Onverzekerden tegen ziektekosten; overige kenmerken, 2006-2010
Verklaring van tekens
Tabeltoelichting
Deze tabel geeft het aantal onverzekerden tegen ziektekosten op een peildatum. De gegevens zijn uitgesplitst naar stedelijkheid, naar generatie en plaats in het huishouden. Ook wordt het aantal onverzekerden onder studenten en mensen met een uitkering gegeven.
Met ingang van 2006 is het aantal onverzekerden gedefinieerd als het aantal personen dat in de GBA (Gemeentelijke Basisadministratie) staat ingeschreven èn verzekeringsplichtig is volgens de Zorgverzekeringswet, maar geen zorgverzekering zoals in die wet bedoeld heeft afgesloten. De beperking tot het aantal onverzekerden in de GBA betekent dat onverzekerden onder illegalen, grensarbeiders die in het buitenland wonen en in Nederland werken en Nederlanders die in het buitenland wonen (bijvoorbeeld de zogenaamde pensionado's) buiten beschouwing blijven.
Gegevens beschikbaar: 2006-2010
Status van de cijfers:
De cijfers in de tabel over 2006 tot en met 2009 zijn definitieve cijfers.
De cijfers over 2010 zijn voorlopige cijfers.
Wijzigingen per 6 juni 2012:
Deze tabel is stopgezet.
Wanneer komen er nieuwe cijfers?
Deze tabel is stopgezet.
Toelichting onderwerpen
- Onverzekerden, aantal
- Het aantal onverzekerden. Onverzekerden zijn personen die in de GBA
(Gemeentelijke Basisadministratie) staan (administratieve bevolking) en
verzekeringsplichtig zijn, maar niet zijn opgenomen in het verzekerden-
bestand. In beginsel is iedereen die verplicht verzekerd is in het kader
van de AWBZ (Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten) ook verplicht
verzekerd in het kader van de Zorgverzekeringswet. In principe zijn dat
alle inwoners van Nederland en degenen die in Nederland loonbelasting
betalen. Hierin is echter een aantal wijzigingen aangebracht met het
"Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen
1999". Dit leidt er toe dat de volgende groepen niet verplicht zijn zich
te verzekeren in het kader van de Zorgverzekeringswet:
- Asielzoekers;
- Personen die in Nederland wonen maar in het buitenland werken;
- Personen die in het buitenland een uitkering en/of pensioen ontvangen;
- Diplomaten en werknemers van volkenrechtelijke organisaties;
- Personen die tijdelijk vanuit het buitenland door hun werkgever naar
Nederland worden uitgezonden (gedetacheerd);
- Buitenlandse studenten die uitsluitend wegens studie in Nederland wonen.
Naast bovengenoemde groepen omvat deze categorie ook militairen in actieve
dienst en personen die vanwege hun levensovertuiging problemen hebben zich
te verzekeren (gemoedsbezwaarden). Volgens lid 2 van artikel 2 van de
Zorgverzekeringswet zijn zij niet verzekeringsplichtig.
Let op: Het CBS hanteert een onderscheid in formeel onverzekerden en de
onverzekerden die 6 maanden na peildatum nog steeds onverzekerd zijn.- Formeel onverzekerden op peildatum
- Het aantal personen dat op de peildatum in de GBA (Gemeentelijke
Basisadministratie) staat (administratieve bevolking) en verzekerings-
plichtig is, maar niet is opgenomen in het verzekerdenbestand.- Studenten naar soort hoger onderwijs
- Studenten in hoger beroepsonderwijs en wetenschappelijk onderwijs.
- WO
- Studenten in het wetenschappelijk onderwijs.
- Plaats in huishouden
- De positie die een persoon in een huishouden inneemt ten opzichte van de
referentiepersoon van het huishouden. De referentiepersoon is een
statistische eenheid bedoeld voor het vaststellen van huishoudens-
kenmerken. Als er sprake is van een paar binnen een huishouden, wordt de
man als referentiepersoon aangemerkt. In geval van een paar van gelijk
geslacht is de oudste van het paar referentiepersoon. In een
eenouderhuishouden is de ouder referentiepersoon, in een overig
huishouden de oudste man (in geval van gelijk geslacht de oudste
persoon). Personen waarvan ten tijde van de rapportage te weinig
informatie was om in te delen in één van categorieën, zijn ingedeeld in
de categorie 'Overig lid huishouden / onbekend'.- Totaal plaatsen in huishouden
- Nog onverzekerd 6 maanden na peildatum
- Nog onverzekerd 6 maanden na peildatum.
