Huishoudens; personen naar geslacht, leeftijd en regio, 1 januari
Geslacht | Leeftijd | Perioden | Regio's | Totaal personen in huishoudens (aantal) | Personen in particuliere huishoudens Totaal in particuliere huishoudens (aantal) | Personen in particuliere huishoudens Thuiswonend kind (aantal) | Personen in particuliere huishoudens Alleenstaand (aantal) | Personen in particuliere huishoudens Samenwonend Totaal samenwonende personen (aantal) | Personen in particuliere huishoudens Ouder in eenouderhuishouden (aantal) | Personen in particuliere huishoudens Overig lid huishouden (aantal) | Personen in institutionele huishoudens (aantal) |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Mannen en vrouwen | Totaal | 2020 | Nederland | 17.407.585 | 17.148.722 | 4.643.605 | 3.079.778 | 8.574.862 | 589.975 | 260.502 | 258.863 |
Mannen en vrouwen | Totaal | 2020 | Groningen (PV) | 585.866 | 576.187 | 134.469 | 134.986 | 278.678 | 19.318 | 8.736 | 9.679 |
Mannen en vrouwen | Totaal | 2020 | Fryslân (PV) | 649.957 | 638.412 | 172.479 | 108.082 | 330.508 | 20.026 | 7.317 | 11.545 |
Mannen en vrouwen | Totaal | 2020 | Drenthe (PV) | 493.682 | 483.405 | 128.110 | 72.904 | 261.052 | 15.178 | 6.161 | 10.277 |
Mannen en vrouwen | Totaal | 2020 | Overijssel (PV) | 1.162.406 | 1.144.695 | 328.629 | 178.588 | 588.364 | 33.410 | 15.704 | 17.711 |
Mannen en vrouwen | Totaal | 2020 | Flevoland (PV) | 423.021 | 417.048 | 131.948 | 56.224 | 203.298 | 17.832 | 7.746 | 5.973 |
Mannen en vrouwen | Totaal | 2020 | Gelderland (PV) | 2.085.952 | 2.049.687 | 562.098 | 336.948 | 1.059.868 | 60.567 | 30.206 | 36.265 |
Mannen en vrouwen | Totaal | 2020 | Utrecht (PV) | 1.354.834 | 1.336.448 | 379.453 | 235.308 | 662.410 | 40.587 | 18.690 | 18.386 |
Mannen en vrouwen | Totaal | 2020 | Noord-Holland (PV) | 2.879.527 | 2.842.412 | 755.791 | 584.676 | 1.342.594 | 111.917 | 47.434 | 37.115 |
Mannen en vrouwen | Totaal | 2020 | Zuid-Holland (PV) | 3.708.696 | 3.659.255 | 1.013.804 | 691.263 | 1.747.194 | 144.643 | 62.351 | 49.441 |
Mannen en vrouwen | Totaal | 2020 | Zeeland (PV) | 383.488 | 378.069 | 98.323 | 63.571 | 200.684 | 11.258 | 4.233 | 5.419 |
Mannen en vrouwen | Totaal | 2020 | Noord-Brabant (PV) | 2.562.955 | 2.526.067 | 676.966 | 413.500 | 1.319.898 | 78.928 | 36.775 | 36.888 |
Mannen en vrouwen | Totaal | 2020 | Limburg (PV) | 1.117.201 | 1.097.037 | 261.535 | 203.728 | 580.314 | 36.311 | 15.149 | 20.164 |
Bron: CBS. |
Tabeltoelichting
Personen in Nederland wonend in een particulier of institutioneel huishouden naar plaats in het huishouden, geslacht, leeftijd en regio op 1 januari.
De volgende uitsplitsingen zijn mogelijk:
- Personen in alle huishoudens naar geslacht, leeftijd en regio;
- Personen in particuliere huishouden naar plaats in het huishouden, geslacht, leeftijd en regio;
- Personen in institutionele huishoudens naar geslacht, leeftijd en regio.
De in de tabel opgenomen regio's zijn landsdelen, provincies, COROP-gebieden en gemeenten.
De gepresenteerde regiototalen betreffen samentellingen van gemeenten. In geval van grenswijzigingen die over verschillende regiogrenzen heen gaan is de indeling van de gemeenten gegroepeerd naar de meest recente situatie.
Bijvoorbeeld: voor de gemeente Vianen, die per 1 januari 2002 is overgegaan van de provincie Zuid-Holland naar de provincie Utrecht, geldt dat ze in de tabel is gegroepeerd in de provincie Utrecht.
De regionale cijfers over de institutionele bevolking vertonen van jaar op jaar soms moeilijk te verklaren schommelingen. De gehanteerde methodiek is gebaseerd op typering van adresbewoning op basis van secundaire bronnen. Niet in alle gevallen valt de typering perfect uit. Dat kan komen doordat een adres van functie is veranderd, bij voorbeeld van zorginstelling naar huisvesting van (voormalige) asielzoekers, zonder dat het CBS daar kennis van heeft genomen. In andere situaties kan het voorkomen dat een adres het ene jaar wel en het andere jaar niet boven de gehanteerde drempelwaarden blijft qua aantal institutionele bewoners die gelden voor het afbakenen van institutionele adressen. Indirect hebben dergelijke schommelingen ook effect op het aantal eenpersoonshuishoudens.
