Particuliere huishoudens met laag inkomen / rond sociaal minimum, 2003

Particuliere huishoudens met laag inkomen / rond sociaal minimum, 2003

Regio's Samenstelling van het huishouden Aantal huishoudens (x 1 000) Aant. huish. met een laag inkomen (%)
Agglomeratie Leiden en Bollenstreek (CR) Totaal particulier huishouden 155,4 7
Agglomeratie Leiden en Bollenstreek (CR) Eenpersoonshuishouden 49,5 10
Midden-Noord-Brabant (CR) Totaal particulier huishouden 178,5 8
Midden-Noord-Brabant (CR) Eenpersoonshuishouden 49,6 12
Midden-Limburg (CR) Totaal particulier huishouden 94,8 8
Midden-Limburg (CR) Eenpersoonshuishouden 24,7 12
Leeuwarden (GA) Totaal particulier huishouden 40,5 12
Leeuwarden (GA) Eenpersoonshuishouden 16,3 18
Leiden (GA) Totaal particulier huishouden 103,8 7
Leiden (GA) Eenpersoonshuishouden 36,1 11
Leeuwarden (SG) Totaal particulier huishouden 66,9 10
Leeuwarden (SG) Eenpersoonshuishouden 22,8 15
Leiden (SG) Totaal particulier huishouden 133,1 7
Leiden (SG) Eenpersoonshuishouden 43,6 10
Leeuwarden Totaal particulier huishouden 40,5 12
Leeuwarden Eenpersoonshuishouden 16,3 18
Coevorden Totaal particulier huishouden 14,8 9
Coevorden Eenpersoonshuishouden 3,9 12
Hardenberg Totaal particulier huishouden 20,9 7
Hardenberg Eenpersoonshuishouden 4,6 10
Oldenzaal Totaal particulier huishouden 12,7 8
Oldenzaal Eenpersoonshuishouden 3,4 12
Wierden Totaal particulier huishouden 8,3 6
Wierden Eenpersoonshuishouden 1,6 6
Rijnwaarden Totaal particulier huishouden 4,4 6
Rijnwaarden Eenpersoonshuishouden 0,9 9
Rheden Totaal particulier huishouden 19,2 7
Rheden Eenpersoonshuishouden 6,3 11
Vorden Totaal particulier huishouden 3,3 6
Vorden Eenpersoonshuishouden 0,8 x
Leusden Totaal particulier huishouden 11,5 5
Leusden Eenpersoonshuishouden 3,1 6
Woudenberg Totaal particulier huishouden 4,2 5
Woudenberg Eenpersoonshuishouden 1,0 x
Den Helder Totaal particulier huishouden 26,2 8
Den Helder Eenpersoonshuishouden 8,9 14
Muiden Totaal particulier huishouden 2,8 7
Muiden Eenpersoonshuishouden 0,8 13
Naarden Totaal particulier huishouden 7,0 4
Naarden Eenpersoonshuishouden 2,2 7
Alphen aan den Rijn Totaal particulier huishouden 28,2 6
Alphen aan den Rijn Eenpersoonshuishouden 8,1 9
Berkel en Rodenrijs Totaal particulier huishouden 6,6 6
Berkel en Rodenrijs Eenpersoonshuishouden 1,4 9
Capelle aan den IJssel Totaal particulier huishouden 28,1 8
Capelle aan den IJssel Eenpersoonshuishouden 9,1 12
Krimpen aan den IJssel Totaal particulier huishouden 11,3 5
Krimpen aan den IJssel Eenpersoonshuishouden 2,7 9
Leiden Totaal particulier huishouden 51,0 10
Leiden Eenpersoonshuishouden 21,3 13
Nieuwerkerk aan den IJssel Totaal particulier huishouden 8,4 6
Nieuwerkerk aan den IJssel Eenpersoonshuishouden 1,8 9
Woerden Totaal particulier huishouden 18,5 5
Woerden Eenpersoonshuishouden 4,8 7
Giessenlanden Totaal particulier huishouden 5,3 5
Giessenlanden Eenpersoonshuishouden 1,1 9
Geertruidenberg Totaal particulier huishouden 8,4 5
Geertruidenberg Eenpersoonshuishouden 1,9 11
Heusden Totaal particulier huishouden 16,3 6
Heusden Eenpersoonshuishouden 3,5 8
Sint-Oedenrode Totaal particulier huishouden 6,4 6
Sint-Oedenrode Eenpersoonshuishouden 1,4 10
Uden Totaal particulier huishouden 16,0 7
Uden Eenpersoonshuishouden 4,3 10
Arcen en Velden Totaal particulier huishouden 3,4 8
Arcen en Velden Eenpersoonshuishouden 0,7 13
Eijsden Totaal particulier huishouden 4,4 5
Eijsden Eenpersoonshuishouden 0,9 x
Helden Totaal particulier huishouden 7,2 7
Helden Eenpersoonshuishouden 1,5 13
Reusel-De Mierden Totaal particulier huishouden 4,4 7
Reusel-De Mierden Eenpersoonshuishouden 0,9 10
De Wolden Totaal particulier huishouden 9,2 7
De Wolden Eenpersoonshuishouden 2,2 9
Noordenveld Totaal particulier huishouden 13,3 6
Noordenveld Eenpersoonshuishouden 3,5 10
Midden-Drenthe Totaal particulier huishouden 13,1 7
Midden-Drenthe Eenpersoonshuishouden 3,2 9
Midden-Delfland Totaal particulier huishouden 6,3 5
Midden-Delfland Eenpersoonshuishouden 1,5 6
Bron: CBS.
Verklaring van tekens

