Part. huishoudens met (langdurig) laag inkomen/rond sociaal minimum, 2005

Part. huishoudens met (langdurig) laag inkomen/rond sociaal minimum, 2005

Regio's Samenstelling van het huishouden Huish. behorende tot doelpopulatie** Huishoudens met een laag inkomen (%) Huish.langd.behorend tot doelpopulatie** Huish. met een langdurig laag inkomen (%)
Agglomeratie Leiden en Bollenstreek (CR) Totaal particulier huishouden 7 2
Agglomeratie Leiden en Bollenstreek (CR) Eenpersoonshuishouden 13 4
Midden-Noord-Brabant (CR) Totaal particulier huishouden 8 2
Midden-Noord-Brabant (CR) Eenpersoonshuishouden 15 5
Midden-Limburg (CR) Totaal particulier huishouden 9 3
Midden-Limburg (CR) Eenpersoonshuishouden 16 5
Leeuwarden (GA) Totaal particulier huishouden 15 5
Leeuwarden (GA) Eenpersoonshuishouden 21 8
Leiden (GA) Totaal particulier huishouden 8 3
Leiden (GA) Eenpersoonshuishouden 13 5
Leeuwarden (SG) Totaal particulier huishouden 12 4
Leeuwarden (SG) Eenpersoonshuishouden 20 6
Leiden (SG) Totaal particulier huishouden 8 2
Leiden (SG) Eenpersoonshuishouden 13 5
Alphen aan den Rijn Totaal particulier huishouden 7 2
Alphen aan den Rijn Eenpersoonshuishouden 12 4
Arcen en Velden Totaal particulier huishouden 6 x
Arcen en Velden Eenpersoonshuishouden 11 x
Berkel en Rodenrijs Totaal particulier huishouden 6 2
Berkel en Rodenrijs Eenpersoonshuishouden 12 x
Capelle aan den IJssel Totaal particulier huishouden 9 3
Capelle aan den IJssel Eenpersoonshuishouden 15 5
Coevorden Totaal particulier huishouden 9 3
Coevorden Eenpersoonshuishouden 14 4
De Wolden Totaal particulier huishouden 7 2
De Wolden Eenpersoonshuishouden 10 x
Den Helder Totaal particulier huishouden 10 3
Den Helder Eenpersoonshuishouden 17 7
Eijsden Totaal particulier huishouden 7 x
Eijsden Eenpersoonshuishouden 15 x
Geertruidenberg Totaal particulier huishouden 6 2
Geertruidenberg Eenpersoonshuishouden 13 5
Giessenlanden Totaal particulier huishouden 5 x
Giessenlanden Eenpersoonshuishouden 12 x
Hardenberg Totaal particulier huishouden 7 2
Hardenberg Eenpersoonshuishouden 13 4
Helden Totaal particulier huishouden 7 2
Helden Eenpersoonshuishouden 12 x
Heusden Totaal particulier huishouden 7 2
Heusden Eenpersoonshuishouden 11 3
Krimpen aan den IJssel Totaal particulier huishouden 7 1
Krimpen aan den IJssel Eenpersoonshuishouden 13 3
Leeuwarden Totaal particulier huishouden 15 5
Leeuwarden Eenpersoonshuishouden 21 8
Leiden Totaal particulier huishouden 10 4
Leiden Eenpersoonshuishouden 15 6
Leusden Totaal particulier huishouden 5 1
Leusden Eenpersoonshuishouden 8 x
Midden-Delfland Totaal particulier huishouden 6 1
Midden-Delfland Eenpersoonshuishouden 9 x
Midden-Drenthe Totaal particulier huishouden 8 2
Midden-Drenthe Eenpersoonshuishouden 14 3
Muiden Totaal particulier huishouden 7 x
Muiden Eenpersoonshuishouden 13 x
Naarden Totaal particulier huishouden 6 1
Naarden Eenpersoonshuishouden 9 4
Nieuwerkerk aan den IJssel Totaal particulier huishouden 5 2
Nieuwerkerk aan den IJssel Eenpersoonshuishouden 11 x
Noordenveld Totaal particulier huishouden 7 2
Noordenveld Eenpersoonshuishouden 13 3
Oldenzaal Totaal particulier huishouden 8 3
Oldenzaal Eenpersoonshuishouden 15 6
Reusel-De Mierden Totaal particulier huishouden 6 x
Reusel-De Mierden Eenpersoonshuishouden 9 x
Rheden Totaal particulier huishouden 8 2
Rheden Eenpersoonshuishouden 14 5
Rijnwaarden Totaal particulier huishouden 8 x
Rijnwaarden Eenpersoonshuishouden 16 x
Sint-Oedenrode Totaal particulier huishouden 8 1
Sint-Oedenrode Eenpersoonshuishouden 17 x
Uden Totaal particulier huishouden 8 2
Uden Eenpersoonshuishouden 13 4
Wierden Totaal particulier huishouden 6 x
Wierden Eenpersoonshuishouden 10 x
Woerden Totaal particulier huishouden 6 1
Woerden Eenpersoonshuishouden 10 2
Woudenberg Totaal particulier huishouden 5 x
Woudenberg Eenpersoonshuishouden x x
Bron: CBS.
Verklaring van tekens

Tabeltoelichting


Deze tabel geeft het aantal huishoudens met een (langdurig) laag inkomen
en het aantal huishoudens met een (langdurig) inkomen onder of rond het
sociaal minimum, uitgesplitst naar samenstelling van het huishouden.
De cijfers zijn uitgesplitst naar landsdeel, provincie, corop-gebied,
grootstedelijke agglomeratie, stadsgewest en gemeente.