Personen die op de peildatum onverzekerd zijn en een half jaar later nog
steeds. Dit cijfer is gelijk aan het aantal formeel onverzekerden op
de peildatum min het aantal personen dat zich binnen een half jaar na
de peildatum alsnog verzekerd heeft, geëmigreerd is of afgevoerd is uit de
GBA (Gemeentelijke Basisadministratie). Er is hierbij geen rekening
gehouden met sterfte en een andere verzekeringsplicht.- Studenten naar soort hoger onderwijs
- Studenten in hoger beroepsonderwijs en wetenschappelijk onderwijs.
- Totaal hoger onderwijs
- HBO
- Studenten in het hoger beroepsonderwijs.
- WO
- Studenten in het wetenschappelijk onderwijs.
- Personen met een uitkering
- Het aantal personen dat een uitkering ontvangt. Het totaal aantal
personen met een uitkering hoeft niet gelijk te zijn aan de som van de
opgetelde getallen omdat één persoon meerdere uitkeringen kan ontvangen.
Het gaat om vier groepen uitkeringen:
- Arbeidsongeschiktheidsuitkeringen op grond van de WAO, WAZ, Wajong of
WIA
- Bijstandsuitkeringen op grond van de WWB, BBZ, WWIK, bijstand voor
adreslozen of bijstand voor personen in een inrichting
- Werkloosheidsuitkeringen op grond van de WW
- IOAW- en IOAZ-uitkeringen
WAO = Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering
Wajong = Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten
WAZ = Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen
WIA = Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, vanaf verslagjaar 2009
WWB = Wet werk en bijstand
BBZ = Besluit bijstandverlening zelfstandigen
WWIK = Wet werk en inkomen kunstenaars
WW = Werkloosheidswet
IOAW = Wet Inkomensvoorziening Oudere en gedeeltelijk Arbeidsongeschikte
werkloze Werknemers
IOAZ = Wet Inkomensvoorziening Oudere en gedeeltelijk Arbeidsongeschikte
gewezen Zelfstandigen.- Totaal personen met een uitkeringen
- Personen met arbeidsongeschiktheidsuitk.
- Personen met arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van:
WAO (Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering)
Wajong (Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten)
WAZ (Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen)
WIA (Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen), vanaf verslagjaar 2009
- Personen met bijstandsuitkering
- Personen met een bijstandsuitkering op grond van:
WWB (Wet werk en bijstand)
BBZ (Besluit bijstandverlening zelfstandigen)
WWIK (Wet werk en inkomen kunstenaars)
Bijstand voor adreslozen
Bijstand voor personen in een inrichting
- Personen met werkloosheidsuitkering
- Personen met werkloosheidsuitkering op grond van:
WW (Werkloosheidswet)
- Personen met IOAW / IOAZ-uitkering
- Personen met een uitkering op grond van:
IOAW (Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk
arbeidsongeschikte werkloze werknemers)
IOAZ (Wet inkomensvoorziening oudere zelfstandigen en gedeeltelijk
arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen)
- Plaats in huishouden
- De positie die een persoon in een huishouden inneemt ten opzichte van de
referentiepersoon van het huishouden. De referentiepersoon is een
statistische eenheid bedoeld voor het vaststellen van huishoudens-
kenmerken. Als er sprake is van een paar binnen een huishouden, wordt de
man als referentiepersoon aangemerkt. In geval van een paar van gelijk
geslacht is de oudste van het paar referentiepersoon. In een
eenouderhuishouden is de ouder referentiepersoon, in een overig
huishouden de oudste man (in geval van gelijk geslacht de oudste
persoon). Personen waarvan ten tijde van de rapportage te weinig
informatie was om in te delen in één van categorieën, zijn ingedeeld in
de categorie 'Overig lid huishouden / onbekend'.- Totaal plaatsen in huishouden
- Kind - minderjarig
- Als minderjarig kind is een persoon aangemerkt jonger dan 18 jaar die
ongehuwd is en die bij de ouder(s) woont.