Tabeltoelichting


Sinds 1946 houdt het Centraal Bureau voor de Statistiek regelmatig
onderzoek naar de regionale inkomensverdeling. Deze onderzoeken zijn
voornamelijk gebaseerd op registers afkomstig van het Ministerie van
Financiën (de fiscale registers) en de Nederlandse gemeenten
(de bevolkingsregisters = GBA).
De uiteindelijke RIO resultaten zijn gebaseerd op een steekproef
van 1,9 miljoen huishoudens.

Inkomensverdelingen van personen en huishoudens, per landsdeel,
provincie, COROP-gebied, grootstedelijke agglomeratie, stadsgewest
en gemeente.

Gegevens beschikbaar vanaf: 2003

Frequentie: eenmalig
Omdat de gemeentelijke indeling jaarlijks verandert worden de
uitkomsten uit het RIO voor elk afzonderlijk onderzoeksjaar
gepubliceerd; samenvoeging of splitsing van gemeenten heeft tot
gevolg dat alle informatie gerelateerd aan het inkomen in een
nieuw gevormde of gesplitste gemeente aanzienlijk kan wijzigen
waardoor vergelijkbaarheid in de tijd niet mogelijk is.

Toelichting onderwerpen

Aantal huishoudens
De hier opgenomen populatie betreft particuliere huishoudens met inkomen.
Aant. huish. met een laag inkomen
Het percentage huishoudens met een laag inkomen met de desbetreffende
huishoudenssamenstelling.
De lage-inkomensgrens is vastgesteld op 9.249 euro. Dit bedrag komt in
koopkracht ongeveer overeen met de koopkracht van een bijstandsuitkering
voor een alleenstaande in 1979, toen deze op zijn hoogst was. Het
inkomensbegrip dat in deze publicatie wordt gehanteerd, is het
besteedbaar inkomen verminderd met eventueel ontvangen
huursubsidie. Om te bepalen hoe het inkomen van een huishouden zich
verhoudt tot de lage-inkomensgrens, wordt het inkomen van
een huishouden gecorrigeerd voor verschillen in huishoudenssamenstelling
en voor de prijsontwikkeling. De correctie voor verschillen in
samenstelling vindt plaats met behulp van equivalentiefactoren.
In de equivalentiefactor komen de schaalvoordelen tot uitdrukking die het
gevolg zijn van het voeren van een gemeenschappelijke huishouding. Met
behulp van de equivalentiefactoren worden alle inkomens herleid tot het
inkomen van een eenpersoonshuishouden. Op deze wijze zijn de
inkomensniveaus van huishoudens onderling vergelijkbaar gemaakt.
Vervolgens wordt dit gestandaardiseerde inkomen (met
consumentenprijsindices) herleid naar het prijspeil in 2000.
Het resulterende inkomen is laag wanneer het minder is dan 9.249 euro.