De gegevens komen uit het Regionaal Inkomensonderzoek (RIO) 2005 van
het CBS. De peildatum is 1 januari 2006; de inkomensgegevens hebben
betrekking op het onderzoeksjaar 2005. Het betreft nader voorlopige
cijfers.

Wijzigingen ten opzicht van de vorige versie

Wijzigingen november 2008:
Aan de tabel is informatie toegevoegd over huishoudens die ook in
de voorafgaande drie jaar behoorden tot de doelpopulatie, een laag
inkomen hadden en/of een inkomen onder of rond het sociaal minimum
hadden.


Frequentie: eenmalig
Omdat de gemeentelijke indeling jaarlijks kan veranderen worden de
uitkomsten
uit het RIO voor elk afzonderlijk onderzoeksjaar gepubliceerd;
samenvoeging of splitsing van gemeenten heeft tot gevolg dat alle
informatie gerelateerd aan het inkomen in een nieuw gevormde of
gesplitste gemeente aanzienlijk kan wijzigen waardoor
vergelijkbaarheid in de tijd niet mogelijk is.

Toelichting onderwerpen

Huish. behorende tot doelpopulatie**
De doelpopulatie bestaat uit particuliere huishoudens waarvan de
hoofdkostwinner (of eventuele partner) een volledig jaarinkomen heeft en
niet afhankelijk is van studiefinanciering; deze populatie dient als
basis voor het percentage huishoudens met een laag inkomen of als basis
voor het percentage huishoudens onder of rond het sociaal minimum .
Huishoudens met een laag inkomen
Het percentage huishoudens met een laag inkomen.
De lage-inkomensgrens is vastgesteld op 9.249 euro in prijzen van het
jaar 2000.
Dit bedrag komt inkoopkracht ongeveer overeen met de koopkracht van een
Bijstandsuitkering voor een alleenstaande in 1979, toen deze op zijn
hoogst was.
Het inkomensbegrip dat in deze publicatie wordt gehanteerd, is het
besteedbaar inkomen verminderd met eventueel ontvangen
huursubsidie. Om te bepalen hoe het inkomen van een huishouden zich
verhoudt tot de lage-inkomensgrens, wordt het inkomen van
een huishouden gecorrigeerd voor verschillen in huishoudenssamenstelling
en voor de prijsontwikkeling. De correctie voor verschillen in
samenstelling vindt plaats met behulp van equivalentiefactoren.
In de equivalentiefactor komen de schaalvoordelen tot uitdrukking die het
gevolg zijn van het voeren van een gemeenschappelijke huishouding. Met
behulp van de equivalentiefactoren worden alle inkomens herleid tot het
inkomen van een eenpersoonshuishouden. Op deze wijze zijn de
inkomensniveaus van huishoudens onderling vergelijkbaar gemaakt.
Vervolgens wordt dit gestandaardiseerde inkomen (met
consumentenprijsindices) herleid naar het prijspeil in 2000.
Het resulterende inkomen is laag wanneer het minder is dan 9.249 euro.
Huish.langd.behorend tot doelpopulatie**
Huishoudens behorende tot de doelpopulatie ook in de voorafgaande drie
jaar.
De doelpopulatie bestaat uit particuliere huishoudens waarvan de
hoofdkostwinner (of eventuele partner) een volledig jaarinkomen heeft en
niet afhankelijk is van studiefinanciering. 'Huishoudens langdurig in
doelpopulatie' dient als basis voor het percentage huishoudens met
langdurig een laag inkomen of als basis voor het percentage huishoudens
langdurig onder of rond het sociaal minimum .
Huish. met een langdurig laag inkomen
Het percentage huishoudens met een laag inkomen ook in de voorafgaande
drie jaar.
De lage-inkomensgrens is vastgesteld op 9.249 euro in prijzen van het
jaar 2000.
Dit bedrag komt in koopkracht ongeveer overeen met de koopkracht van een
Bijstandsuitkering voor een alleenstaande in 1979, toen deze op zijn
hoogst was.
Het inkomensbegrip dat in deze publicatie wordt gehanteerd, is het
besteedbaar inkomen verminderd met eventueel ontvangen
huursubsidie. Om te bepalen hoe het inkomen van een huishouden zich
verhoudt tot de lage-inkomensgrens, wordt het inkomen van
een huishouden gecorrigeerd voor verschillen in huishoudenssamenstelling
en voor de prijsontwikkeling. De correctie voor verschillen in
samenstelling vindt plaats met behulp van equivalentiefactoren.
In de equivalentiefactor komen de schaalvoordelen tot uitdrukking die het
gevolg zijn van het voeren van een gemeenschappelijke huishouding. Met
behulp van de equivalentiefactoren worden alle inkomens herleid tot het
inkomen van een eenpersoonshuishouden. Op deze wijze zijn de
inkomensniveaus van huishoudens onderling vergelijkbaar gemaakt.
Vervolgens wordt dit gestandaardiseerde inkomen (met
consumentenprijsindices) herleid naar het prijspeil in 2000.
Het resulterende inkomen is laag wanneer het minder is dan 9.249 euro.