- Kind - meerderjarig
- Als meerderjarig kind is een persoon aangemerkt van 18 jaar of ouder,
die ongehuwd is en bij de ouders woont.
- Alleenstaande
- Persoon die alléén een (deel van een) woonruimte bewoont en zichzelf
particulier voorziet in huisvesting en dagelijkse levensbehoeften.
- Partner in ongehuwd stel zonder kinderen
- Twee niet met elkaar gehuwde personen (exclusief personen die een
geregistreerd partnerschap hebben gesloten) in een huishouden zonder
kinderen.
- Partner in gehuwd stel zonder kinderen
- Twee met elkaar gehuwde personen (inclusief geregistreerd partnerschap)
in huishouden zonder kinderen.
Sinds 1 januari 1998 is het in Nederland mogelijk een geregistreerd
partnerschap aan te gaan. Geregistreerde partnerschappen staan ook open
voor paren van gelijk geslacht. Sinds 1 april 2001 is het mogelijk voor
paren van gelijk geslacht in het huwelijk te treden.
- Partner in ongehuwd stel met kinderen
- Twee niet met elkaar gehuwde personen (exclusief personen die een
geregistreerd partnerschap hebben gesloten) in een huishouden met
kinderen.
- Partner in gehuwd stel met kinderen
- Twee met elkaar gehuwde personen (inclusief geregistreerd partnerschap)
in huishouden met kinderen.
Sinds 1 januari 1998 is het in Nederland mogelijk een geregistreerd
partnerschap aan te gaan. Geregistreerde partnerschappen staan ook
open voor paren van gelijk geslacht. Sinds 1 april 2001 is het mogelijk
voor paren van gelijk geslacht in het huwelijk te treden.
- Ouder in eenoudergezin
- Particulier huishouden bestaande uit één ouder met één of meer kinderen.
Kinderen (ongeacht hun burgerlijke staat en leeftijd) kunnen zowel eigen,
stief- als adoptiekinderen zijn, ze wonen bij (één van) de ouder(s) en
hebben zelf geen thuiswonende kinderen. Pleegkinderen worden niet
meegeteld.
- Overig lid huishouden / onbekend
- Een persoon die geen partnerrelatie met de referentiepersoon heeft, daar
ook geen kind van is en evenmin een kind van de eventuele partner van de
referentiepersoon is, wordt 'overig lid' genoemd. Te denken valt hierbij
bijvoorbeeld aan een kostganger die bij een gezin inwoont. Ook twee
broers die samen één huishouding vormen en pleegkinderen, behoren tot
deze categorie. Een persoon van wie ten tijde van het onderzoek geen
informatie bekend was over plaats in huishouden, is toegevoegd aan
'onbekend'.
- In institutioneel huishouden
- Een institutioneel huishouden bestaat uit een verzameling van twee of
meer personen die een woonruimte bewonen en daar bedrijfsmatig worden
voorzien van huisvesting en dagelijkse levensbehoeften. Bij bewoners in
institutionele huishoudens gaat het om de bewoners van instellingen zoals
verpleeg-, verzorgings- en kindertehuizen, gezinsvervangende tehuizen,
revalidatiecentra en gevangenissen, die daar in principe voor langere
tijd (zullen) verblijven.
- Herkomstgroepering; generatie
- Totaal generaties
- Autochtoon
- Autochtonen zijn personen van wie beide ouders in Nederland zijn geboren,
ongeacht het land waar ze zelf zijn geboren.
- Eerste generatie allochtoon
- Persoon is zelf in het buitenland geboren; ten minste één ouder is in het
buitenland geboren.
- Tweede generatie allochtoon
- Persoon is in Nederland geboren; ten minste één ouder is in het
buitenland geboren.
- Stedelijkheid
- Stedelijkheid is een maatstaf voor de concentratie van menselijke
activiteiten gebaseerd op de gemiddelde omgevingsadressendichtheid (OAD).
Hierbij zijn vijf categorieën onderscheiden.