Gegevens beschikbaar vanaf: 2000
Status van de cijfers:
Alle in de tabel opgenomen cijfers zijn definitief.
Wijzigingen per 22 mei 2024:
De cijfers per 1 januari 2024 zijn toegevoegd.
Wanneer komen er nieuwe cijfers uit?
In het 3e kwartaal van 2025 worden cijfers per 1 januari 2025 toegevoegd.
Toelichting onderwerpen
- Totaal personen in huishoudens
- Totaal aantal personen in zowel particuliere als institutionele huishoudens.
Particulier huishouden:
Eén of meer personen die samen een woonruimte bewonen en zichzelf daar particulier, dus niet-bedrijfsmatig voorzien in de dagelijkse levensbehoeften.
Institutioneel huishouden:
Eén of meer personen die een woonruimte bewonen en daar bedrijfsmatig worden voorzien in dagelijkse levensbehoeften. Ook de huisvesting vindt bedrijfsmatig plaats.
Het gaat om instellingen zoals verpleeg-, en verzorgingshuizen, instellingen voor geestelijke gezondheidszorg, forensische centra, instellingen voor verstandelijk, lichamelijk en zintuiglijk gehandicapten, instellingen voor verslavingszorg en daklozenopvang, internaten, kloosters, gevangenissen, kazernes, en asielzoekerscentra, waarin de personen in principe voor langere tijd (zullen) verblijven. - Personen in particuliere huishoudens
- Totaal aantal personen in particuliere huishoudens.
Particulier huishouden:
Eén of meer personen die samen een woonruimte bewonen en zichzelf daar particulier, dus niet-bedrijfsmatig voorzien in de dagelijkse levensbehoeften.- Totaal in particuliere huishoudens
- Totaal aantal personen in particuliere huishoudens.
- Thuiswonend kind
- Thuiswonende kinderen in particuliere huishoudens.
Thuiswonend kind:
Persoon ongeacht leeftijd of burgerlijke staat die een kind-ouderrelatie heeft met één of twee tot het huishouden behorende ouders.
Adoptie- en stiefkinderen in het huishouden worden wel gezien als thuiswonende kinderen, maar pleegkinderen niet.
- Alleenstaand
- Alleenstaande personen in particuliere huishoudens.
Alleenstaand:
Persoon die alleen in een woonruimte woont en een eenpersoonshuishouden vormt.
Tot alleenstaanden worden ook personen gerekend die met anderen op eenzelfde adres wonen maar een eigen huishouding voeren.
Alleenstaanden kunnen een relatie hebben en zelfs gehuwd zijn met een persoon met wie ze niet samenwonen.
- Samenwonend
- Samenwonende personen in particuliere huishoudens.
Samenwonende persoon:
Persoon die samen met iemand anders als paar, al dan niet met elkaar gehuwd, al dan niet als geregistreerd partners en al dan niet met kinderen, een particulier huishouden vormt.- Totaal samenwonende personen
- Ouder in eenouderhuishouden
- Persoon in een particulier huishouden die een ouder-kindrelatie heeft met één of meer thuiswonende kinderen en die geen partner heeft in hetzelfde huishouden.
Eenouderhuishouden:
Particulier huishouden bestaande uit één ouder met één of meer thuiswonende kinderen.
Thuiswonend kind:
Persoon ongeacht leeftijd of burgerlijke staat die een kind-ouderrelatie heeft met één of twee tot het huishouden behorende ouders.
Adoptie- en stiefkinderen in het huishouden worden wel gezien als thuiswonende kinderen, maar pleegkinderen niet.
- Overig lid huishouden
- Overige leden in particuliere huishoudens.
Overig lid huishouden:
Persoon die anders dan als partner, ouder in een eenouderhuishouden of als thuiswonend kind deel uitmaakt van een particulier huishouden.
Te denken valt hierbij bijvoorbeeld aan een kostganger die bij een gezin inwoont, een persoon die samen met een broer of zus één huishouden vormt, of een pleegkind.
- Personen in institutionele huishoudens
- Institutioneel huishouden:
Eén of meer personen die een woonruimte bewonen en daar bedrijfsmatig worden voorzien in dagelijkse levensbehoeften. Ook de huisvesting vindt bedrijfsmatig plaats.
Het gaat om instellingen zoals verpleeg-, en verzorgingshuizen, instellingen voor geestelijke gezondheidszorg, forensische centra, instellingen voor verstandelijk, lichamelijk en zintuiglijk gehandicapten, instellingen voor verslavingszorg en daklozenopvang, internaten, kloosters, gevangenissen, kazernes, en asielzoekerscentra, waarin de personen in principe voor langere tijd (zullen) verblijven.