 66,9 63,1 265 31 98 175 76 2 24,9
Vrouwen 60 tot 65 jarigen 2013 197 187 10 323 37,9 36,0 132 18 69 83 34 2 22,8
Vrouwen 65 tot 70 jarigen 2013 36 35 2 446 7,5 7,2 9 11 22 8 3 . 14,5
Vrouwen 70 tot 75 jarigen 2013 9 9 . 339 2,5 2,5 . 3 6 . . . 11,1
Vrouwen 75 jarigen of ouder 2013 4 4 . 654 0,6 0,6 . . 3 . . . 8,7
Vrouwen Eenpersoonshuishouden 2013 560 525 35 871 39,1 36,7 328 136 95 192 232 6 29,5
Vrouwen Lid van paar (geen ouder) 2013 1.063 1.014 49 1.171 47,6 45,4 671 201 224 440 343 7 27,6
Vrouwen Lid van ouderpaar 2013 1.652 1.575 78 394 80,8 77,0 1.138 208 415 913 236 11 24,4
Vrouwen Alleenstaande ouder 2013 263 236 27 111 70,3 63,0 171 41 38 137 59 2 27,8
Vrouwen Meerderjarig kind 2013 360 324 36 116 75,6 68,0 111 201 164 91 60 9 19,4
Bron: cbs.
Verklaring van tekens

Tabeltoelichting


In deze tabel vindt u jaarcijfers over de samenstelling van de Nederlandse beroepsbevolking volgens de internationale definitie.

De Nederlandse definitie van de beroepsbevolking wijkt af van de definitie die internationaal als standaard geldt: die van de International Labour Organisation (ILO). Als gevolg daarvan verschilt de omvang en samenstelling van de beroepsbevolking. Ten eerste wordt in de Nederlandse definitie een drempelwaarde van twaalf uur gehanteerd voor het aantal uren per week dat iemand werkt of wil werken. In de internationale definitie is dat niet het geval. Ten tweede wordt de werkloze beroepsbevolking anders afgebakend. Volgens de internationale definitie moet iemand binnen twee weken kunnen beginnen in een baan. In de Nederlandse definitie wordt in bepaalde gevallen een termijn van drie maanden aangehouden op de termijn waarop iemand kan beginnen te werken of zoekactiviteiten ontplooid heeft.

Gegevens beschikbaar van 1996/1998 tot en met 2011/2013

Status van de cijfers
Cijfers op basis van de EBB zijn altijd definitief.

Wijzigingen per 26 februari 2015
Geen, deze tabel is stopgezet.

Wijzigingen per 1 april 2014:
De cijfers over 2013 zijn aan deze tabel toegevoegd. Alle gegevens over het beroep in 2012 en 2013 zijn op dit moment nog niet beschikbaar. Zodra deze gegevens beschikbaar komen zullen ze aan deze tabel toegevoegd worden. De gegevens over het onderwijsniveau vanaf 2012 zijn voorlopig.

Wanneer komen er nieuwe cijfers?
Deze tabel is stopgezet. De actualisering van 1 april 2014 was de laatste actualisering van deze tabel. Op 26 februari 2015 zijn nieuwe gereviseerde tabellen over de beroepsbevolking gepubliceerd. Deze revisie van de statistieken van de beroepsbevolking heeft twee onderdelen. De definities zijn aangepast aan de internationaal afgesproken definities en de gegevensverzameling is verbeterd door als eerste statistiekbureau in Europa te enquêteren via internet. Voor meer informatie over de revisie, zie de link naar de persmededeling in paragraaf 3.

Toelichting onderwerpen

Beroepsbevolking (internationaal)
Beroepsbevolking volgens internationale definitie
De Nederlandse definitie van de beroepsbevolking wijkt af van de
definitie die internationaal als standaard geldt: die van de
International Labour Organisation (ILO). Als gevolg daarvan verschilt
de omvang en samenstelling van de beroepsbevolking. Ten eerste
wordt in de Nederlandse definitie een drempelwaarde van twaalf uur
gehanteerd voor het aantal uren per week dat iemand werkt of wil werken.
In de internationale definitie is dat niet het geval. Ten tweede wordt de
werkloze beroepsbevolking anders afgebakend.
Volgens de internationale definitie moet iemand binnen twee weken kunnen
beginnen in een baan. In de Nederlandse definitie wordt in bepaalde
gevallen een termijn van drie maanden aangehouden op de termijn waarop
iemand kan beginnen te werken of zoekactiviteiten ontplooid heeft.
Arbeidspositie
Indeling van de bevolking van 15 jaar of ouder in:
- werkzame beroepsbevolking
- werkloze beroepsbevolking
- niet beroepsbevolking
Totaal beroepsbevolking (internat.)
Totale beroepsbevolking volgens internationale definitie.
Werkzame beroepsbevolking (internat.)
Werkzame beroepsbevolking volgens internationale definitie.
Personen die minstens 1 uur per week werken.
Werkloze beroepsbevolking (internat.)
Werkloze beroepsbevolking volgens internationale definitie.
Niet beroepsbevolking (internat.)
Niet beroepsbevolking volgens internationale definitie.
Bruto arbeidsparticipatie
Het aandeel van de werkzame en werkloze beroepsbevolking in de
potentiële beroepsbevolking.
Netto arbeidsparticipatie
Het aandeel van de werkzame beroepsbevolking in de potentiële
beroepsbevolking.
Werkzame beroepsbevolking (internat.)
Werkzame beroepsbevolking volgens internationale definitie.
Personen die minstens 1 uur per week werken.
Positie in de werkkring
Werknemers vaste arbeidsrelatie
Een persoon die een arbeidsovereenkomst heeft die niet van beperkte duur is én die voor een vast overeengekomen aantal uren in dienst is.
Werknemers flexibele arbeidsrelatie
Een persoon die een arbeidsovereenkomst heeft die van beperkte duur is of die niet voor een vast overeengekomen aantal uren in dienst is.
Hiertoe behoren:
Werknemer met een tijdelijk dienstverband met uitzicht op vast én vaste uren
Werknemer met een tijdelijk dienstverband van 1 jaar of langer én vaste uren
Werknemer met een overig tijdelijk dienstverband én vaste uren
Oproep/-invalkracht
Uitzendkracht
Werknemer met een vast dienstverband zonder vaste uren
Werknemer met een tijdelijk dienstverband zonder vaste uren
Arbeidsduur
Het aantal uren dat een persoon in een normale of gemiddelde werkweek
werkt.
Arbeidsduur: 1 tot 20 uur per week
Het aantal uren dat een persoon in een normale of gemiddelde
werkweek werkt.
Arbeidsduur: 20 tot 35 uur per week
Het aantal uren dat een persoon in een normale of gemiddelde
werkweek werkt.
Arbeidsduur: 35 uur of meer per week
Het aantal uren dat een persoon in een normale of gemiddelde
werkweek werkt.
Arbeidsduur: onbekend
Het aantal uren dat een persoon in een normale of gemiddelde
werkweek werkt.
Gemiddelde arbeidsduur