Bij de indeling naar stedelijkheid zijn numerieke waarden van de
gemiddelde omgevingsadressendichtheid voor afzonderlijke gebieden
gecategoriseerd in vijf groepen of klassen. De klassengrenzen van de
verschillende categorieën stedelijkheid worden toegepast met ingang van
1992 en zijn zo gekozen dat alle klassen ongeveer hetzelfde aantal
inwoners bevatten. De gemiddelde omgevingsadressendichtheid van een
gebied is het gemiddelde van de omgevingsadressendichtheden van alle
adressen in dat gebied. De omgevingsadressendichtheid wordt uitgedrukt in
adressen per km2.- Totaal stedelijkheid
- Zeer sterk stedelijk
- Zeer sterk stedelijk: gemiddelde omgevingsadressendichtheid van 2500 of
meer adressen per km2.
- Sterk stedelijk
- Sterk stedelijk: gemiddelde omgevingsadressendichtheid van 1500 tot 2500
adressen per km2.
- Matig stedelijk
- Matig stedelijk: gemiddelde omgevingsadressendichtheid van 1000 tot 1500
adressen per km2.
- Weinig stedelijk
- Weinig stedelijk: gemiddelde omgevingsadressendichtheid van 500 tot 1000
adressen per km2.
- Niet stedelijk
- Niet stedelijk: gemiddelde omgevingsadressendichtheid van minder dan 500
adressen per km2.
- Onverzekerden, percentage
- Het aantal onverzekerden uitgedrukt als percentage van het totale aantal
personen binnen de betreffende categorie. Onverzekerden zijn personen die
in de GBA (Gemeentelijke Basisadministratie) staan (administratieve
bevolking) en verzekeringsplichtig zijn, maar niet zijn opgenomen in het
verzekerdenbestand. In beginsel is iedereen die verplicht verzekerd is in
het kader van de AWBZ (Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten) ook
verplicht verzekerd in het kader van de Zorgverzekeringswet. In principe
zijn dat alle inwoners van Nederland en degenen die in Nederland
loonbelasting betalen. Hierin is echter een aantal wijzigingen
aangebracht met het "Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden
volksverzekeringen 1999". Dit leidt er toe dat de volgende groepen niet
verplicht zijn zich te verzekeren in het kader van de Zorgverzekeringswet:
- Asielzoekers;
- Personen die in Nederland wonen maar in het buitenland werken;
- Personen die in het buitenland een uitkering en/of pensioen ontvangen;
- Diplomaten en werknemers van volkenrechtelijke organisaties;
- Personen die tijdelijk vanuit het buitenland door hun werkgever naar
Nederland worden uitgezonden (gedetacheerd);
- Buitenlandse studenten die uitsluitend wegens studie in Nederland wonen.
Naast bovengenoemde groepen omvat deze categorie ook militairen in actieve
dienst en personen die vanwege hun levensovertuiging problemen hebben zich
te verzekeren (gemoedsbezwaarden). Volgens lid 2 van artikel 2 van de
Zorgverzekeringswet zijn zij niet verzekeringsplichtig.
Let op: Het CBS hanteert een onderscheid in formeel onverzekerden en de
onverzekerden die 6 maanden na peildatum nog steeds onverzekerd zijn.- Nog onverzekerd 6 maanden na peildatum
- Nog onverzekerd 6 maanden na peildatum.
Het aantal formeel onverzekerden op de peildatum dat een half jaar na
de peildatum nog steeds onverzekerd is, uitgedrukt als percentage van het
totale aantal personen binnen de betreffende categorie op de peildatum.
Hierbij is het aantal nog steeds onverzekerden gelijk aan het aantal
onverzekerden op de peildatum min het aantal personen dat zich binnen een
half jaar na de peildatum alsnog verzekerd heeft, geëmigreerd is of
afgevoerd is uit de GBA (Gemeentelijke Basisadministratie). Er is hierbij
geen rekening gehouden met sterfte en een andere verzekeringsplicht.- Studenten naar soort hoger onderwijs
- Studenten in hoger beroepsonderwijs en wetenschappelijk onderwijs.
- Totaal studenten naar hoger onderwijs
- HBO
- Studenten in het hoger beroepsonderwijs.
- WO
- Studenten in het wetenschappelijk onderwijs.
- Personen met een uitkering
- Het aantal personen dat een uitkering ontvangt. Het totaal aantal
personen met een uitkering hoeft niet gelijk te zijn aan de som van de
opgetelde getallen omdat één persoon meerdere uitkeringen kan ontvangen.
Het gaat om vier groepen uitkeringen:
- Arbeidsongeschiktheidsuitkeringen op grond van de WAO, WAZ, Wajong of
WIA
- Bijstandsuitkeringen op grond van de WWB, BBZ, WWIK, bijstand voor
adreslozen of bijstand voor personen in een inrichting
- Werkloosheidsuitkeringen op grond van de WW
- IOAW- en IOAZ-uitkeringen
WAO = Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering
Wajong = Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten
WAZ = Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen
WIA = Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, vanaf verslagjaar 2009
WWB = Wet werk en bijstand
BBZ = Besluit bijstandverlening zelfstandigen
WWIK = Wet werk en inkomen kunstenaars
WW = Werkloosheidswet
IOAW = Wet Inkomensvoorziening Oudere en gedeeltelijk Arbeidsongeschikte
werkloze Werknemers
IOAZ = Wet Inkomensvoorziening Oudere en gedeeltelijk Arbeidsongeschikte
gewezen Zelfstandigen.- Totaal personen met een uitkeringen
- Personen met arbeidsongeschiktheidsuitk.
- Personen met arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van:
WAO (Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering)
Wajong (Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten)
WAZ (Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen)
WIA (Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen), vanaf verslagjaar 2009
- Personen met bijstandsuitkering
- Personen met een bijstandsuitkering op grond van:
WWB (Wet werk en bijstand)
BBZ (Besluit bijstandverlening zelfstandigen)
WWIK (Wet werk en inkomen kunstenaars)
Bijstand voor adreslozen
Bijstand voor personen in een inrichting
- Personen met werkloosheidsuitkering
- Personen met werkloosheidsuitkering op grond van:
WW (Werkloosheidswet)
- Personen met IOAW/IOAZ-uitkering
- Personen met een uitkering op grond van:
IOAW (Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk
arbeidsongeschikte werkloze werknemers)
IOAZ (Wet inkomensvoorziening oudere zelfstandigen en gedeeltelijk
arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen)
- Plaats in huishouden
- De positie die een persoon in een huishouden inneemt ten opzichte van de
referentiepersoon van het huishouden. De referentiepersoon is een
statistische eenheid bedoeld voor het vaststellen van huishoudens-
kenmerken. Als er sprake is van een paar binnen een huishouden, wordt de
man als referentiepersoon aangemerkt. In geval van een paar van gelijk
geslacht is de oudste van het paar referentiepersoon. In een eenouder-
huishouden is de ouder referentiepersoon, in een overig huishouden de
oudste man (in geval van gelijk geslacht de oudste persoon). Personen
waarvan ten tijde van de rapportage te weinig informatie was om in te
delen in één van categorieën, zijn ingedeeld in de categorie 'Overig lid
huishouden / onbekend'.- Totaal plaatsen in huishouden
- Kind - minderjarig
- Als minderjarig kind is een persoon aangemerkt jonger dan 18 jaar die
ongehuwd is en die bij de ouder(s) woont.
- Kind - meerderjarig
- Als meerderjarig kind is een persoon aangemerkt van 18 jaar of ouder,
die ongehuwd is en bij de ouders woont.
- Alleenstaande
- Persoon die alléén een (deel van een) woonruimte bewoont en zichzelf
particulier voorziet in huisvesting en dagelijkse levensbehoeften.
- Partner in ongehuwd stel zonder kinderen
- Twee niet met elkaar gehuwde personen (exclusief personen die een
geregistreerd partnerschap hebben gesloten) in een huishouden zonder
thuiswonende thuiswonende kinderen.
- Partner in gehuwd stel zonder kinderen
- Twee met elkaar gehuwde personen (inclusief geregistreerd partnerschap)
in huishouden zonder thuiswonende thuiswonende kinderen.
Sinds 1 januari 1998 is het in Nederland mogelijk een geregistreerd
partnerschap aan te gaan. Geregistreerde partnerschappen staan ook open
voor paren van gelijk geslacht. Sinds 1 april 2001 is het mogelijk voor
paren van gelijk geslacht in het huwelijk te treden.
- Partner in ongehuwd stel met kinderen
- Twee niet met elkaar gehuwde personen (exclusief personen die een
geregistreerd partnerschap hebben gesloten) in een huishouden met
thuiswonende thuiswonende kinderen.
- Partner in gehuwd stel met kinderen
- Twee met elkaar gehuwde personen (inclusief geregistreerd partnerschap)
in huishouden met thuiswonende thuiswonende kinderen.
Sinds 1 januari 1998 is het in Nederland mogelijk een geregistreerd
partnerschap aan te gaan. Geregistreerde partnerschappen staan ook
open voor paren van gelijk geslacht. Sinds 1 april 2001 is het mogelijk
voor paren van gelijk geslacht in het huwelijk te treden.
- Ouder in eenoudergezin
- Particulier huishouden bestaande uit één ouder met één of meer kinderen.
Kinderen (ongeacht hun burgerlijke staat en leeftijd) kunnen zowel eigen,
stief- of adoptiekinderen zijn, ze wonen bij (één van) de ouder(s) en
hebben zelf geen thuiswonende kinderen. Pleegkinderen worden niet
meegeteld.
- Overig lid huishouden / onbekend
- Een persoon die geen partnerrelatie met de referentiepersoon heeft, daar
ook geen kind van is en evenmin een kind van de eventuele partner van de
referentiepersoon is, wordt 'overig lid' genoemd. Te denken valt hierbij
bijvoorbeeld aan een kostganger die bij een gezin inwoont. Ook twee
broers die samen één huishouding vormen en pleegkinderen, behoren tot
deze categorie. Een persoon van wie ten tijde van het onderzoek geen
informatie bekend was over plaats in huishouden, is toegevoegd aan
'onbekend'.
- In institutioneel huishouden
- Een institutioneel huishouden bestaat uit een verzameling van twee of
meer personen die een woonruimte bewonen en daar bedrijfsmatig worden
voorzien van huisvesting en dagelijkse levensbehoeften. Bij bewoners in
institutionele huishoudens gaat het om de bewoners van instellingen zoals
verpleeg-, verzorgings- en kindertehuizen, gezinsvervangende tehuizen,
revalidatiecentra en gevangenissen, die daar in principe voor langere
tijd (zullen) verblijven.
- Herkomstgroepering; generatie
- Totaal generaties
- Autochtoon
- Autochtonen zijn personen van wie beide ouders in Nederland zijn geboren,
ongeacht het land waar ze zelf zijn geboren.
- Eerste generatie allochtoon
- Persoon is zelf in het buitenland geboren; ten minste één ouder is in het
buitenland geboren.
- Tweede generatie allochtoon
- Persoon is in Nederland geboren; ten minste één ouder is in het
buitenland geboren.
- Stedelijkheid
- Stedelijkheid is een maatstaf voor de concentratie van menselijke
activiteiten gebaseerd op de gemiddelde omgevingsadressendichtheid (OAD).
Hierbij zijn vijf categorieën onderscheiden.
Bij de indeling naar stedelijkheid zijn numerieke waarden van de
gemiddelde omgevingsadressendichtheid voor afzonderlijke gebieden
gecategoriseerd in vijf groepen of klassen. De klassengrenzen van de
verschillende categorieën stedelijkheid worden toegepast met ingang van
1992 en zijn zo gekozen dat alle klassen ongeveer hetzelfde aantal
inwoners bevatten. De gemiddelde omgevingsadressendichtheid van een
gebied is het gemiddelde van de omgevingsadressendichtheden van alle
adressen in dat gebied. De omgevingsadressendichtheid wordt uitgedrukt in
adressen per km2.- Totaal stedelijkheid
- Zeer sterk stedelijk
- Zeer sterk stedelijk: gemiddelde omgevingsadressendichtheid van 2500 of
meer adressen per km2.
- Sterk stedelijk
- Sterk stedelijk: gemiddelde omgevingsadressendichtheid van 1500 tot 2500
adressen per km2.
- Matig stedelijk
- Matig stedelijk: gemiddelde omgevingsadressendichtheid van 1000 tot 1500
adressen per km2.
- Weinig stedelijk
- Weinig stedelijk: gemiddelde omgevingsadressendichtheid van 500 tot 1000
adressen per km2.
- Niet stedelijk
- Niet stedelijk: gemiddelde omgevingsadressendichtheid van minder dan 500
adressen per km2.